• No results found

Het Decreet op het Natuurbehoud

6FKHWV$FWXHOHWRHVWDQG

2PVFKDNHOHQQDDUGXXU]DDPZDWHUEHKHHU

II.3.2.3 Het Decreet op het Natuurbehoud

agrarische gebieden 154 3,7

agrarische gebieden met ecologisch belang 262 6,4

landschappelijk waardevolle agrarische gebieden 817 19,8

natuurgebieden 1.349 32,7

natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten 234 5,7 bosgebieden 137 3,3 groengebieden 97 2,4 parkgebieden 135 3,3 bufferzones 29 0,7 recreatiegebieden 83 2,0

gebieden voor dagrecreatie 123 3,0

gebieden voor verblijfsrecreatie 63 1,5

gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 64 1,5

ambachtelijke bedrijven en kmo’s 26 0,6

industriegebieden 130 3,2

milieubelastende industrieën <1 <0,1

bestaande autosnelwegen 2 <0,1

bestaande waterwegen 135 3,3

woongebieden 133 3,2

woongebieden met cultureel, historische en/ of esthetische waarde

<1 <0,1

woongebieden met landelijk karakter 103 2,5

woonuitbreidingsgebieden 47 1,1

Totaal 4.122,9 100,0

II.3.2.3 Het Decreet op het Natuurbehoud

II.3.2.3.1 Algemeen

Een eerste stap naar een afdoende bescherming van het natuurlijk milieu kwam er in het Decreet voor Natuurbehoud en Natuurlijk Milieu van 21/10/97 (B.S. 10/01/98). Het vervangt bijna volledig de wet op het natuurbehoud van 1973 en zet een aantal duidelijke nieuwe krachtlijnen uit.

In dit decreet worden de doelstellingen van het natuurbehoud vastgelegd. Het beleid zal zich richten op “de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijke milieu”, maar ook op “de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit”. Daarnaast wordt het “scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak” beoogd. Het decreet berust op het “stand-still”-beginsel zowel naar kwaliteit als naar kwantiteit van de natuur, het principe van “de vervuiler betaalt”, de zorgplicht, het voorkomingsbeginsel, het beginsel van voorkeur voor brongerichte maatregelen en het integratiebeginsel.

Het decreet voorziet in een natuurtoets voor vergunningsplichtige activiteiten (art. 16) in geval van vermijdbare schade.

Het gebiedsgerichte luik van dit decreet voorziet in de uitbouw van een Vlaams Ecologisch Netwerk, aangevuld met een Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk, de uitbouw van natuurreservaten, de instandhouding van soorten en habitats in vast te stellen Speciale Beschermingszones, bijzondere en specifieke maatregelen die in natuurinrichtingsprojecten en natuurrichtplannen kunnen genomen worden en tot slot in verwerving van gronden en in vrijwillige beheersovereenkomsten.

Het decreet bepaalt verder dat er om de 5 jaar een Natuurbeleidsplan dient te worden opgesteld. Dit is in wezen een uitvoeringsplan, opgedeeld in 5 deelplannen: (1) gebiedsgericht met invulling van VEN en IVON en de te nemen acties, (2) doelstellingen en maatregelen in relatie met natuurdoeltypen, (3) behoud van soorten, (4) doelgroepenbeleid, (5) ondersteuning van provinciale en lokale overheden.

Een wijziging van het Natuurdecreet werd op 19/07/02 bekrachtigd en op 31/08/02 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Een belangrijke wijziging is het in overeenstemming brengen van de Vlaamse wetgeving met de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Andere belangrijke wijzigingen zijn de decretale verankering van de natuurvergunning voor wijziging van vegetatie en kleine landschapselementen, de wijziging van de procedure voor afbakening van VEN en IVON, de wijziging van de toegankelijkheid van natuurreservaten en VEN en de wijzigingen aan het instrument natuurinrichting.

II.3.2.3.2 Het "Vegetatiewijzigingsbesluit, het besluit van 23 juli 1998 tot

uitvoering van het natuurdecreet" en het Bermbesluit

Het vroegere “Vegetatiewijzigingsbesluit” is vervangen door hoofdstuk IV in het eerste uitvoeringsbesluit van het Natuurdecreet op 23/07/98 (B.S. 10/09/98 en Wijzigingsdecreet

van 19/07/02, B.S. 31/08/02). Nieuw is dat er nu sprake is van een verbod, een

natuurvergunningsplicht en een meldingsplicht (kaart 4).

Het wijzigen van volgende kleine landschapselementen en vegetaties is verboden in het ganse Vlaamse Gewest:

- holle wegen;

- graften;

- bronnen;

- historisch permanent grasland en poelen gelegen in groengebieden, parkgebieden,

buffergebieden en bosgebieden;

- vennen en heiden;

- moerassen en waterrijke gebieden;

- duinvegetaties.

Bij vergunningsplichtige wijzigingen wordt een onderscheid gemaakt tussen de natuurvergunningsplicht voor wijziging van vegetatie en de natuurvergunningsplicht voor wijziging van kleine landschapselementen.

De volgende activiteiten zijn verboden tenzij voorafgaand een schriftelijke vergunning is

verkregen (YHJHWDWLH):

- het afbranden, vernietigen, beschadigen of doen afsterven van vegetatie met

mechanische of chemische middelen;

- het wijzigen van historisch permanent grasland met inbegrip van het micro-reliëf;

- het aanplanten of rooien van bosjes op plaatsen met vegetatie;

- het wijzigen van reliëf met inbegrip van nivellering van micro-reliëf;

- het wijzigen van het overstromingsregime van vegetatie. Deze vergunningsplicht is van toepassing in:

- de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, valleigebieden,

brongebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden met bijzondere waarde en natuurontwikkelingsgebieden;

- Vogelrichtlijngebieden;

- Ramsar-watergebieden;

- beschermde duingebieden;

- Habitatrichtlijngebieden.

Het wijzigen van historisch permanent grasland in groengebieden, parkgebieden, buffergebieden of bosgebieden is verboden.

Ook de volgende activiteiten zijn verboden tenzij voorafgaand een schriftelijke vergunning is

verkregen (NOHLQHODQGVFKDSVHOHPHQWHQ):

- het rooien of verwijderen en het beschadigen van houtachtige beplantingen op bermen of

taluds of langs waterlopen, dijken of taluds, heggen, hagen, houtkanten, houtwallen, bomenrijen, hoogstamboomgaarden;

- het afbranden en vernietigen, beschadigen of doen afsterven met mechanische of

chemische middelen van de vegetatie horende bij kleine landschapselementen of van perceelsrandbegroeiingen en sloten;

- het uitgraven, verbreden, rechttrekken, dichten van stilstaande waters, poelen of

waterlopen.

Deze vergunningsplicht is van toepassing in:

- de gebieden en zones waarin een vergunningsplicht op de wijziging van vegetatie geldt;

- de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden en agrarische gebieden;

- de gebieden van het IVON.

Wel bestaan er uitzonderingsbepalingen op deze regel, bv. in het kader van werken met een bouwvergunning, werken uitgevoerd binnen een bepaalde straal van huiskavels, of in het kader van goedgekeurde beheerplannen of inrichtingsprojecten. Tevens kunnen individuele afwijkingen toegestaan worden door de bevoegde Minister.

De volgende activiteiten moeten voorafgaand schriftelijk worden gemeld aan het College van Burgemeester en Schepenen:

- het wijzigen van de vegetaties: struwelen, loofbossen, houtachtige beplantingen op

bermen of taluds of langs waterlopen, dijken of taluds;

- het wijzigen van de kleine landschapselementen: heggen, hagen, houtkanten,

houtwallen, bomenrijen, hoogstamboomgaarden, stilstaande waters, poelen of beken. Deze meldingsplicht is van toepassing in het ganse Vlaamse Gewest behalve in:

- woon- en industriegebieden;

- de gebieden en zones waarin een vergunningsplicht geldt.

Het "Bermbesluit" werd in het kader van de Wet op Natuurbehoud van 12/07/73 (B.S. 11/09/73) genomen en regelt het beheer van de taluds langs wegen, waterlopen en spoorwegen, waarvan het beheer toebehoort aan publiekrechtelijke rechtspersonen.

Volgende maatregelen zijn van toepassing op bermen die beheerd worden door publiekrechterlijke rechtspersonen tenzij in een ontheffing anders door het bermbeheerplan aangegeven wordt:

- verbod gebruik biociden;

- begraasde bermen mogen niet voor 15 juni gemaaid worden; - een eventuele tweede maaibeurt mag pas na 15 september; - maaisel verwijderen binnen de 10 dagen;

- de ondergrondse plantendelen en de houtgewassen mogen niet beschadigd worden.