• No results found

Hoofdstuk 5 Methodologisch kader en probleemstelling

6.3 De wachtzaal als publieke ruimte bestudeerd vanuit haar ambivalent karakter

6.3.1 Herkenbaarheid versus anonimiteit

De wachtruimte kan worden aanzien als een thuishaven voor de drie relationele sferen zoals omschreven door Hunter (in Lofland 1998). De pool van herkenbaarheid en gemeenschappelijkheid wordt vertegenwoordigd door de parochiaal- en privaat-relationele sfeer. Deze kaderen binnen de bredere publiek-relationele sfeer van onbekenden (Soenen, 2006).

Op basis van de observatievoorbeelden willen we een aantal situaties weergeven waarin de drie relationele sferen zich verschillend ten opzichte van elkaar verhouden. Op deze manier willen wij in beeld brengen hoe privaat en publiek zich ten opzichte van elkaar kunnen verhouden in de wachtzaal.

Moeder Ellen komt met Katho (15 maand) terug de wachtkamer binnen na het bezoek aan de arts. Katho weent hard en Ellen troost haar dochter bij het buitenkomen. De vrijwilligster Maria vraagt aan de moeder of Katho een prikje heeft gehad, waarop deze antwoordt dat het een zeer venijnig prikje was.

“Ik zie het”, zegt de vrijwilligster. “Ze ziet er kwaad uit.”.

“En terecht. Het zal je als baby maar overvallen; zo een grote spuit in zo een klein lichaampje”, beaamt de moeder.

De vrijwilligster knikt instemmend en aait Katho even over het hoofd.

In de wachtzaal bevinden zich nog drie andere ouders. Twee moeders hebben hun baby reeds uitgekleed en wachten op een bezoek bij de dokter. Een andere vader zit in het eerste deel van de wachtzaal samen met zijn baby te spelen op de mat.

Tijdens het aankleden blijft Katho wenen. De moeder begint zachtjes een liedje te zingen voor Katho. […]

De twee moeders observeren de interactie tussen Katho en Ellen. In de wachtzaal worden een aantal glimlachen tussen de ouders onderling uitgewisseld. Maria praat ondertussen fluisterend tegen Krista, de tweede vrijwilligster.

Wanneer Ellen de wachtzaal heeft verlaten, is het er muisstil. Beide moeders houden zich individueel bezig met hun eigen kind. Ook de vader die ondertussen aan de uitkleedtafel is komen staan, leest nu samen met zijn dochter in een boekje.

Aan de hand van dit voorbeeld wensen we duidelijk te maken dat het onmogelijk is om een strikt onderscheid te maken tussen de verschillende relationele sferen op een enkel moment in de wachtzaal. De drie relationele sferen zijn voortdurend met elkaar vervlochten binnen de ruimte.

We kunnen de publiek-relationele sfeer duiden als de relaties tussen onbekenden; hij wordt bijgevolg gekenmerkt door zijn anoniem karakter (Lofland, 1998). In het aangehaalde voorbeeld vinden we een dergelijke relatie terug in de anonieme interactie tussen de aanwezige moeders in het eerste deel van de wachtzaal. De link tussen beide moeders is louter het gevolg van hun toevallige gelijktijdige aanwezigheid in de ruimte. Ze kennen elkaar niet en behandelen elkaar als niet-personen (Goffman, 1963). Ze kijken elkaar desalniettemin soms aan, of richten hun blik op de kinderen. Wanneer de

blikken van beide moeders elkaar kruisen, glimlachen ze even naar elkaar vooraleer de blikken opnieuw worden afgewend.

De parochiaal-relationele sfeer omvat interacties die tot stand komen op basis van een (tijdelijk) gevoel van gemeenschappelijkheid of herkenbaarheid tussen twee of meerdere personen binnen eenzelfde ruimte (Soenen, 2006). Als dusdanig kadert de begripvolle en troostende interactie tussen Ellen, haar baby en de vrijwilligster binnen deze parochiale sfeer. In haar rol als vrijwilligster probeert Maria het kind te troosten en tegelijk een rustige omgeving te creëren voor de moeder en haar kind dat net een pijnlijke prik te verduren kreeg bij de arts. Omdat de moeder vertrouwd is met de identiteit van de vrijwilligster binnen de wachtzaal, kan het troostende gesprek ervoor zorgen dat zowel moeder als kind de ruimte op dit moment als een vertrouwelijke omgeving beschouwen.

De privaat-relationele sfeer verwijst eveneens naar een sensatie van gemeenschappelijkheid, maar dan op basis van intimiteit tussen de betrokken personen (Lofland, 1998). In het beschreven voorbeeld trekt de vader zich terug uit de drukke ruimte door samen met zijn dochter in de tweede wachtruimte op de speelmat te gaan zitten. Op die manier kan hij binnen deze drukke publieke ruimte een kleine oase van rust en intimiteit voor zijn dochter creëren; zodoende schept hij zichzelf een privaat-relationele sfeer.

Op basis van de verschillende observaties kunnen we stellen dat de publiek-relationele sfeer binnen de wachtzaal overheerst. De ruimte wordt immers in hoofdzaak door onbekenden bevolkt. Deze sfeer vormt binnen de wachtzaal een breder relationeel geheel waarbinnen de twee andere sferen zich manifesteren. Afwezige banden zijn kenmerkend voor de relatie tussen de aanwezige ouders in de wachtzaal.

Afhankelijk van de specifieke situatie kunnen de andere relationele sferen zich toch dominant verhouden ten opzichte van de publiek sfeer.

De hieronder omschreven voorbeelden geven een illustratie van hoe één van de twee andere sferen de publiek-relationele sfeer kan overstemmen.

Aïssa komt de wachtkamer binnen met haar baby Aziza (1 maand oud) en haar zus Bibi (beiden Franstalig).

Aïssa begroet de vrijwilligster in het Nederlands. Het is erg druk in de wachtzaal. In beide delen van de wachtruimte zitten er ouders.

Omdat er geen plaats meer is aan de uitkleedtafels, verzoekt de vrijwilligster hen nog even plaats te nemen op een stoel naast de speelmat. […]

Bibi en Aïssa praten stilletjes tegen elkaar. Ze kijken vaak naar Aziza en richten hun blikken maar weinig op de rest van de ruimte. De twee andere ouders aanwezig in dit gedeelte van de wachtzaal spelen elk met hun eigen kindje op de speelmat. Wanneer de GSM van Bibi weerklinkt, verontschuldigt zij zich binnensmonds en loopt de kamer uit. Niemand kijkt op.

In het voorbeeld zijn alle ouders sterk gericht op de interactie met hun kind, d.w.z. met hun eigen persoonlijke netwerk. Op dit moment wordt de ruimte gekenmerkt door ouders die voornamelijk interageren binnen hun eigen privaat-relationele kring. Er wordt geen contact gezocht met andere ouders. Wanneer de GSM van Bibi afgaat, gaat ze naar buiten. Op die manier installeert ze een fysieke scheiding tussen het private en het publieke. Door zich binnensmonds te verontschuldigen, blijkt dat ze zich ondanks de weinige interacties met andere ouders toch bewust is van haar aanwezigheid in de publieke ruimte. In dit voorbeeld kunnen de privaat-relationele interacties van het persoonlijke netwerk beschouwd worden als kleine, geïsoleerde eilandjes binnen een grotere publieke zee.

Het is overigens een constante doorheen de verschillende observatiedata dat wanneer ouders zich bezighouden met het uitkleden van hun baby, de interacties zich voornamelijk in het private domein situeren. Het aan- en uitkleden van de baby op de tafel is voor de ouder vaak een fulltime bezigheid.

Op deze momenten wordt er weinig rondgekeken in de ruimte alsook weinig gecommuniceerd met andere ouders of met de vrijwilligers. Soms kijken ouders wel even naar de baby’s van de andere ouders, maar dergelijke blikken zijn veelal vluchtig.

Ook de parochiaal-relationele sfeer kan domineren ten opzichte van de andere twee sferen. Volgend voorbeeld omschrijft een interactie tussen onbekende ouders binnen een tijdelijk parochiale sfeer.

Drie moeders zijn gezeten in het eerste deel van de wachtruimte. Twee moeders bevinden zich dicht in elkaars buurt aan de ververstafel. Doordat één baby grappige geluiden maakt, richt de moeder ernaast haar blik vaak op deze baby. Hierdoor ontstaat een gesprek tussen beide moeders.

“Zo een levendig kindje, zeg.”

“Ja , energie heeft hij alleszins niet tekort. Maar dat heeft hij van zijn vader, hoor.”

“Hoe oud is hij?”

“Nu net 15 maanden.”

“Oei , dan moet hij straks een spuitje hebben?”

“Ja , nu zit hij nog te lachen, maar ik denk dat hij mij straks zal vervloeken.”

(Algemeen gelach in de wachtzaal)

Aan de tweede uitkleedtafel zit nog een derde moeder te wachten op de arts. Ze hoort het gesprek en kijkt soms op. Ze lacht mee wanneer de andere twee moeders lachen met de gedragingen van hun baby’s.

Na het gesprek over het spuitje eindigt de interactie tussen beide ouders.

In deze situatie treden twee moeders op basis van hun kinderen als gemeenschappelijke factor met elkaar in interactie. Het kortstondige gesprek tussen beiden vloeit voort uit de wederzijds herkenbare identiteit van het moederschap. De vriendelijke, informele wijze waarop de ouders met elkaar omgegaan, creëert (ook voor de voor meeluisterende aanwezigen) tijdelijk een gemoedelijke

parochiale sfeer in de wachtruimte. Beide onbekende moeders ervaren een efemeer gevoel van gemeenschappelijkheid en publieke familiariteit.

Op een gelijkaardige manier knoopten twee moeders in de wachtzaal een gesprek aan omdat ze zich het vorig consult naast elkaar bevonden aan de uitkleedtafel. De ene moeder vroeg de andere of zij haar ook herkende van de vorige keer. Na deze introductie ontstond een langdurig gesprek tussen de moeders. Ze wisselden intieme informatie uit over hoe het dokterconsult was verlopen. De voorafgaande ontmoeting stimuleerde als dusdanig een gevoel van herkenbaarheid tussen beide moeders die een tijdelijk wij-gevoel ervoeren.

De korte gesprekken binnen een publiek-relationele sfeer vertonen op zich een ambivalent karakter.

Ouders kunnen tijdelijk met elkaar een gesprek aangaan, maar wanneer één van de ouders beslist om het gesprek te beëindigen en zich opnieuw te focussen op de private interactie met het eigen kind, krijgt de relatie tussen beide ouders een nieuwe invulling. Door de abrupte beëindiging van het gesprek vallen beide ouders terug op de anonimiteit die kenmerkend is voor afwezige banden in een publieke ruimte.

Anders is het wanneer ouders in de wachtzaal bekenden tegen het lijf lopen. In dergelijke situaties wordt hun relatie niet gekenmerkt door ambivalentie. Eenmaal duidelijk wordt dat beide ouders zich in het verleden reeds geëngageerd hebben in de wereld van bekenden, kunnen ze niet langer terugvallen op een vluchtige, anonieme manier van contact leggen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat hoewel hun relatie op dat moment niet ambivalent is te noemen, de situatie binnen de wachtzaal op zich nog steeds door deze ambivalentie wordt getekend. Volgend voorbeeld schetst een beeld van hoe een vaste, parochiale relatie vorm kan krijgen binnen de wachtzaal.

Kathy komt met haar kinderen Lies (4 maand oud) en Elke (3 jaar) de wachtkamer binnengewandeld. Ze begroeten Chris, de vrijwilligster. Kathy en Els lijken elkaar te kennen. Ze lopen naar elkaar toe en begroeten elkaar. Els houdt Kathy heel kort even vast bij de bovenarm. Kathy start een gesprek.

“Hoe oud is jullie jongste nu?”

“Gisteren net drie maanden geworden.”

“Dat gaat toch allemaal vlug, hé.”

“Hoe gaat het met jullie? Alles goed?”

“Ja, hoor. We stellen het goed. We hebben geluk dat Lorenzo ons in de nacht wat slaap gunt.”

“O, daarvoor zou ik geld geven. Ik mag al blij zijn als ik één uurtje goed door kan slapen. […]”

“Op school is het blijkbaar ook een echte babyboom. Er zijn al drie juffen op zwangerschapsverlof.”

“Ja , het is blijkbaar echt de periode. […]”

“ Maar kijk, wij moeten naar de verpleegkundige. We zien elkaar wel binnenkort aan de schoolpoort, hé.”

Nadat Els en Kenny de wachtkamer zijn uitgewandeld, vraagt Kathy aan haar oudste dochter of dit toch wel de mama van Céline was. Elke knikt. Daarna richt de moeder zich tot Chris. […]

Ook buiten deze specifieke context blijken deze moeders bekenden voor elkaar te zijn. Het gaat hier niet om sterke banden zoals Granovetter (1973) ze omschrijft, maar eerder om een zwakke band tussen twee ouders die elkaar kennen omdat beide kinderen op dezelfde plaats schoollopen. Els en Kathy kennen elkaar met andere woorden in hun specifieke rol als ouders. Op basis van dit gezamenlijke kenmerk ontstaat spontaan een gefocuste interactie die binnen de parochiaal-relationele sfeer te situeren valt. Deze parochiale interacties komen minder vaak voor binnen de wachtzaal. In de reacties van mensen kunnen we dan ook vaak enige verwondering bespeuren door een bepaalde persoon in deze ruimte aan te treffen.