• No results found

Aangezien het ons om de interactie tussen ouders van jonge kinderen (0-3) in de publieke ruimte ging, dienden we een ruimte te kiezen die veel ouders in een anonieme context samenbrengt. We namen in dit verband verschillende opties in overweging. Zo dachten we aanvankelijk aan observatie in een park als publieke ruimte, maar deze setting bleek onhaalbaar aangezien ons onderzoek in de wintermaanden plaatsgreep. Toch zou het boeiend zijn geweest om onze onderzoeksresultaten te koppelen aan de bevindingen van Blackford (2004) in haar studie over de aanwezigheid van ouders op het buurtspeelplein alsook in de speelhoek van de Mc Donald’s. Andere ruimtes, zoals het plonsbadje van het openbaar zwembad, de onthaalruimte van een kinderdagverblijf en de wachtzaal van een huisdokter leken ons na grondige overweging minder geschikt voor het uitwerken van onze onderzoeksvraag.

Uiteindelijk ging onze voorkeur uit naar de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin in Ledeberg als onderzoekssetting. Deze ruimte fungeert als een belangrijke publieke ruimte voor jonge ouders. Het is een ruimte die ons toestaat een blik te werken op het reële sociale leven, met name op de interacties en vluchtige ontmoetingen tussen ouders tijdens het wachten op de consultatie van een arts en een verpleegkundige van Kind & Gezin.

Het zou incorrect zijn de wachtzaal van het consultatiebureau te definiëren als traditioneel publieke ruimte, aangezien de loop der dingen in het consultatiebureau gereguleerd wordt door een organiserend bestuur. Daarom beschouwen wij de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind &

Gezin voorlopig als een semi-publieke ruimte. Vanuit juridisch perspectief zijn dit ruimtes die in het beheer zijn van private actoren en bijgevolg slechts publiek toegankelijk onder bepaalde voorwaarden of regels (Soenen, 2006). Zo zijn babywagens niet toegelaten en moeten kinderen tijdens het spelen op de speelmat hun schoenen uittrekken.

De wachtzaal is vrij toegankelijk aangezien de consultaties voor elke ouder gratis zijn. Na afspraak via een algemeen telefoonnummer of op het algemeen e-mail adres van Kind & Gezin kunnen ouders met hun kind jonger dan drie jaar in het consultatiebureau terecht voor een gratis preventief onderzoek. Gedurende de wachttijd in de daartoe bestemde ruimte van het consultatiebureau komen ouders in contact met andere ouders. Het komt immers zelden voor dat alle afspraken aansluitend op elkaar volgen exact op het voorziene moment, waardoor het wachten voor ouders eerder regel dan uitzondering is.

De wachtkamer is een mogelijke plaats voor informele ontmoetingen tussen ouders in de formele setting van het consultatiebureau van Kind & Gezin. Aangezien informele contacten voor ouders effectiever blijken in het verhogen van het persoonlijk functioneren (Vandenbroeck, et al., 2007) en

ook tot een hogere tevredenheid leiden, leek het ons relevant na te gaan hoe informele contacten tussen ouders vorm krijgen binnen de wachtzaal als anonieme publieke ruimte.

Nu we kort hebben aangehaald hoe de wachtzaal als publieke ruimte functioneert, wensen we tevens de keuze van deze onderzoekssetting te verantwoorden.

Ten eerste zien we dat een grote groep ouders wordt bereikt, gezien een bezoek aan het consultatiebureau voor ouders met jonge kinderen gratis is. Elke ouderpaar heeft recht op 10 bezoeken aan het consultatiebureau. Het eerste consult gebeurt wanneer de baby één maand oud is.

Daarna hebben ouders de mogelijkheid om terug te komen op de tweede, derde, vierde, zesde, negende en twaalfde maand van het eerste levensjaar. Nadien voorziet men nog een consultatie na vijftien, vierentwintig en dertig maanden. Per consult worden de na te streven doelstellingen vastgelegd, evenals een aantal gespreksitems m.b.t. voeding, hygiëne en verzorging, veiligheid, opvoeding en ontwikkeling (Kind & Gezin, 2002). Uit het jaarverslag van Kind & Gezin (2007) blijkt dat het bureau 88,2% van de ouders met jonge kinderen bereikt voor minstens één consult in de neonatale periode. Wanneer ouders niet aanwezig waren op een afspraak, belt een verpleegkundige hen op om een nieuwe afspraak te maken. Deze ‘outreachende’ manier van werken is mede verantwoordelijk voor het hoge bezoekersaantal. Uit het jaarverslag (2007) blijkt dat vijf procent van de ouders na één bezoek niet meer terug komen. Tweeëndertig procent komen zeker drie tot vijf keer langs op het consultatiebureau. Meer dan de helft van de ouders (53%) komt minstens zes keer op consultatie in het bureau. Kind & Gezin wil met het basis consultprogramma vijfenzeventig procent van de kinderen beneden twee jaar bereiken en vijftig procent van de kinderen in het derde levensjaar (Kind & Gezin, 2002). Vrijwilligers en verpleegkundigen geven aan dat veel afspraken voor kinderen ouder dan één jaar niet nauwkeurig meer worden nageleefd door ouders. Het aantal consultaties per week is in Ledeberg de laatste jaren sterk uitgebreid. Bij de opstart was sprake van één consultatie per week. Door het stijgend aantal ouders die beroep doen op het bureau, telt men nu reeds consultaties op dinsdag, woensdag en donderdag. Het aantal consultatiedagen per week ligt hoger dan bij vele andere consultatiebureaus. Afhankelijk van de weekdag zijn er duidelijke verschillen merkbaar in de wachtkamer. Tijdens de avondzitting op dinsdag zien we bijvoorbeeld dat beide ouders vaak samen naar het consultatiebureau komen. Op woensdagnamiddag is het vaak drukker omdat meer broers en zussen van het jonge kind meekomen naar het consultatiebureau. De eerste dinsdag, donderdag en de derde donderdag van de maand is een interculturele bemiddelaar of een gezinsondersteuner aanwezig ter ondersteuning van Turkssprekende ouders. Het valt op dat tijdens deze zittingen opvallend meer Turkse ouders aanwezig zijn in de wachtzaal.

Ten tweede profileert het consultatiebureau zich als pluralistisch. Ze willen zich met andere woorden open en respectvol tonen ten opzichte van verschillende godsdiensten, culturen, maatschappelijke afkomsten, ideologische en filosofische overtuigen (Kind & Gezin, 2002).

In het bureau van Ledeberg bereikt men niet alleen een groot aantal ouders, maar hun achtergronden zijn bovendien erg divers: veel ouders die tot verschillende etnische en socio-economische groepen behoren, komen er op consultatie. Zo blijkt uit cijfers van het kwaliteitshandboek (2002) van het pluralistisch consultatiebureau dat in 2001 één op vier nieuwgeborenen in Ledeberg minstens één niet-Belg als ouder heeft, en één op de vijf geboren kinderen behoort tot een kansarm gezin. Om de toegankelijkheid voor deze groepen dan ook te maximaliseren, wordt er beroep gedaan op een intercultureel bemiddelaar, een ervaringsdeskundige en een aantal tolken.

Aangezien wij wensen te focussen op een publieke ruimte van een multiculturele stad gekenmerkt door een grote diversiteit aan individuen, lijkt de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind &

Gezin een zinvolle keuze. Hun heterogene doelgroep vormt een meerwaarde voor ons onderzoek dat gericht is op alle ouders en niet op een enkele populatiegroep.

Ten derde moeten we stellen dat de wachtkamer van het consultatiebureau in Ledeberg enkele jaren geleden in oppervlakte verdubbeld is. Een grotere wachtzaal brengt meer mogelijkheden tot gemoedelijke interactie met zich mee omdat een grotere ruimte als minder druk en chaotisch wordt ervaren.

Deze drie verschillende argumenten maken de wachtzaal van het consultatiebureau tot een boeiende onderzoeksetting om interacties tussen ouders met jonge kinderen te bestuderen.