• No results found

Hoofdstuk 5 Methodologisch kader en probleemstelling

6.4 De blik van de ander

In de wachtzaal worden ouders voortdurend geconfronteerd met de aanwezigheid van andere onbekende ouders. In een beperkte ruimte zitten verschillende ouders op een fysiek kleine afstand van elkaar. Hun gelijktijdige aanwezigheid heeft onvermijdelijk een invloed op het doen en laten van de verschillende ouders en kinderen. In het hoofdstuk over de ambivalentie van de ruimte vermeldden we reeds dat ouders vaak blikken werpen op andere ouders en hun baby’s in de wachtzaal. Als ouder heb je net als in andere publieke ruimtes de mogelijkheid om anderen te observeren alsook om zelf bekeken te worden (Boomkens, 2006). Deze blikken bevinden volgens Boomkens zich op het grensvlak tussen privé en openbaar. Tijdens het kijken kruisen de blikken van ouders elkaar regelmatig. Vaak reageert men hierop met de uitwisseling van een vriendelijke glimlach waarna de blikken opnieuw worden afgewend.

Elke ouder die met zijn of haar kind de ruimte betreedt, handelt er onder de blik van de anderen.

Ook Blackford (2004) omschrijft in haar onderzoek dat de aanwezigheid van andere ouders een invloed heeft op het eigen gedrag van de ouder alsook op de ouder-kindinteracties.

Elke ouder wil door de anderen als een goede ouder worden bevonden. Het beeld dat elke ouder van zichzelf heeft wordt immers geconstrueerd in samenspraak met andere personen. Hoewel de meningen van mensen uit het persoonlijk netwerk een zeer belangrijke rol spelen in hoe ouders zichzelf als ouder ervaren, kan ook de blik van onbekende anderen een invloed uitoefenen op de constructie van de ouderidentiteit. We kunnen verwachten dat in de wachtzaal van het

consultatiebureau van Kind & Gezin als publieke ruimte het ouderschap een meer centrale plaats krijgt dan in andere publieke settings.

De blik van andere aanwezigen in de wachtzaal is onmogelijk neutraal te noemen. Deze voyeuristische blik oefent een invloed uit op het eigen handelen van een ouder, waardoor zijn betekenis onmogelijk voor eens en altijd kan worden vastgelegd (Boomkens, 2006). We merken dan ook dat deze blik niet noodzakelijk ‘panoptisch’ hoeft te zijn, zoals Blackford (2004) beweert.

Meestal kenmerken de blikken van anderen in de wachtzaal zich door een wederkerig, open en niet-hiërarchisch karakter. In dergelijke gevallen kan hij beter omschreven worden als ‘controlerend’.

Ouders gaan hun eigen handelen bewust of onbewust aanpassen of bijsturen door hun gelijktijdige aanwezigheid met andere ouders. De wachtruimte kan door ouders gebruikt worden om hun sociale rol als ouder te modelleren aan andere ouders (Blackford, 2004). De blik van de ander krijgt zo een socialiserende functie. Onder socialisering verstaan wij de wederzijdse kennismaking met al dan niet verschillende opvoedingswaarden en normen. Dergelijke socialisering vindt meestal onbewust of onbedoeld plaats in verschillende sociale contexten (Segaert, 2007). Tijdens het wachten socialiseren ouders elkaar. Analoog aan hun opvoedingswaarden en normen hebben ouders een specifiek beeld van hoe ze willen worden aangezien als ouder. Dit normatief beeld oefent een belangrijke invloed uit op het gedrag van ouders gedurende hun wachttijd in het consultatiebureau van Kind & Gezin.

Er bestaat geen absoluut geldende visie over wat goede opvoeding betekent. Elke ouder handelt volgens zijn/haar eigen constructie van wat goed ouderschap is. We leven in een heterogene maatschappij waar een groot aantal divergerende visies, waarden en normen over opvoeden en ouderschap coëxisteren. Aangezien goed ouderschap geen eenduidige invulling krijgt, is het onmogelijk om een aantal algemene gedragsregels en standaardnormen voor opvoeding voorop te stellen (Kroese, et al., 2002). Soms komt het dan ook voor dat verschillende constructies over ouderschap met elkaar in conflict komen.

Wanneer een grote verscheidenheid aan ouders aanwezig is binnen de wachtzaal, kan het beeld dat men van zichzelf als ouder wenst op te hangen door anderen zowel bevestigd als uitgedaagd worden.

Hoe deze beeldvorming tot ontwikkeling komt binnen de wachtzaal als publieke ruimte proberen we aan de hand van een aantal illustraties duidelijk te maken.

Een vader en een moeder betreden samen de wachtzaal. Beide ouders begroeten de vrijwilligsters. Een vrijwilligster zegt hen plaats te nemen aan de linkertafel om hun baby uit te kleden. Twee andere ouders bevinden zich in het eerste deel van de wachtkamer. Ze hebben reeds hun baby gewogen en zijn nu beiden aan het wachten voor een bezoek bij de arts. Op het moment dat de nieuwe moeder haar kindje op de uitkleedmat neerlegt, moet het kindje overgeven. De moeder reageert luidop:

“Maar lieve schat toch, wat doe je nu? Gelukkig is mama voorzien, hé. We hebben een nieuw hemdje voor je meegebracht.”

Als deze moeder in de nabijheid van andere ouders tegen haar man vertelt dat ze geanticipeerd heeft op een mogelijk ongelukje tijdens het bezoek aan het consultatiebureau, kan dit eventueel verklaard worden door het feit dat ze bij de andere aanwezigen erkenning zoekt in haar goed ouderschap. Ze geeft op een indirecte manier de boodschap te kennen dat ze het bezoek aan het consultatiebureau goed heeft voorbereid. Het luidop performen geeft deze moeder de mogelijkheid om zichzelf als goede ouder in de ruimte te socialiseren, zonder dat dit noodzakelijk op een bewuste manier gebeurt.

Een moeder is bezig met het uitkleden van haar baby op de tafel. Wanneer ze de luier uittrekt, ziet ze dat haar baby er een boodschapje heeft achtergelaten.

Ze zegt luidop: “Oei, oei, je hebt kaka gedaan in de broek en ik heb geen zachte doekjes meegebracht.”

De vrijwilligster hoort het en geeft enkele doekjes aan de moeder. De moeder zegt tot haar baby: “Moeke moet het nog leren om naar hier te komen, hé. Je hebt vandaag echt geen geluk met zo een slordige mama.”

In dit voorbeeld zien we dat deze moeder haar verversdoekjes thuis vergat. Andere ouders zouden haar op basis van dit voorval als onvoorbereid en slordig kunnen beschouwen. Door deze nalatigheid expliciet toe te geven, anticipeert de moeder op mogelijke negatieve indrukken van andere ouders die haar opvoedingsstijl als inadequaat zouden kunnen beoordelen. Haar verontschuldiging geeft aan luisterende ouders te kennen dat deze nalatigheid niet van haar gewoonte is en aldus niet als representatief voor haar opvoedingsstijl mag worden beschouwd. Op die manier dekt ze zich als het ware in tegen mogelijke negatieve evaluaties van andere ouders.

Je gedrag in de wachtkamer luidop als negatief of positief ouderschap bestempelen is echter niet de enige manier om vorm te geven aan je eigen ouderidentiteit. Zo kunnen ouders in de wachtzaal het mogelijke beeld dat anderen over hen vormen ook indirect beïnvloeden. Andere ouders luisteren tijdens het wachten vaak mee naar gesprekken tussen ouders en hun kind. Hierbij kunnen boodschappen die ouders tot hun kind(eren) richten, onrechtstreeks ook andere aanwezigen bereiken.

Vader staat met zijn kleuter Arne (24 maand) in de deuropening van de wachtzaal. Hij begroet de vrijwilligers en de twee andere moeders aanwezig in de wachtzaal. De vrijwilligster groet de vader terug en gaat daarna hurken om de kleine Arne te groeten. Arne draait zich onmiddellijk om en neemt het been van vader vast. De vader zegt hierop:

“Maar Arne toch, je moet niet beschaamd zijn jongen. Als mevrouw een dag tegen je zegt dan moet je beleefd zijn en haar een goedendag terug zeggen.”

Papa neemt het handje vast van Arne en zwaait ermee naar de vrijwilligster alsook naar de andere ouders aanwezig in de wachtzaal.

De andere ouders zwaaien terug en lachen naar de vader.

In dit voorbeeld leert de vader zijn zoon om zich adequaat te gedragen in een openbare context.

Onbekenden groeten behoort tot de algemene beleefdheidsregels. De vader leert zijn zoon tijdens het bezoek aan de wachtzaal aldus welke normen er heersen binnen een publieke ruimte. Door deze regels luidop aan te leren in de publieke ruimte, kunnen andere mensen meeluisteren hoe vader zijn kind de juiste waarden bijbrengt. Op deze indirecte manier kunnen andere aanwezige ouders vaders gedrag als positief ouderschap evalueren.

Vele ouders hebben het gevoel dat de kwaliteit van hun ouderschap af te lezen valt aan het gedrag van hun kind. Hoewel deze opvatting incorrect is aangezien het kind veel meer is dan het eenvoudige product van zijn ouders (Vandemeulebroecke, Van Crombrugge & Gerris, 1999), speelt ze desalniettemin een belangrijke rol bij het gedrag van ouders in de wachtzaal. Tijdens het observeren zien we dat ouders het gedrag van hun kind in goede banen proberen te leiden. Toch is het gedrag van kinderen vaak onvoorspelbaar waardoor het als ouder soms nodig is hen te berispen in het openbaar.

Twee kleuters die elkaar niet kennen, spelen samen op de mat. De moeders van beide kleuters bevinden zich in het tweede deel van de wachtkamer.

De mama van één van de twee kleuters luistert tijdens het uitkleden van de baby naar de gesprekken tussen haar zoon Jonas en de andere kleuter Eline: […]

“Neen, de auto en de bak zijn van mij. Je mag er straks mee spelen. Maar eerst is het mijn beurt.”

Eline geeft de auto terug aan Jonas en trekt kort een pruilmondje.

De moeder van Jonas hoort het gesprek en loopt snel naar het eerste deel van de wachtkamer. Ze maakt duidelijk aan Jonas dat hij het speelgoed niet allemaal voor zichzelf mag houden. Jonas geeft de auto terug […]

Plots hoort de moeder van Jonas de andere kleuter huilen. Ze gaat opnieuw naar het eerste deel van de wachtkamer en zegt luidop tegen Jonas dat hij echt moet leren om te delen, of anders mag hij de rest van de tijd naast haar op een krukje komen zitten. De moeder gaat terug naar het eerste deel van de wachtkamer en de andere moeder bedankt de moeder van Jonas stilletjes.

In dit voorbeeld zien we dat Jonas tijdens het wachten niet bereid is om te delen met het andere meisje. Dit kadert niet binnen de opvoedingswaarden en normen van zijn moeder. Daarom gaat ze haar eigen kind luidop sanctioneren in de wachtzaal. Door deze opmerking gaat het kind zijn gedrag aanpassen. Op deze wijze legt de ene ouder verantwoording af voor het gedrag van zijn/haar kind aan andere ouders. De bedanking van de andere moeder geeft indirect aan dat ze de berisping van de moeder als positief beschouwt.

Waarden en normen van een ouder worden niet enkel overgebracht naar andere ouders toe via het berispen van kinderen. Wanneer een kind zich in de wachtzaal gedraagt volgens de waarden en

normen van zijn ouder, wordt het vaak expliciet beloond. Wanneer het bijvoorbeeld spontaan het speelgoed in de wachtzaal gaat opruimen, uiten ouders vaak op verbale of non-verbale wijze hun waardering.

De blik van ouders binnen de wachtzaal wordt gekenmerkt door wederkerigheid. Mensen willen aan andere ouders tonen hoe ze een invulling geven aan de opvoedingstaak. Tegelijk echter beoordelen deze ouders op hun beurt ook de interactie van andere ouders met hun kinderen. Wanneer ouders merken dat ze dezelfde opinie hebben over een bepaalde opvoedkundige situatie die zich in de wachtzaal voordoet, kan er een tijdelijk gevoel van gemeenschappelijkheid ontstaan. Verbaal of non-verbaal geven ouders elkaar dan erkenning voor de manier waarop ze met hun kinderen omgaan.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze erkenning vaak onbewust plaatsgrijpt. Niet alle ouders zijn zich rationeel bewust van de aanwezigheid en de blik van andere ouders.

Daarnaast worden in sommige situaties ook waarden en normen aan andere ouders overgebracht via het openlijk berispen van andermans kinderen ingeval hun gedrag niet strookt met bepaalde opvoedingsidealen.

Tine (19 maanden) is aan het spelen op de mat met een speelgoedhuisje in de handen. Haar mama Vera kijkt geamuseerd toe hoe haar dochter het huisje van binnen en van buiten bestudeert. De deur van de dokterspraktijk gaat open en Aaron (23 maand) komt naar buiten. Zijn mama blijft binnen bij de arts. Aaron loopt onmiddellijk naar de mat en gaat naast Tine zitten. Hij kijkt even rond en wil het huisje dat Tine vasthoudt eigen maken. Tine neemt het steviger vast. Aaron laat het los. De moeder van Tine kijkt naar beide kinderen. Ze reageert niet op het dominante gedrag van Aaron. Beide kinderen spelen verder. […]

Aaron draait zich opnieuw om naar Tine die zich nog altijd bezighoudt met het huisje. Hij heeft zelf een groter speelgoedhuisje in handen. Toch legt hij het op de mat en neemt het huisje van Tine af. Nog voor Tine de kans heeft om te reageren, neemt moeder Vera het huisje uit de handen van Aaron.

“Je mag het speelgoed niet zomaar afnemen van de kindjes. Tine was hier mee aan het spelen. Je hebt zelf een huisje om mee te spelen. Het is trouwens veel groter en mooier dan dat.”

Aaron kijkt naar de grond. Hij knikt, draait zich om en speelt alleen verder.

De eerste keer dat Aaron naar het speelgoed grijpt, reageert moeder Vera niet. Pas wanneer hij voor een tweede keer probeert om Tine te storen, grijpt ze in. Aangezien de moeder van Aaron niet aanwezig is in de wachtruimte zou het kunnen dat Vera zich hierdoor meer verplicht voelt om de jongen te berispen vanuit haar eigen visie op een goede opvoeding. Indien Aarons moeder wel aanwezig was geweest, had Vera het eventueel als de taak van Aarons moeder kunnen beschouwd hebben om hem te straffen. In dit geval had ze zich misschien doelbewust niet bemoeid met de opvoeding van andermans kinderen.

Elke ouder heeft een verschillende opvoedingsstijl; de ene ouder treedt veel strenger op ten opzichte van zijn/ haar kind dan de andere. Wanneer opvoedingsstijlen sterk van elkaar verschillen, kunnen veroordelende gedachten of blikken de kop opsteken. Zo zien we bijvoorbeeld dat het berispen van een kind in het openbaar niet bij elke ouder van een leien dakje loopt. Soms willen kinderen ondanks de verschillende opmerkingen van hun ouder(s) niet gehoorzamen en doen ze niet wat de ouders hen opdragen. Reacties van andere ouders hierop kunnen veroordelend zijn.

Moeder Marianne komt met haar zoon Seppe (24 maand) de wachtkamer binnen. Ze mogen onmiddellijk plaats nemen aan de rechtse uitkleedtafel. Mama vraagt aan Seppe of hij zijn kleren wil uitdoen. Seppe schudt zijn hoofd en kijkt naar de grond.

“Seppe, je gaat toch niet zo beginnen, hé.”

Seppe blijft naar de grond kijken en wanneer de moeder zijn kleren zelf wil uitdoen, begint hij tegen te spartelen en hard te wenen.

“Amaai, je bent absoluut niet flink, hoor.”

Seppe blijft wenen. Marianne probeert zijn aandacht af te leiden door te wijzen naar de posters met kinderen op. Seppe kijkt niet op en begint nog harder te wenen. Hij roept meerdere malen dat hij niet wil.

Andere ouders in de wachtzaal glimlachen soms wat ongemakkelijk naar de vrijwilligster. Ze kijken vaak in de richting van Seppe en zijn mama.

Marianne neemt Seppe op en gaat met hem naar het tweede deel van de wachtkamer. Nu fluistert ze zachtjes tegen Seppe. Hij blijft luidop wenen. Tegen Seppes zin trekt de moeder ten slotte zijn kleren uit. Nu betreedt de vrijwilligster het tweede deel van de kamer en zegt tot Seppe dat hij niet bang moet zijn; het zal niet lang duren.

De moeder verontschuldigt zich en zegt dat hij hier echt geen zin in heeft aangezien hij omwille van een oorprobleem de laatste jaren veel negatieve ervaringen met dokters te verduren heeft gekregen.

De moeder ervaart het ongehoorzaam gedrag van haar zoon als een gênante situatie. Het gedrag van Seppe eist de volledige aandacht binnen de wachtzaal op. Zowel de vrijwilligster als de andere aanwezige moeders zien toe op de moeizame interactie tussen Marianne en Seppe. De moeder is zich bewust van deze observerende blikken. Daarom gaat ze met Seppe naar het tweede deel van de wachtzaal om zich wat af te zonderen van deze publieke blik. Doordat Marianne er ondanks haar verschillende pogingen niet in slaagt om Seppe te doen gehoorzamen, kan ze het gevoel krijgen dat de aanwezigen haar persoonlijk beoordelen op haar opvoedkwaliteiten als moeder. Haar opvoedingsstijl en ouderlijke bekwaamheid worden door de observerende blikken onder vuur genomen. Andere ouders of de vrijwilligsters kunnen Marianne in gedachten, verbaal of via visuele signalen veroordelen omdat ze zich als ouder niet kunnen vinden in de manier waarop Marianne met haar kind omgaat. Zo merkte de vrijwilligster na het vertrek van Marianne en Seppe afkeurend op dat

deze moeder zich liet slaan door haar kind en dat ze dit allesbehalve normaal vond. Als observator verkozen wij niet op deze opmerking in te gaan. In deze situatie vertoont de wachtruimte een panoptische structuur. De moeder van Seppe en de vrijwilligster gaan zich hiërarchisch ten opzichte van elkaar verhouden. Er is een gebrek aan wederkerigheid in de blik (Roets, et al., 2008). De vrijwilligster veroordeelt luidop het gedrag van moeder. Door deze opmerking identificeert ze zichzelf als een deskundige die het recht heeft om een disciplinerend oordeel te vellen over de onkundige moeder. Wanneer we hier als observator niet op ingaan, trachten de neutrale blik van de onderzoeker te garanderen. Belangrijk hierbij is dat dit niet betekent dat de wachtruimte in se panoptisch is. Wel kunnen er zich panoptische situaties voordoen; de wederzijdse, open en niet–

hiërarchische blik ruimt dan plaats voor een disciplinerende, hiërarchische en veroordelende blik.

Op sommige momenten komen panoptische situaties veel subtieler tot ontwikkeling, aangezien niet enkel verbale signalen, maar ook non-verbale gedragingen van andere ouders een veroordelende werking kunnen hebben.

Papa Kenny zit voor zijn dochter Kenia (24 maand) op de uitkleedtafel. Ze doorbladeren samen een leesboekje. Ze hebben veel plezier en de vader lacht met de klanknabootsingen van zijn dochter bij het bekijken van de verschillende diersoorten in het boek. Tijdens het lezen kijkt Kenia papa plots aan en tuit haar lippen. Ze geven elkaar een zoen op de mond. Een andere aanwezige moeder fronst haar wenkbrauwen. Ze wendt onmiddellijk haar blik af.

Door het fronsend gezicht geeft de moeder op non-verbale wijze te kennen dat ze het ongebruikelijk vindt om een kind op de mond te kussen. Doordat haar opinie omtrent lichamelijk contact met kinderen verschilt van vader Kenny, werpt ze hem een veroordelende blik toe. Kenny heeft deze blik niet opgemerkt omdat hij druk bezig is met zijn dochter.

6.5 Sociale steun

Een nieuw kind zet binnen het gezin een veranderingsproces in werking. De geboorte van een kind brengt voor de ouders een voltijdse verantwoordelijkheid met zich mee om het opvoedingsproces tot een goed einde te brengen. Ouders twijfelen vaak of ze hun kinderen wel goed grootbrengen en hebben daarom nood aan steun, welke ook hun concrete opvoedingssituatie mag zijn (Rutgeerts, 2005). Als ouders beroep kunnen doen op een goed functionerend sociaal netwerk (persoonlijk,

Een nieuw kind zet binnen het gezin een veranderingsproces in werking. De geboorte van een kind brengt voor de ouders een voltijdse verantwoordelijkheid met zich mee om het opvoedingsproces tot een goed einde te brengen. Ouders twijfelen vaak of ze hun kinderen wel goed grootbrengen en hebben daarom nood aan steun, welke ook hun concrete opvoedingssituatie mag zijn (Rutgeerts, 2005). Als ouders beroep kunnen doen op een goed functionerend sociaal netwerk (persoonlijk,