• No results found

herdenken door de hedendaagse gemeente erfgoedhoofdstuk

erfgoed in het corpus

OO0210: Stadhuis en Belfort Menen OO0507: Gemeentehuis Niel

OO0743: Gemeentehuis Maldegem OO1212: Sociaal Huis Halle

OO1505: Dienstencentrum Oostcampus OO1605: Politiecommissariaat BUDOKAP

erfgoed in het corpus

OO2802: Stadhuis Antwerpen

OO3503: Vrijetijdscentrum en Gemeentehuis Wingene

OO3703: Stadhuis Leuven

OO3002: Kunstencampus en Politiecommissariaat Herentals

erfgoed

94

Kwesties in de opgave

Historische gebouwen en erfgoed spelen een grote rol in het corpus van deze thesis. Van de 45 Open Oproepen in het corpus zijn slecht 21 projecten een volledige nieuwbouw. Zeven projecten (waarvan zes gemeentehuizen) zijn een renovatie, zes projecten zijn een herbestemming en tien projecten (waarvan zeven gemeentehuizen) zijn een uitbreiding van een bestaand gebouw. Niet elke van deze projecten bevat waardevol, historisch erfgoed. Soms kiezen bouwheren voor het herbestemmen of uitbreiden van een bestaand, degelijk gebouw om kosten te drukken en het niet onnodig af te breken. Zo wil het gemeentebestuur van Oostkamp met OO1505: Dienstencentrum Oostcampus een oude industrieloods herbestemmen tot nieuw gemeentehuis en wil de bouwheer van OO1623:

Gemeentehuis en Cultureel Centrum Kalmthout de oude brandweerkazerne hergebruiken. Toch zal

in een groot deel van de projecten de bestaande gebouwen gerenoveerd of hergebruik worden omwille van hun culturele en historische symboliek en waarde. De gebouwen zijn vaak getuigen van en herinneringen aan de geschiedenis van de gemeente. Zo was het gemeentehuis van Sint- Gillis-Waas in OO2504: Gemeentehuis Sint-Gillis-Waas oorspronkelijk een lusthof, gebouwd rond 1600 voor een adellijke familie en werd het slechts in het midden van de twintigste eeuw een gemeentehuis. Vaak zijn ze wel erkend als beschermd erfgoed in Vlaanderen. Uitzonderlijke gebouwen, zoals het stadhuis van Antwerpen (OO2802), van Diksmuide (OO1816) en van Menen (0210), staan niet alleen op de lijst van beschermd erfgoed, maar zijn zelfs erkend als UNESCO Werelderfgoed en hebben een toeristische aantrekkingskracht in zowel het binnen- als buitenland. De liefde voor erfgoed zorgt ervoor dat veel gemeentebesturen en burgers waarde hechten aan de oude gebouwen: de gebouwen vormen een soort uithangbord of pronkstuk. Het historisch stadhuis is tegenwoordig deel van de identiteit van de gemeente. De gemeentebesturen vragen dan ook geen nieuwbouw, maar een grondige renovatie of uitbreiding. De vraag is natuurlijk of het historisch stadhuis nog altijd relevant is voor de hedendaagse gemeenteadministratie en haar bestuur. Zal het historische, oude beeld van het stadhuis in vraag worden gesteld of juist worden geaccepteerd? Het gemeentebestuur zal zich haar gebouw opnieuw moeten toe-eigenen en het erfgoed opnieuw moeten valoriseren, zodat het kan dienen voor een hedendaagse gemeentelijke werking. De valorisatie zal inspelen op nieuwe eisen zoals de democratische transparantie en de bijbehorende representatie van de lokale macht (zoals in het vorige hoofdstuk werd besproken), laagdrempeligheid voor de bezoeker en het uitbouwen van een lokale identiteit. Naast de functie als stadhuis is het erfgoed zelf ook belangrijk en heeft soms zelfs een toeristische waarde voor inwoners en bezoekers. Naast het historisch gebouw, hebben deze oude gemeentehuizen vaak een collectie, zoals oude kaarten van het grondgebied of kunstwerken die door de jaren heen in het bezit zijn gekomen. Slechts drie Open Oproepen in het corpus spreken een wens uit om een toeristische functie op te nemen. OO0703: Stadhuis Leuven is het meest uitgesproken: een deel van het stadhuis wordt herbestemd tot museum en toeristisch onthaal. In OO1816: Stadhuis Diksmuide, zal het toeristisch onthaal verhuizen naar het annexgebouw, de voormalige ontvangerij en koetshuis van het historisch stadhuis aan de Grote Markt. Tenslotte zal in OO2504: Gemeentehuis Sint-Gillis-Waas een waardevolle wandkaart uit 1735 na restauratie een prominente plek krijgen in de hal van het gemeentehuis om zo een zichtbare plek aan zijn geschiedenis en erfgoed te geven.

erfgoed

95

Wanneer we naar gemeentehuizen in België door de eeuwen heen kijken, zijn er een aantal periodes met verschillende stijlen en vormgeving te onderscheiden. De stadhuizen van de eerste autonome steden waren vaak grootse gebouwen die de onafhankelijkheid, het succes en rijkdom van de stad en volgens Stynen ook de identiteit van de burger representeerden. Op de gevels en in het interieur verwezen symbolen en versieringen naar de bijzonderheden van de stad en haar geschiedenis. Het gotische stadhuis van Leuven is een goed voorbeeld. Het is in de vijftiende eeuw gebouwd in een concurrentiestrijd met de stad Brussel, die geleidelijk het politieke centrum van het hertogdom van Brabant werd. De gevel is zeer uitgebreid en gedetailleerd uitgewerkt met nissen en beelden, evenals de torentjes die rijkelijk zijn versierd. In deze eerste periode was het belfort in bijna alle gevallen aanwezig, als plaats voor het bewaren van de privileges, maar ook als herkenningspunt van de macht binnen de stad voor zijn burgers.1 Het gemeentehuis bepaalde ook in veel gevallen

de openbare ruimte rondom zich en hoe het zich toonde: ruime wegen en een plein vormden een scène waar het gemeentehuis zich kon tonen aan de bevolking, als symbool voor het bestuur en gezag, maar ook voor burgerrechten.

Na de oprichting van België en de invoering van de gemeentewet, knoopten nieuwe gemeentehuizen (dit was eerder uitzondering dan doorsnee) voornamelijk aan bij de gotische en renaissance stijlen, die populaire waren tijdens de middeleeuwen. Dit teruggrijpen ging verder dan het louter overnemen van de stijl en het beeld van de historische gemeentehuizen. De nieuwe gemeentehuizen riepen een referentiele relatie op met het verleden: de middeleeuwen waren de hoogdagen van de onafhankelijke en succesvolle steden en zo werd er nadruk gelegd op het belang van de gemeente als de basis voor welvaart. In veel ontwerpen gebruikten architecten bepaalde tekens en elementen die recht uit de middeleeuwen stamden, zoals het centrale balkon in de voorgevel, als uitgelezen plaats voor het contact tussen de bestuurder en het volk, en het torentje, als herinnering aan het machtige symbool van het belfort. Met deze tendens kwamen er in de tweede helft van de negentiende eeuw ook modelplannen en -gevels op die deels door Louis Cloquet in het vierde deel van zijn Traité d’architecture uit 1900 zijn verzameld.2 Ze vormden een

synthese voor het historiserende stadhuis tot na de Tweede Wereldoorlog.

2. Stynen, Het huis in het midden, 9.

1. Typeplan en gevel door ingenieur Opperman, rond 1869, en overgenomen door ir. Louis Cloquet in zijn Traité

erfgoed

96

De projectdefinities van het corpus spreken zich niet expliciet uit over het uitzicht van het uiteindelijke gebouw. Bij Open Oproepen met erfgoed in de opgave moet zowel de bouwheer als de ontwerpers natuurlijk rekening houden met de eisen en adviezen van Monumentenzorg en de regels rond het wijzigen en verbouwen. Sommige projectdefinities, zowel nieuwbouw als renovaties en uitbreidingen, zullen wel enkele omschrijvende termen meegeven om het soort gevoel dat het gemeentehuis moet belichamen, op te roepen. Zo beoogt de opdrachtgever met het project OO0743: Gemeentehuis Maldegem “het herwaarderen van een “huis voor en van de

gemeente” dat het bestuur, de burger en diensten huisvest en reflecteert.”3 In de projectdefinitie

van OO1604: AC Deinze staat: “In de eerste plaats uit het gebouw een sfeer van transparantie en

openheid. […] Het is eerder sober in plaats van complex, eerder open in plaats van gesloten, eerder licht in plaats van zwaar of donker. Het getuigt van een tijdloze en aantrekkelijke architectuur met een warme, vriendelijke en uitnodigende uitstraling�”4 Een ambitie, die sinds de Open Oproep

reeks 20 regelmatig terugkomt is de volgende: “Op gebied van architectuur wenst de gemeente

een kwalitatief hoogstaand gebouw ter beschikking te krijgen, doch van een ambitieniveau dat bij de gemeente past. Het gebouw moet niet alleen esthetisch maar ook technisch goed uitgewerkt worden, zonder daarbij te vervallen in ambitieuze ingrepen die niet binnen een gezond realistisch kader vallen�”5 De projectdefinities moeten een leidraad voor de ontwerpteams zijn, zonder het

uiteindelijke ontwerp vast te leggen of een bepaalde richting in te dwingen. Deze omschrijvingen blijven echt weinigzeggend en cliché, ze lijken niet specifiek over een gemeentehuis te gaan. De verwachtingen over de representatie van het gemeentebestuur lijken in de negentiende eeuw veel duidelijker, met hun teruggrijpen naar de historische stijlen. Voor het stadhuis, een zeer officiële functie, is een bepaalde gepastheid nodig, aangezien het gemeentehuis mee de gemeentelijke macht autoriseert. Het historische gemeentehuis zal nooit echt ongepast zijn, aangezien de waarden die er vroeger mee verbonden waren, voor een deel nog steeds gelden. De projectdefinities maken deze gepastheid, en de verwachtingen die eraan vasthangen, nooit echt concreet. Het gaat om de nood aan een zekere serieux, een waardigheid en plechtigheid, die ook al deels in de beschrijvingen van de raadzalen in het vorige hoofdstuk aan bod zijn gekomen. Het gemeentehuis zal nooit echt speels of informeel mogen zijn, ondanks de gewenste laagdrempeligheid voor het onthaal.