• No results found

Hemelwaterafvoer na herontwikkeling

4.3 Gemeentelijke beleid

5.2.5 Hemelwaterafvoer na herontwikkeling

5.2.5.1 Hydrologisch neutraal bouwen

Het uitgangspunt bij nieuwbouw is dat er hydrologisch neutraal wordt gebouwd. Er wordt daarnaast geloosd op de gemeentelijke riolering. Het gemeentelijke beleid is hiermee van toepassing. Het hemelwater dient in de planlocatie geïnfiltreerd te worden. De bergingscapaciteit dient 60 mm te bedragen en de voorziening dient gerealiseerd te worden boven de GHG. Conform de keur van het waterschap dient hiervoor een voorziening te worden getroffen bij toename van het verhard oppervlak groter dan 2.000 m².

In het plan moet 60 mm neerslag geborgen kunnen worden boven GHG en moet een noodoverlaat worden aangelegd naar het gemengde riool in de Kloosterstraat ten behoeve van afvoer van hemelwater bij extreme situaties. De waterberging zal plaats vinden in het groene veldje (wadi 281,5 m²) en ondergronds (lava). Daarnaast kan infiltratie door graskeien plaatsvinden bij de parkeerplaatsen.

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kloosterstraat 8 en ong. Ommel’

Crijns Rentmeesters bv 32

5.2.5.2 Infiltratiecapaciteit

Er dient onderzoek uitgevoerd te worden naar de bodemdoorlatendheid en de GHG. Ter plaatse van de planlocatie aan de Kloosterstraat te Ommel is een infiltratieonderzoek uitgevoerd door Archimil. Dit onderzoek d.d. 23 oktober 2017 met rapportnummer 2408R007-4 behoort als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing. Navolgend zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.

“Conclusies en aanbevelingen

1. Ter plaatse van een eventuele infiltratievoorziening wordt op een diepte van 2,80 tot 3,00 m-mv een sterk zandige leemlaag aangetroffen, welke de infiltratiemogelijkheden negatief zou kunnen beïnvloeden.

2. Op basis van de korrelverdeling is de bodemlaag van 0,7-1,0 m-mv (vermoedelijke diepte infiltratievoorziening) geschikt als zand in zandbed en niet geschikt als drainagezand.

3. De verticale infiltratiesnelheid in de toplaag van de bodem (30 cm-mv) bedraagt circa 504 mm/uur oftewel 12,10 m/dag. In vergelijking met de literatuur is sprake van een extreem hoge infiltratiesnelheid. Vermoedelijk kan dit worden verklaard door de relatief droge zomermaanden. Ondanks dat per test meer dan 100 liter water is voorverzadigd was de toplaag vermoedelijk nog niet verzadigd. Gelet op de vergelijkbare bodemopbouw zal in de bovengrond sprake zijn van een vergelijkbare infiltratiesnelheid als in de ondergrond.

4. De horizontale infiltratiesnelheid in de onverzadigde zone (boven de grondwaterstand) bedraagt gemiddeld 8,34 m/dag. Dit ligt licht hoger dan het gemiddelde voor matig fijn zand.

Van grond/zand met een k-waarde van >1 m/dag wordt in zijn algemeenheid aangehouden dat deze geschikt is voor het toepassen van een boven- en/of ondergrondse infiltratievoorziening.

5. De horizontale infiltratiesnelheid in de verzadigde zone (onder de grondwaterstand en boven de aangetroffen leemlaag) bedraagt gemiddeld 1,11 m/dag. Dit ligt in lijn met het gemiddelde voor matig fijn zand.

6. Op basis van bovenstaande gegevens is de locatie geschikt voor het aanleggen van een infiltratievoorziening.

7. Uitgaande van de ‘Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’ dient een infiltratievoorziening te worden aangelegd welke tenminste 60 mm, van verhard oppervlak, afstromend regenwater kan bergen. Op basis hiervan dient de infiltratievoorziening een omvang te hebben van tenminste 234,3 m³.

8. De bergings- en infiltratievoorzieningen moeten worden aangelegd boven de GHG die op 23,3 meter boven NAP is gelegen.”

5.2.5.3 Realisatie van hemelwaterberging

De ontwikkeling ter plaatse van de planlocatie zal leiden tot uitbreiding van het verhard oppervlak.

Beoogd wordt het hemelwater voornamelijk te bergen in het groen op de planlocatie In de bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing is een berekening toegevoegd waarin het beschikbare bergingsvolume ter plaatse van het groen nauwkeurig wordt bepaald. Geconcludeerd wordt dat er onvoldoende bergingsvolume in het groen is, indien de gemeentelijke uitgangspunten worden gehanteerd.

Voorstellen om wel aan het gewenste bergingsvolume te komen zijn eveneens uitgewerkt in de bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing. Enerzijds kan het verhard oppervlak binnen het plan nog

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kloosterstraat 8 en ong. Ommel’

Crijns Rentmeesters bv 33

verminderd worden door de aanleg van voortuintjes en parkeren op grastegels. Anderzijds kan de waterbergings- en infiltratievoorziening worden uitgebreid tot onder de wegstructuur tot een voldoende omvang is bereikt. De benodigde waterberging kan dus binnen het plangebied worden opgelost.

Hiertoe zijn voldoende mogelijkheden op de planlocatie voorhanden.

De infiltratie van hemelwater binnen het plangebied kan geborgd worden in de regels van het bestemmingsplan.

5.2.5.4 Afvalwater

De bestaande woningen aan Kloosterstraat 8 en 12 zijn aangesloten op het gemengde riool aan de ventweg Kloosterstraat. De nieuw te realiseren woningen worden, wegens het glooiende verloop van het perceel, met een hoogteverschil van circa dan 1,2 meter, voor wat betreft het afvalwater aangesloten op het gemengde riool aan de hoofdweg Kloosterstraat.

5.2.5.5 Kwaliteit van te lozen en infiltreren hemelwater

Enkel schoon regenwater mag worden geïnfiltreerd. Om de kwaliteit van het hemelwater te garanderen, dienen onderdelen welke met regenwater in aanraking kunnen komen, te worden vervaardigd of te bestaan uit niet-uitloogbare bouwmaterialen zoals kunststoffen of gecoat staal of aluminium (in plaats van zink, lood of asfalt et cetera). Door het gebruik van niet-uitlogende materialen komen geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBo-maatregelen) voor in het te infiltreren water. Infiltratie van afgekoppelde verhardingen zoals opritten, parkeerplaatsen en terrassen mag niet verontreinigd zijn met chemische bestrijdingsmiddelen, olie, agressieve reinigingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen.

5.3 Cultuurhistorie

De planlocatie is op basis van de cultuurhistorische waardenkaart gelegen in de regio ‘Peelrand’. De Peelrand bestaat uit een ring van middeleeuwse dorpen op enige afstand van het voormalige veengebied van De Peel. Deze oude dorpen worden gekenmerkt door akkercomplexen, schaarse groenlanden en voormalige heidevelden. De heidevelden zijn in de negentiende en twintigste eeuw ontgonnen en grotendeels omgezet in landbouwgrond, waardoor er een waardevol mozaïek is ontstaan van oude en jonge ontginningen. Enkele kastelen, diverse kloosters en de Peel-Raamstelling verlenen het gebied extra cultuurhistorische betekenis.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is aangegeven dat er een hoge trefkans is binnen de planlocatie. Daarnaast zijn ook diverse objecten in de omgeving van de planlocatie aangewezen als gemeentelijk monument. Deze objecten vallen onder de beschermende werking van de gemeentelijke monumentenverordening.

De woning aan Kloosterstraat 8 is in het vigerende bestemmingsplan aangeduid als ‘karakteristiek’.

Het pand betreft geen echter cultuurhistorische waardevolle langgevelboerderij en de boerderij is als zodanig ook niet aangemerkt als beeldbepalend pand. De langgevelboerderij is aan het vervallen en zal in samenhang met de beoogde ontwikkeling worden herbouwd en gesplitst in twee wooneenheden (Kloosterstraat 8-10).

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kloosterstraat 8 en ong. Ommel’

Crijns Rentmeesters bv 34

De ligging en verschijningsvorm van de woonboerderijen in Ommel zijn exemplarisch voor de ontstaanswijze van Ommel als agrarische kern. Gelet op de waarde voor de ontstaansgeschiedenis van Ommel is bescherming van de woonboerderijen ook gewenst. De situering van een langgevelboerderij in het dorpslint en het rechthoekig grondplan een het lint draagt bij aan beleving van cultuurhistorische waarden van de omgeving. Bij herbouw en splitsing van Kloosterstraat 8-10 wordt dan ook een langgevelboerderij teruggebouwd. Het realiseren van twee woningen in een langgevelboerderij is meer passend dan realisatie van twee vrijstaande volumes.

Het overige gedeelte van de planlocatie is onbebouwd en er bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of bouwwerken. Derhalve worden met de beoogde ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden aangetast.

5.4 Archeologie

5.4.1 Inleiding

In 1992 is het Verdrag van Valletta door de landen van de Europese Unie ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij realisatie van bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en buiten de planlocatie worden bewaard.

Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). De bepalingen van deze wet zijn per 1 juli 2016 (gedeeltelijk) overgegaan in de erfgoedwet. Op basis van deze wetten zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed.