• No results found

Gespecificeerde archeologische verwachting

In document Ruimtelijke Onderbouwing Kloosterstraat 8 (pagina 103-106)

Administratieve gegevens

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van de gegevens uit het bureauonderzoek (paragraaf 2.1 t/m 2.5) is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Op de gemeentelijke verwachtingskaart is aan het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend (Figuur 11). Deze verwachting zal in de onderstaande tekst worden toegelicht en worden gespecificeerd naar periode.

Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningslocatie. Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd.

KSP Archeologie 22 Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum kozen als woon- en verblijf-plaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water zoals een beekdal of vennetje. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plant-aardig voedsel vergemakkelijkt. Archeologische vindplaatsen uit deze periode komen dus met name voor op overgangen van nat naar droog (de zogenaamde gradiëntzones). De hogere welvingen en ruggen langs de beekdalen van de Astense Aa in het oosten en de Beeker Loop in het zuiden zullen bijvoorbeeld een aantrekkelijke bewoningslocatie hebben gevormd. Het plangebied zelf ligt niet in een dergelijke gradiëntzone in de buurt van een natuurlijke waterbron. Tot op heden zijn in de omgeving van het plangebied nog geen sporen van kampementen van jager-verzamelaars uit het Paleolithicum en Mesolithicum aangetroffen. Tijdens archeologisch onderzoek op de dekzandrug ca. 600 m ten noor-den van het plangebied is een vuurstenen afslag gevonnoor-den maar dit betreft een losse vondst die niet aan een vindplaats gekoppeld of gedateerd kon worden (vondstlocatie 3243250100). Op basis van deze gegevens is aan het plangebied een lage verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen

Laat-Paleolithicum –

Neolithicum Laag Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek vanaf de top van de oorspronkelijke fragmenten aardewerk (urn), verbrande botresten

Onder het plaggendek vanaf de top van de oorspronkelijke (podzol)bodem tot in de C-horizont

Late Middeleeuwen

Vanaf maaiveld (en eventueel onder het plaggendek bij middeleeuwse

sporen) tot diep in de C-horizont Tabel 2: Archeologische verwachting per periode voor het plangebied.

Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. In de periode vanaf het Neoli-thicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) heeft men een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden, die geschikt waren voor akkerbouw. Met name het dekzandrugcomplex ten noorden van Ommel zal aantrekkelijke bewoningslocatie hebben gevormd. Hier is tot op heden slechts één onderzoek uitgevoerd en dat was tijdens niet-archeologische graafwerkzaamheden. Het betreft de locatie Hoog Ommel waar fragmenten handgevormd aardewerk zijn gevonden uit de IJzertijd, Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Deze vondsten wijzen op bewoning in de periode Vroege IJzertijd en IJzertijd – Romeinse tijd (vondstlocatie 3243250100). In de dekzandvlakte waar het plangebied ligt, zijn door metaaldetectorzoekers nog drie Romeinse munten gevonden wat bevestigd dat in de omgeving (vermoedelijk op de dekzandruggen) bewoning heeft plaatsgevonden. Het plangebied ligt ten zuiden van het dekzandrugcomplex op basis waarvan aan het plangebied een middelhoge verwachting is toegekend voor sporen uit het Neolithicum – Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw).

1. Datering: Neolithicum – Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw)

2. Complextype: vindplaatsen vanaf het Neolithicum bestaan uit nederzettingssporen en/of sporen van begravingen.

3. Omvang: nederzettingsterreinen of grafvelden/begravingen variëren in grootte van enkele honderden tot duizenden vierkante meters en kunnen zich soms over meerdere hectaren uit-strekken.

KSP Archeologie 23 4. Diepteligging: het potentiële archeologische niveau ligt onder het plaggendek in de top van de

oorspronkelijke (podzol)bodem. De (diepere) grondsporen reiken tot in het dekzand (C-hori-zont).

5. Gaafheid en conservering: het archeologische sporenniveau in de top van de C-horizont zal naar verwachting goed zijn beschermd door het plaggendek dat vanaf de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd is opgebracht. Wel zal (een deel van) het vondstniveau in de onderzijde van het plaggendek zijn opgenomen.

6. Locatie: hele plangebied

7. Uiterlijke kenmerken: De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoor-ziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven.

Mogelijk komen in het plangebied off-site sporen voor zoals greppels of (afval)dumps van een nabijgelegen nederzetting op de ten noorden gelegen dekzandrug. Naast nederzettingsresten kunnen ook begravingen voorkomen. Restanten hiervan kunnen bestaan uit kringgreppels, frag-menten aardewerk (urnen), crematieresten, inhumaties e.d. De sporen kunnen diep in de bodem reiken. Vondstmateriaal van de nederzetting kan door landbewerking in het bovenliggende plaggendek terecht zijn gekomen.

8. Mogelijke verstoringen: het AHN-kaartbeeld laat grootschalige afgraving zien van de dekzandrug ten noorden van het plangebied (zie paragraaf 2.5). Mogelijk heeft ook in het plangebied afgraving/egalisatie plaatsgevonden. Hierdoor kan het archeologische sporenni-veau in de top van de C-horizont zijn verstoord. De verzamelde gegevens in het bureauonder-zoek geven geen aanwijzingen voor diepe (recente) bodemverstoringen in het grootste deel van het plangebied. In het westelijke deel van het plangebied langs de Kloosterstraat heeft vanaf de 19e eeuw en mogelijk eerder bebouwing gestaan (zie volgende alinea). Hierdoor kunnen eventueel aanwezige oudere archeologische sporen in dit gedeelte van het plangebied verloren zijn gegaan.

Vanaf de Late Middeleeuwen (14e eeuw) verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is de landschappelijke ligging van het gebied niet meer doorslaggevend voor de locatiekeuze. Uit historische gegevens blijkt dat in de dekzandvlakte ten zuiden van het dekzandrugcomplex het dorp Ommel is ontstaan. Het dorp wordt al rond 1400 genoemd. Bij het kruispunt van de Kloosterstraat en Kluisstraat – Jan van Havenstraat werd een kapel gesticht en in de 16e eeuw kwam daar een klooster bij. Het dorp bestond indertijd uit een kapel (dat later uitgroeide tot een kerk), een klooster en een aantal boerderijen. Het plangebied ligt iets ten noorden van de kruising en heeft mogelijk onderdeel uitgemaakt van het voormalige kloosterterrein en/of er heeft een boerderij/woonhuis gestaan. Sporen van het klooster en/of een huisplaats worden met name in het westelijke deel van het plangebied verwacht. Ook heeft in dit gedeelte van het plange-bied recentere bebouwing gestaan uit het einde van de 19e en begin 20e eeuw. De huidige bebouwing dateert uit de tweede helft van de 20e eeuw. Op basis van deze gegevens is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor een vindplaats uit de Late-Middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw) en de Nieuwe tijd.

1. Datering: een eventuele huisplaats kan dateren vanaf de Late Middeleeuwen, er zijn in ieder geval concrete aanwijzingen voor resten uit de Nieuwe tijd (19e – 20e eeuw). Sporen van het klooster dateren naar verwachting uit de Nieuwe tijd (16e – 18e eeuw).

2. Complextype: Nederzetting (huisplaats) en/of Klooster

3. Omvang: op basis van de historische informatie is de oppervlakte van een eventuele vindplaats geschat op ca. 1.300 m2. Het is echter niet uitgesloten dat in de rest van het plangebied nog archeologische (off-site) sporen aanwezig zijn.

4. Diepteligging: de resten uit de 19e en 20e eeuw worden vanaf het maaiveld verwacht. Sporen van het klooster en/of een huisplaats worden onder de recente bodemlagen verwacht.

KSP Archeologie 24 5. Gaafheid en conservering: omdat zowel aan het einde van de 19e eeuw, begin en tweede helft

van de 20e eeuw bouwwerkzaamheden op de locatie hebben plaatsgevonden, kunnen oudere archeologische resten van het klooster en/of huisplaats zijn verstoord of verdwenen.

6. Locatie: in het westelijke deel van het plangebied aan de Kloosterstraat

7. Uiterlijke kenmerken: ter plaatse van het kloosterterrein en/of de huisplaats kunnen muurresten (baksteen), afvalkuilen, paalkuilen en mogelijk ophogingslagen aanwezig zijn. Daarnaast kan vondstmateriaal aanwezig zijn in de vorm van fragmenten aardewerk, fragmenten metaal, gebruiksvoorwerpen e.d.

8. Mogelijke verstoringen: sporen van het kloosterterreinen/of de huisplaats kunnen zijn aange-tast/verdwenen door bouw- en sloopwerkzaamheden in de 19e en 20e eeuw.

Uit de historische gegevens is gebleken dat Ommel in 1944 onder vuur is genomen. Het woonhuis binnen het plangebied is in die tijd ook kapotgeschoten en na de oorlog weer herbouwd. Op de Indicatieve Kaart Militair Erfgoed staat bij Ommel dan ook een zone aangegeven waar resten van kleinere objecten en structuren kunnen worden verwacht zoals veldgraven, (schuil)loopgraven, geschutsop-stellingen, schuilkelders, dumplocaties en dergelijke (www.ikme.nl).

In document Ruimtelijke Onderbouwing Kloosterstraat 8 (pagina 103-106)