• No results found

Handelingen om verstuivingen te stimuleren

Literatuur en andere bronnen

Bijlage 6 Beschrijving van maatregelen en de effecten op de bodem

6.2 Herstel en beheersmaatregelen

6.2.9 Handelingen om verstuivingen te stimuleren

Wat: alle handelingen die verstuivingen opnieuw op gang brengen.

Doel: het doel van verstuiving zelf is om dynamische processen weer op gang te brengen. De vegetatiesuccessie kan pleksgewijs opnieuw beginnen.

Waar: binnen natuurgebieden vinden handelingen ten behoeve van verstuivingen plaats in:

- duinlandschap - zandverstuiving

Hoe: afhankelijk van de uitgangsituatie volgen de handelingen ten behoeve van verstuivingen elkaar in deze volgorde op: kappen van bomen, afplaggen en het afgraven van de onderliggende humuslaag.

Er is nog weinig bekend over de schaal waarop de maatregelen t.b.v. grootschalige primaire verstuiving moeten worden uitgevoerd. Het afplaggen van een te klein oppervlak is niet effectief, maar een te groot oppervlak is bedreigend voor leefgebieden van veel soorten (zowel op de plek van afplaggen als op plekken die ondergestoven zullen worden). In duingebieden langs de kust moet tevens rekening worden gehouden met de kustverdediging.

Effect:

Bodemstructuur: wanneer er een groot stuk bos moet worden gekapt kan de

grondwaterspiegel stijgen doordat bomen het water niet meer opnemen. Voor verdere effecten zie plaggen.

Nutriënten: net als bij plaggen worden alle nutriënten in het organische deel van het

bodemprofiel afgevoerd. Bij het geschikt maken voor verstuiving worden er echter nog dieper in het bodemprofiel nutriënten afgevoerd.

Organische stof: Naast het verwijderen van het ectorganische profiel (plaggen) wordt

ook de onderliggende humuslaag afgegraven. Alle organische stof verdwijnt hiermee zo goed als uit de bodem.

Bodemleven/bodembiodiversiteit: vrijwel al het bodemleven wordt verwijderd.

Verontreinigingen en toxische stoffen: indien aanwezig in het organische bodemprofiel

worden alle verontreinigingen en toxische stoffen verwijderd. Eventuele verontreinigingen dieper in het bodemprofiel zullen blijven zitten.

Archief: handelingen t.b.v. verstuiving hebben een rigoureus effect op het

drastisch teruggedraaid en stopgezet. Eventuele archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Vooronderzoek: voordat handelingen ten behoeve van verstuiving plaats kunnen vinden moet er veel vooronderzoek worden gedaan. Allereerst moet er veel inzicht in het systeem aanwezig zijn alvorens duidelijk wordt hoeveel hectare er moet worden gekapt, dan wel geplagd, dan wel ontdaan van de onderliggende humuslaag. Vervolgens moeten verontreinigingen, archeologische (en aardkundige) waarden, de zaadbank en de hydrologische situatie in kaart worden gebracht.

6.2.10 Branden

Wat: branden is het verteren van vegetatie en op de bodem liggend plantaardig materiaal zonder dat het wordt afgevoerd.

Doel: het doel van branden is de successie van bosontwikkeling te stoppen om het cultuurlandschap (heide) vast te houden. Dit betekent tevens dat branden als EGM maatregel zou moeten worden toegepast om vermesting en verzuring tegen te gaan. Echter, uit recent onderzoek in bossen (Kemmers, 2005) blijkt juist dat branden geen verschralend effect heeft op de bodem. Er verdwijnt voornamelijk C terwijl er meer N (en P) ten opzichte van C beschikbaak komt.

Een tweede doel binnen Defensie is de heide kort te houden en zo het risico op spontane heidebranden als gevolg van schieten klein te houden (Van der Berg et al., 2000).

Waar: brandbeheer wordt alleen toegepast op heideterreinen onder beheer van Defensie omdat het maaien of plaggen van deze terreinen niet verantwoord is in verband met de aanwezigheid van niet ontplofte munitie (rapport ‘Defensie in natuur en landschap,’ 2002).

- duinlandschap - droge heide

Hoe: volgens het rapport ‘Defensie in natuur en landschap’ (2002) gebeurt het branden in de winter onder controle van de brandweer waardoor de kans op uitbreiding minimaal is.

Effect: de effecten van branden op de bodem zijn ruimschoots onderzocht. De hieronder beschreven effecten zijn grotendeels gebaseerd op onderzoek van branden in bossen door Kemmers et al, (2005).

Bodemstructuur: geen effect

Nutriënten: er verdwijnt voornamelijk C uit het systeem, N in beduidend mindere

mate. Er komt relatief meer N beschikbaar. Ook voor andere nutriënten (P, K, etc) geldt dat de concentraties na verloop van tijd, binnen dit onderzoek na 9 jaar, toenemen.

Organische stof: de organische stof van het ectorganisch profiel verdwijnt door het

branden. Het percentage organische stof (%) in de minerale bodem en de organische laag neemt na verloop van tijd juist toe.

Bodemleven/bodembiodiversiteit: het bodemleven in de ectorganische laag wordt gedood

bij het branden. De effecten op de rest van het bodemleven zijn afhankelijk van het vochtgehalte van de bodem, de omstandigheden waaronder gebrand wordt en van de intensiteit en snelheid van het vuur. In de bodem overwinterende soorten lijken bij

112 Alterra-rapport 1626 een goed uitgevoerd brandbeheer bijvoorbeeld geen nadelige gevolgen te ondervinden van het branden.

Verontreinigingen en toxische stoffen: geen effect Archief: geen effect

Vooronderzoek: uitgangssituatie vastleggen, natuurwaarden.

6.3 Inrichtingsmaatregelen

Afgraven

Wat: grondverzet is het (tijdelijk) verplaatsen van grond.

Doel: het doel van grondverzet is te komen tot bodemverbetering of een betere afstemming van de maaiveldhoogte of bodemgebruik.

Waar: binnen natuurgebieden vindt grondverzet plaats in: - grote wateren

- natte graslanden - droog schraal grasland - kalkgrasland - bloemrijk grasland - zilt grasland - multifunctionele graslanden - droge heide - duinlandschap

- bos van laagveen en klei - bos van bron en beek

Hoe: grondverzet wordt doorgaans uitgevoerd met graafmachines en ander zwaar materieel.

Effect:

Bodemstructuur: afgraven heeft een enorm effect op de bodemstructuur; een

(aanzienlijk) deel van de bodem verdwijnt. Dit kan ook directe gevolgen hebben voor de hydrologische situatie: vernatting of verdroging. Een bijkomstigheid kan zijn dat er enerzijds structuurverbetering optreedt door het afgraven van een verdichte laag, maar anderzijds ook kans is op verdichting door het gebruik van zwaar materieel.

Nutriënten: alle nutriënten in het bovenste deel van het bodemprofiel worden

afgevoerd.

Organische stof: in principe verdwijnt het overgrote deel van de hoeveelheid organische

stof uit de bodem.

Bodemleven/bodembiodiversiteit: het bodemleven, dat bovenin het bodemprofiel

geconcentreerd zit, verdwijnt grotendeels.

Verontreinigingen en toxische stoffen: indien aanwezig in het bovenste deel van het

bodemprofiel zullen verontreinigingen en toxische stoffen worden verwijderd. Wanneer verontreinigingen nog dieper in de bodem voorkomen heeft grondverzet geen invloed.

Archief: grondverzet heeft een enorm effect op het archief van de bodem. De

zaadbank zal zo goed als verwijderd worden en ook archeologische en aardkundige waarden worden aangetast.

Vooronderzoek: een grondige kennis van het gehele systeem is onontbeerlijk. De uitgangssituatie, natuurwaarden, archeologische waarden, aardkundige waarden, de

zaadbank, verontreinigingen en toxische stoffen en de hydrologische situatie moeten allen in kaart worden gebracht.