• No results found

Bodemgebruik ten behoeve van nevenfuncties 1 Waterberging

Literatuur en andere bronnen

Bijlage 6 Beschrijving van maatregelen en de effecten op de bodem

6.4 Bodemgebruik ten behoeve van nevenfuncties 1 Waterberging

Wat: bij waterberging wordt van elders aangevoerd oppervlaktewater tijdelijk geborgen.

Doel: waterberging heeft het doel om benedenstrooms gelegen gebieden te vrijwaren van overlast.

Waar: Binnen natuurgebieden vindt waterberging plaats in: - graslanden

- bos van laagveen en klei (experimenteel) - bos van rijke gronden (experimenteel) - bos van bron en beek (experimenteel)

- middenbos, hakhout en griend (experimenteel) - multifunctioneel bos (experimenteel)

Hoe: het water wordt via een stelsel van watergangen naar een gebied geleid. Effect:

Bodemstructuur: een gebied of delen van een gebied komen onder water te staan. De

bodem raakt hierdoor volledig waterverzadigd. De dynamiek waarmee het waterbergen gepaard gaat is meestal groter dan bij water vasthouden.

De pH kan stijgen onder invloed van aangevoerd hard oppervlaktewater: alkalinisering. Tevens kan er verzilting of verzoeting optreden bij de aanvoer van respectievelijk zoet en zout water.

Nutriënten: bij het waterbergen vindt aanvoer van nutriënten of andere stoffen plaats.

Dit kan een toename in productiviteit opleveren: externe eutrofiëring. Er kan ook een toename in productiviteit ontstaan door het vrijkomen van reeds aanwezige voedingsstoffen: interne eutrofiëring.

Organische stof: geen effect

Bodemleven/bodembiodiversiteit: organismen verdrinken als gevolg van inundaties.

Organismen kunnen ook vergiftigd worden door de aanvoer of vorming van toxische verbindingen.

Verontreinigingen en toxische stoffen: bij het bergen van gebiedsvreemd water (vooral in

het slib) kunnen verontreinigingen en toxische stoffen aangevoerd worden.

Archief: afhankelijk van de periode dat het gebied onderwater staat kan waterbergen

effect hebben op de bodemvorming. Aardkundige waarden of de zaadbank komen niet in gevaar.

6.4.2 Waterwinning5

Wat: waterwinning is het onttrekken van water aan het milieu (grondwater of oppervlaktewater). In Nederland zorgen in totaal 10 verschillende waterbedrijven voor de (drink)watervoorziening van het land. Ieder bedrijf heeft naast de plicht de Nederlandse maatschappij van water te voorzien ook de verantwoordelijkheid over een natuurgebied.

Doel: het primaire doel van waterwinning is de maatschappij voorzien van drinkwater en industriewater. Tegenwoordig is een tweede hoofdfunctie van waterbedrijven het zorgen voor natuur. Het beschermen van de natuur heeft niet alleen als voordeel dat het toekomstige drinkwater schoon blijft, maar de gebieden behoren tevens tot de EHS en er vindt natuurrecreatie plaats.

Waar: waterwinning vindt o.a. plaats in: - veenlandschap

- duinlandschap

- droge heide; stuwwallandschap

- multifunctioneel bos; stuwwallandschap

Hoe: water wordt gewonnen door rechtstreeks grondwater op te pompen, of door voorgezuiverd rivierwater in de (duin)bodem te laten infiltreren en daarna op te pompen.

Er gebeuren veel handelingen tijdens het proces van waterwinning wat direct invloed kan hebben op de bodem. Naast het voorzuiveren van rivierwater moeten er vooral binnen het infiltratiegebied veel ingrepen worden gedaan om waterwinning mogelijk te maken. Zo zijn er vijvers, infiltratiegeulen, drains en opvangbakken, een opvangbekken, zuiveringsinstallaties en reservoirs nodig. Binnen het infiltratiegebied wordt de bodem min of meer op een industriële wijze gebruikt en logischerwijs ondervindt de bodem hiervan zware gevolgen. Het grondwaterpeil is continu hoog en er komen extra nutriënten mee bij de aanvoer van rivierwater waardoor er lokaal eutrofiëring plaatsvindt. In dit rapport is ervoor gekozen om de effecten van grondwaterwinning op de bodem alleen voor de natuurterreinen buiten het infiltratiegebied te beschrijven. De beschreven effecten gelden voor Waternet, maar zijn vergelijkbaar voor andere waterbedrijven.

Effect:

Bodemstructuur: sinds 1995 wordt het grondwaterpeil zoveel mogelijk constant

gehouden of de peilfluctuaties worden aangepast aan een meer natuurlijk regime. Soms treden er nog steeds fluctuaties op, grotendeels in relatie tot variatie in de vraag naar drinkwater en de verminderde inlaat van rivierwater wanneer er tijdelijk te hoge concentraties bestrijdingsmiddelen worden gemeten. De kans dat het peil langdurig laag komt te staan als gevolg van grondwaterwinning in het infiltratiegebied is echter klein.

Nutriënten: sinds 1974 wordt er weinig grondwater aan de bodem onttrokken en

wordt er grotendeels gebruik gemaakt van regenwater en water uit de Rijn. Het water is voorgezuiverd en is zo goed als vrij van vervuilende fosfaten.

Organische stof: geen effect.

Bodemleven/bodembiodiversiteit: de eventuele aanvoer van nutriënten kan een effect

hebben op het bodemleven.

118 Alterra-rapport 1626

Verontreinigingen en toxische stoffen: bij de aanvoer van gebiedsvreemd water kunnen

verontreinigingen en toxische stoffen meekomen. Aangezien het monitoren van rivierwater nauwkeurig wordt uitgevoerd zal de kans hierop klein zijn.

Archief: geen effect.

Een opmerking bij het beschrijven van de bodemeffecten is dat het winnen van water enkele decennia geleden minder duurzaam werd aangepakt dan tegenwoordig het geval is. In de AWD (Amsterdamse Waterleidingduinen) is de inrichting van het infiltratiegebied bijvoorbeeld zodanig (omringd met kanalen met een laag peil) dat de eutrofiering vooral binnen het infiltratiegebied zelf heeft plaatsgevonden. Hiertoe zijn verschillende herinrichtingprojecten uitgevoerd waarbij de verrijkte grond is afgevoerd.

De natuurterreinen rondom de infiltratiegebieden hebben vooral te kampen gehad met verdroging. Nu en in het verleden richten herstelprojecten zich voornamelijk op vermindering van de grondwateronttrekking, en verhoging van kanaalpeilen langs de rand van het infiltratiegebied waardoor het grondwaterpeil weer kan stijgen naar het min of meer natuurlijke niveau.

Inmiddels zijn de grote herinrichtingprojecten afgesloten en vinden er voornamelijk reguliere herstel- en beheersmaatregelen plaats. Net als in ieder ander natuurgebied worden deze maatregelen uitgevoerd met als doel de natuur duurzaam te behouden en te voldoen aan de eisen die door het nationale en internationale beleid worden gesteld. (natuurterreinen in beheer van waterbedrijven horen doorgaans tot de EHS). Vooronderzoek: controle van de kwaliteit van het rivierwater. Dit gebeurt al voordat het water naar het infiltratiegebied wordt geleid. De waterkwaliteit wordt gecontroleerd door meetstations langs de gehele Rijn. Verder moet men bij het uitvoeren van herstel- of beheersmaatregelen hetzelfde vooronderzoek uitvoeren als beschreven in paragraaf 5.2.

6.4.3 Zand- en grindwinning

Wat: In Nederland wordt jaarlijks 80 miljoen m3 zand en grind gewonnen. De helft

daarvan wordt op het vaste land gewonnen en de andere helft is afkomstig uit zee (Waddenzee en Noordzee). Naast permanente zandwinningen zijn er ook tijdelijke winplaatsen in gebruik, vooral voor de aanleg van grote infrastructurele projecten. Doel: Zand (en grind) wordt voor veel uiteenlopende doeleinden gebruikt. De bouw- en betonindustrie zijn grote afnemers en ook grote infrastructurele projecten nemen veel zand af. Daarnaast wordt zand bijvoorbeeld gebruikt voor de productie van glas, chips en zonnecellen en schoonmaakmiddelen, maar ook als blusmiddel en tegen gladheid.

Waar: binnen natuurgebieden vindt zand- en grindwinning plaats in: - rivierenlandschap

- grote wateren

- bos van arme gronden; op zandgrond

Hoe: Zand en grind kunnen zowel nat als droog worden gewonnen. Droge zand- en grindwinningen vinden plaats met behulp van hydraulische graafmachines. Natte zand- en grindwinningen vinden plaats op een drijvende wininstallatie. Het zand wordt in dit geval gewonnen met behulp van zandzuigers en het grind met behulp van emmerbaggermolens (Jacobs et al., 2004)

Effect: behalve enorme effecten op de bodem hebben winplaatsen landschappelijk een groot blijvend effect. Ter plekke is de impact van zand- en grindwinning rigoureus en onomkeerbaar: de bodem wordt in zijn geheel verwijderd. Dit betekent dat alle nutriënten, het organische stof, het bodemleven, verontreinigingen en toxische stoffen en alle archiefwaarden in hun geheel worden verwijderd. De bodem in de directe omgeving van winplaatsen ondervindt echter ook effecten van zandwinning:

Bodemstructuur: zandwinning langs rivieren heeft tot gevolg dat de waterstanden bij

hoogwater lager zijn. Er zijn echter ook risico’s op grondwaterdaling bij rivierverruiming en op opstuwing van grondwater bij dekgrondbergingen.

Verder kan bij langdurige uitvoering met zwaar materieel verdichting van de bodem optreden.

Nutriënten: geen bijkomende effecten. Organische stof: geen bijkomende effecten.

Bodemleven/bodembiodiversiteit: geen bijkomende effecten. Verontreinigingen en toxische stoffen: geen bijkomende effecten. Archief: geen bijkomende effecten.

Een toevoeging bij ‘effect’ is dat de winning aan strenge milieueisen moet voldoen waardoor de directe milieuschade betrekkelijk gering is.

Vooronderzoek: grondige kennis van de geologische lagen is noodzakelijk. Natuurwaarden, archiefwaarden zoals archeologische en aardkundige waarden en de zaadbank en verontreinigingen en toxische stoffen moeten in kaart worden gebracht.

6.4.4 Intensieve recreatie

Wat: over het algemeen recreëren mensen zich in de natuur vooral door te wandelen en te fietsen. Ook pleziervaart, het gebruik van ruiterpaden en de natuurcamping komen veel voor.

Doel: mensen (in de algemene zin) hebben de behoefte om te kunnen recreëren in de natuur. Verder worden de recreatiemogelijkheden uitgebreid met het doel er geld aan te verdienen; recreatie schept werkgelegenheid.

Waar: binnen natuurgebieden komt intensieve recreatie voor in: - duinlandschap

- grote wateren

- multifunctionele graslanden - droge heide

- bos van arme gronden - bos van rijke gronden - multifunctioneel bos

Hoe: met betrekking tot de bodem bestaat intensieve recreatie voornamelijk uit de aanleg van fiets-, wandel- en ruiterpaden, het plaatsvinden van pleziervaart en de aanleg van natuurcampings. Dit betekent dat er lokaal moet worden afgegraven, geplagd of gemaaid om voorzieningen te kunnen plaatsen. Pleziervaart kan zorgen voor oeverafslag langs de oevers van meren en rivieren.

Effect: de effecten op de bodem kunnen bij intensieve recreatie vrij divers zijn. Bij de aanleg van paden en wegen is het karakter van verstoring bijvoorbeeld permanent van aard omdat er hierna geen bodemvorming meer optreedt. Oeverafslag ten

120 Alterra-rapport 1626 gevolge van pleziervaart kan een tijdelijke of terugkerende verstoring zijn waarop de bodem zich aanpast.

De specifieke effecten op de bodemaspecten zijn per situatie verschillend, maar kunnen vergeleken worden met andere vormen van bodemgebruik zoals grondverzet, plaggen en maaien.

Vooronderzoek: grondig onderzoek doen naar het hele systeem zodat de aanleg van voorzieningen (zoals ook fietspaden en wegen door de natuur) de natuur zo min mogelijk schade berokkend. Hiertoe moeten de uitgangssituatie, natuurwaarden, archeologische en aardkundige waarden, de zaadbank en verontreinigingen en toxische stoffen in kaart worden gebracht.