• No results found

De griffier van het residentiegerecht zal, binnen acht dagen na de aanteekening van het hooger beroep, d e

In document Dan hef (pagina 86-94)

stukken van het geding, met het proces-verbaal der

terecht-zitting en volledige afschriften van het vonnis en van d e

— 85 —

a c t e v a n b e r o e p , m o e t e n o v e r z e n d e n ter griffie van den r a a d v a n justitie.

S.v. A r t . 191, zooals h e t m o e t w o r d e n gelezen in v e r b a n d m e t art. 207.

B i n n e n v e e r t i e n d a g e n n a d e v e r k l a r i n g v a n in h o o g e r b e r o e p t e k o m e n , zal de b e r o e p e n d e partij a a n d e n r a a d v a n justitie e e n e memorie k u n n e n i n d i e n e n , b e h e l z e n d e d e m i d d e l e n en g r o n d e n v a n h a a r b e r o e p .

D e z e m e m o r i e , w e l k e d o o r g e m e l d e partij of h a r e n prakti-zijn m o e t o n d e r t e e k e n d prakti-zijn, zal bij d e s t u k k e n w o r d e n g e v o e g d , en zal d a a r v a n i n z a g e k u n n e n w o r d e n g e n o m e n d o o r d e t e g e n p a r t i j of h a r e n praktizijn, d i e g e r e c h t i g d is o m op dezelfde wijze een c o n t r a - m e m o r i e in t e dienen, z o n d e r d a t e v e n w e l d e a f d o e n i n g d e r z a a k d a a r d o o r m a g v e r t r a a g d w o r d e n .

memorie. De vorm van zulk een memorie is nergens voorgeschreven; de eenige eisch is dus, dat het stuk behoorlijk geteekend en tijdig ingediend is.

I n die memorie zal o. a. ook het verzoek kunnen wor-den gedaan tot het hooren van nieuwe getuigen, want dit is mogelijk gemaakt door de derde alinea van art. 194.

praktizijn. Terwijl bij het aanteekenen van hooger beroep nog sprake was van een gemachtigde, is voor de memorie alleen de praktizijn toegelaten.

op dezelfde ivijze. De bedoeling hiervan is blijkbaar binnen nogmaals veertien dagen (Lion, Strafvordering blz. 347).

V I . D E E X E C U T I E V A N V O N N I S S E N .

S.v. A r t . 208. (St. 1901 no. 15). D e b e p a l i n g e n van den zeventiende?i titel w o r d e n o p g e v o l g d bij d e tenuitvoerlegging v a n vonnissen, in dezen titel bedoeld, m e t dien v e r s t a n d e , d a t d e uitvoering p l a a t s heeft o p last v a n d e n a m b t e n a a r v a n h e t o p e n b a a r m i n i s t e r i e bij het r e s i d e n t i e g e r e c h t , a a n wien, zoo in hooger beroep is r e c h t g e d a a n , d e griffier v a n d e n r a a d van justitie b i n n e n d r i e d a g e n na d e u i t s p r a a k een a u t h e n t i e k afschrift z e n d t van h e t in h o o g e r b e r o e p g e w e z e n v o n n i s .

zeventienden titel. De bepalingen van den zeventienden titel welke bij de tenuitvoerlegging van vonnissen van het residentiegerecht van toepassing kunnen zijn, volgen hieronder.

tenuitvoerlegging. Ten einde den ambtenaar van het openbaar ministerie in staat te stellen om, zoo noodig, krachtig te kunnen optreden is bij S.v. art. 23c het artikel 17 S.v. van toepassing verklaard (Zie op art. 23chierboven).

dezen titel. De zevende titel, handelende over de rechts-pleging in zaken van overtreding, welke behooren tot de kennisneming der residentiegerechten op Java en Madoera.

uitvoering. Deze uitvoering moet geschieden vóór af-loop van den termijn van verjaring, bedoeld in art. 405 juncto art. 403 S.v. De verjaringstermijn begint dus te loopen van den dag af, waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en bedraagt 2 jaren voor de straffen, opgelegd wegens overtreding van keuren en reglementen van politie en 6 jaren v o o r d e straffen, opgelegd wegens andere overtredingen.

hooger beroep. De ambtenaar van het openbaar minis-terie bij den rechter, die in eersten aanleg heeft gevon-nisd, is steeds met de executie belast. Art. 338 S.v. al. 1.

— 87 —

Z E V E N T I E N D E T I T E L .

Van hel ten uitvoer leggen van arresten en vonnissen.

S.v. A r t . 332. D e vonnissen, h o u d e n d e v e r o o r d e e l i n g t o t straf, zullen t e n u i t v o e r w o r d e n g e l e g d z o o d r a zij in k r a c h t v a n gewijsde zijn g e g a a n , b e h o u d e n s d e b e p a l i n g e n in d e volgende artikelen v e r v a t .

straf. De straffen zijn opgenoemd in titel I I van de strafwetboeken voor E. en voor I.

gewijsde. Een vonnis in kracht van gewijsde gegaan, is een zoodanig, dat onherroepelijk is, in zooverre dat een gewoon rechtsmiddel er niet meer tegen open staat.

Zoodra alle termijnen van voorziening onbenut ver-streken zijn, is er gewijsde.

Een buitengewoon rechtsmiddel is gratie, waarover handelt artikel 337 S.v.

De vonnissen in overtredingszaken door het residentie-gerecht gewezen verkrijgen kracht van gewijsde:

Ie. die, waarvan geen hooger beroep is (zie art. 116 i R.O.) dadelijk na de uitspraak of in geval van verstek (S.v. art. 200) na de beteekening, (R. O. art. 116 j , al. 1).

2e. die, welke vatbaar zijn voor hooger beroep (R. O.

art. 116 i) na het verstrijken van de termijnen van tien dagen, genoemd in art. 206 S.v., zonder dat tegen het vonnis is opgekomen.

3e. die, welke in hooger beroep zijn gewezen, dadelijk na de uitspraak of de beteekening.

Volgende artikelen. Van de hierbedoelde volgende arti-kelen is alleen op de vonnissen van het residentiegerecht toepasselijk :

A r t . 337. D e t e n u i t v o e r l e g g i n g van alle (arresten en) v o n n i s s e n blijft v a n r e c h t s w e g e g e s c h o r s t , zoo l a n g d e G o u v e r n e u r - G e n e r a a l over een verzoek om g r a t i e r a a d p l e e g t .

T e dien e i n d e is d e p r o c u r e u r g e n e r a a l bij h e t h o o g g e rechtshof v e r p l i c h t om, z o o d r a e e n v e r z o e k o m g r a t i e , h e t -w e l k niet o p d e bij artikel 334 v o o r g e s c h r e v e n -wijze d o o r m i d d e l d e r griffie is i n g e l e v e r d , d o o r d e n G o u v e r n e u r -G e n e r a a l a a n h e t h o o g g e r e c h t s h o f is i n g e z o n d e n , d a a r v a n onmiddellijk k e n n i s t e g e v e n a a n d e n a m b t e n a a r m e t d e t e n u i t v o e r l e g g i n g v a n h e t v o n n i s [of a r r e s t ] belast.

— 88 —

artikel 334. In dit artikel is sprake van de wijze van behandeling der verzoeken om gratie in misdrijfzaken, waarbij dan den veroordeelde een termijn van acht dagen voor het indienen van dat verzoek wordt gelaten.

In verband met het bepaalde in de eerste alinea van art. 337 komt het mij voor, dat de behandeling van ter griffie van het residentiegerecht ingediende verzoeken om gratie is als volgt:

De griffier houdt nauwkeurig aanteekening van den dag der inlevering van zoodanig verzoekschrift en geeft daarvan kennis aan den ambtenaar van het openbaar ministerie met de tenuitvoerlegging van het vonnis belast.

Het verzoekschrift wordt vervolgens, voorzien van het advies van den residentierechter en van den ambtenaar van het openbaar ministerie, met de ter zake betrekke-lijke processtukken opgezonden aan het hooggerechtshof, hetwelk, na den procureur-generaal daarop te hebben gehoord, het verzoekschrift met zijne consideration en advies ter beschikking doorzendt aan den Gouverneur-Generaal.

S.v. A r t . 338 A L . 1. D e straffen w o r d e n t e n u i t v o e r g e l e g d o p b e v e l v a n d e n a m b t e n a a r v a n h e t o p e n b a a r m i n i s t e r i e bij h e t collegie h e t w e l k in e e r s t e n a a n l e g heeft g e v o n n i s d ,

Zie art. 208 S.v.

S.v. A r t . 345. D e tijd v a n e i k e n d a g g e v a n g e n i s s t r a f is v a n v i e r - e n - t w i n t i g u r e n , d i e v a n e e n e m a a n d , v a n d e r t i g d a g e n .

S.v. A r t . 346. D e straftijd w o r d t g e r e k e n d in t e g a a n , t e n aanzien v a n v e r o o r d e e l d e n , w e l k e zich in v o o r l o o p i g e h e c h t e n i s b e v i n d e n , m e t d e n d a g w a a r o p h e t v o n n i s in k r a c h t v a n gewijsde is o v e r g e g a a n ; t e n aanzien v a n a n d e r e v e r o o r d e e l d e n , o p d e n d a g d e r t e n u i t v o e r l e g g i n g .

gewijsde. Zie de aanteekening onder art. 332.

Voor de tenuitvoerlegging van vonnissen houdende veroordeeling tot gevangenisstraf, zie model H. hierachter.

Bij de opneming in de strafgevangenissen moet het volgende geacht worden van toepassing te zijn (Vergelijk de aanteekening onder art. 202 S.v.) :

S.v. Art. 263. „Elk die een bevel van voorloopige

aan-„houding, een bevel van gevangenneming, of een arrest

„of vonnis van veroordeeling ten uitvoer legt, moet bij

„de overlevering aan den cipier door dezen op deszelfs

„register doen inschrijven :

„lo den voornaam, naam, het beroep, en zoo mogelijk

„de geboorte- of woonplaats van den gearresteerde ;

„2o de opgave van het rechterlijk collegie of van den

„ambtenaar, die de aanhouding of do in

gevangenisstel-„ling heeft bevolen ;

„3o de dagteekening van het bevel, vonnis of arrest ;

„4o den dag der overlevering, en

„5o bij veroordeeling, den tijd der straf."

„Deze inschrijving wordt door hem benevens den cipier

„geteekend."

„Hij is eindelijk verplicht het bevel, vonnis of arrest

„aan den cipier te vertoonen."

„De cipier stelt hem een uittreksel uit zijn register tot

„zijne ontlasting, ter hand."

S.v. Art. 364. „De cipier mag niemand in de

gevan-„genis opnemen of houden, dan uit kracht van een bevel,

„daartoe door de bevoegde macht verleend, of van een

„daartoe strekkend vonnis of arrest, en zonder dat

zoo-„danig bevel, vonnis of arrest, in voege voormeld, in

„zijn register is ingeschreven."

„Bij overtreding hiervan, wordt hij ter zake van

wille-„keurige gevangenhouding vervolgd.''

S. v. Art. 365. „Op het bovengemelde register zal

ins-„gelijks door den cipier, ter zijde der acte van overneming,

„worden aangeteekend de dag van het vertrek van den

„gevangene, alsmede het bevelschrift, arrest of vonnis,

„uit kracht van hetwelk deze vertrokken is".

St. 1898 N o . 50. A r t . 1. Bij v e r o o r d e e l i n g tot geldboete w o r d t die b o e t e , bij gebreke van betaling b i n n e n t w e e m a a n d e n n a d e n d a g , w a a r o p d e r e c h t e r l i j k e u i t s p r a a k kan worden ten tiitvoer gelegd, vervangen, v o o r zooveel E u r o p e a n e n en m e t d e z e n gelijk g e s t e l d en betreft, d o o r gevangenisstraf, en v o o r zooveel I n l a n d e r s en m e t dezen g e l i j k g e s t e l d e n betreft, d o o r d w a n g a r b e i d b u i t e n den k e t t i n g , of voor h e n , w i e r m a a t s c h a p p e l i j k s t a n d p u n t of l i c h a a m s t o e s t a n d h e t o p l e g g e n van d w a n g a r b e i d o n r a a d z a a m m a a k t , door g e v a n g e n i s s t r a f .

D e a a r d en d e d u u r d e r v e r v a n g e n d e straf w o r d e n in h e t v o n n i s b e p a a l d .

— 90 —

D e d u u r v a n de v e r v a n g e n d e straf w o r d t b e p a a l d n a a r d e n m a a t s t a f van t e n h o o g s t e één m a a n d v o o r e l k e v e r s c h u l d i g d e t w e e h o n d e r d g u l d e n ; d i e straf is t e n m i n s t e één e t m a a l , en m a g , in g e e n g e v a l , d e n tijd v a n drie j a r e n t e b o v e n g a a n .

D e v e r v a n g e n d e vrijheidstraf k a n in d e g e v a l l e n w a a r i n o p h e t feit g e l d b o e t e en een vrijheidstraf ter keuze van d e n r e c h t e r zijn gesteld, h e t m a x i m u m v a n d e z e vrijheidstraf n i e t o v e r s c h r i j d e n .

geldboete. Aangezien de ambtenaren van het openbaar ministerie ingevolge art. 208 S.v. met de tenuitvoerleg-ging van vonnissen zijn belast, moeten zij zorgen voor de inning der gerechtelijke boeten en gerechtskosten door den residentierechter opgelegd.

De gerechtskosten worden bij niet willige betaling door executie op de goederen van den veroordeelde verhaald (zie ook art. 353 S.v. en de aanteekeningen daarop).

Omtrent de verantwoording der geïnde boeten, confis-cation en gerechtskosten is bij aan de hoofden van ge-westelijk bestuur gerichte circulaire van den Directeur van Justitie dd. 24 April 1886 No 2679 (bijblad No. 4264) bepaald, dat deze zal geschieden middels een nieuw model opgave. (Zie model L. hierachter).

De opgave wordt opgemaakt door den griffier van het residentiegerecht, door wien, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, de acht eerste kolommen worden ingevuld. Binnen een week na ommekomst van elk kwar-taal zendt deze de door hem ingevulde opgave aan den ambtenaar, belast met de tenuitvoerlegging der vonnissen, door wien dan in de overige rubrieken wordt vermeld wat ten aanzien van de inning der boeten en gerechts-kosten is verricht.

Deze ambtenaar dient vóór of op den laatsten van de maand volgende op elk kwartaal, de door hem vervolle-digde opgave, vergezeld van den kwartaal staat en de betrekkelijke bewijzen van overstorting door tusschenkomst van den Resident aan het Departement van J u s -titie in.

Afgescheiden van het bovenstaande, behoort door den griffier terstond nadat een vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, aan den ambtenaar, belast met de executie, te worden opgegeven het bedrag van hetgeen door hem uit

— 91 —

de daartoe ingevolge art. 8 van Stbl. 1884 No. 142 en art. 6 van Stbl. 1884 No. 143 verleende voorschotten aan getuigengelden is betaald, opdat tot het verhaal daarvan op den betrokkene reeds dadelijk kan worden overgegaan.

Gelijke kennisgave behoort door den griffier te geschie-den ten aanzien van de door of namens geschie-den Resigeschie-dent of den Directeur bevolen betalingen wegens andere ge-rechtskosten, waarvan hij mededeeling ontvangt.

Deze betalingen, zoomede die uit voorschotten gedaan, maken te zamen uit de gegevens voor de driemaande-lijksche opgave.

bij gebreke van betaling. Maatregelen tot inning be-hoeven dus niet te worden genomen. Het enkel ver-loopen van den termijn brengt mede dat de vrijheidstraf in de plaats van de boete treedt. De veroordeelde is echter ten allen tijde bevoegd om door de betaling der boete de vrijheidstraf te voorkomen of te doen ophouden, terwijl betaling van een deel der boete bevrijdt van het ondergaan van een evenredig deel der vervangende straf (zie art. 5 van Stbl. 1898 No. 50 hieronder).

kan worden ten uitvoer gelegd. Zie art. 332 S.v. en de aanteekeningen daaronder.

Voor de tenuitvoerlegging zie model J. hierachter.

vervangen. Door het ondergaan der gevangenisstraf wordt daarmede aan de opgelegde straf voldaan, en is de boete vervallen. Een geheel ander systeem dus dan ten aanzien van den lijfsdwang in art. 348 S.v.

al. 4 ter keuze. Hier wordt bedoeld de alternatieve vrijheidstraf, welke tegen vele overtredingen is bedreigd, o. a. in de laatste alinea's van elk der artikelen 3, 4 en 5 P. E.

A r t . 2 (Stbl. 1898 N o . 50). D e in a r t i k e l 1 b e d o e l d e v e r v a n g e n d e straf w o r d t niet a a n g e m e r k t als een a n d e r e straf d a n d e g e l d b o e t e .

De ondergane vervangende straf kan dus bij een latere veroordeeling niet als een verzwarende omstandigheid worden aangemerkt in den zin van art. 22 S. E.

A r t . 3 (Stbl) 1898 N o . 50). O p v r e e m d e l i n g e n , o m s c h r e v e n bij artikel j d e r A l g e m e e n e b e p a l i n g e n v a n w e t g e v i n g , k a n dadelijk n a d a t h e t vonnis u i t v o e r b a a r is g e w o r d e n , bij w a n b e

-— 92 -—

taling der opgelegde geldboete, de vervangende straf worden

In document Dan hef (pagina 86-94)