• No results found

Gevorderd wordt derhalve waarneming der feiten door middel der zintuigen

In document Dan hef (pagina 69-74)

S.v. Art. 378. In de beoordeeling der waarde van de getuigenis, moet de rechter bijzonder acht geven op de onderlinge overeenstemming der getuigen, op de overeen-stemming der getuigenissen met hetgeen van elders aan-gaande de zaak en het geding bekend is, op de beweegre-denen, welke de getuigen kunnen hebben gehad om de zaak op deze of gene wijze voor te dragen, op de levens-wijze, de zeden en den stand der getuigen, en in het algemeen, op alles wat op derzelver meerdere of mindere geloof-waardigheid invloed zoude kunnen hebben.

Onderlinge overeenstemming Bepaalde

overeenstem-ming is niet noodig, maar wel moeten er punten van

aanraking zijn. Al te groote overeenstemming geeft

dikwijls het vermoeden van onbetrouwbaarheid.

— 68 —

S.v. A r t . 379. O n b e ë e d i g d e v e r k l a r i n g e n k u n n e n op zich zelve, zelfs bij o n d e r l i n g e o v e r e e n s t e m m i n g , g e e n b e w i j s opleveren.

D a a r e n t e g e n k a n d e o n b e ë e d i g d e v e r k l a r i n g tot a a n v u l l i n g d i e n e n v a n a n d e r e , d a a r m e d e en o n d e r l i n g o v e r e e n s t e m -m e n d e w e t t i g e bewijzen.

I n S.v. artt. 145, 147 en 149 zijn de personen genoemd die niet onder eede mogen worden gehoord.

Onbeëedigde verklaringen zijn bewijsmiddelen, maar zij moeten, om als zoodanig te kunnen gelden, aan bij-zondere voorwaarden voldoen. Op zich zelven staande, d.i. bij ontstentenis van andere bewijsmiddelen, leveren zij geen bewijs op, hoe groot hare onderlinge overeen-stemming ook zij, maar bij het aanwezig zijn van andere bewijsmiddelen, kunnen zij dienen tot aanvulling, mits zij overeenstemmen met bewijsmiddelen, die onderling ook overeenstemmen, v.d. Aa. t.a.p. blz. 12.

Uit het artikel volgt ook, dat de wetgever niet gewild heeft, dat aan de verklaring van een medebeklaagde, ook een onbeëedigde verklaring, eenige bewijskracht worde toegekend.

Derde af deeling. Van schriftelijke bescheiden.

S.v. 380. D e voorschriften o m t r e n t de k r a c h t van bewijs v a n o p e n b a r e en bijzondere b e s c h e i d e n in b u r g e r l i j k e z a k e n m o e t e n ook in h e t bewijs v a n misdrijven en o v e r t r e d i n g e n in a c h t g e n o m e n w o r d e n .

De meest rationeele opvatting van dit artikel is, volgens Lion (t.a.p. blz. 654), dat de kracht van bewijs van open-bare en bijzondere schriftelijke bescheiden in privaatrech-telijke zaken voorgeschreven, in strafzaken moet gelden, zoolang' er geen strijd is tusschen de bepaling van ons artikel en van de twee volgende met de algemeene rege-len, waaraan alle bewijsmiddelen in het strafrecht zijn onderworpen, vervat in de artt. 370, 372, 373 en 374 S.v.

Een authentieke acte, welke aan den rechter niet de overtuiging geeft van overeenkomstig de waarheid te zijn opgemaakt, verliest dus in strafzaken hare bewijs-kracht (S.v. art. 374).

— 69 —

Bij de toepassing van dit artikel lioude men steeds in het oog, dat de rechter in burgerlijke zaken slechts heeft te beslissen wat rechtens is tusschen twee partijen (dus een betrekkelijk recht) terwijl de strafrechter heeft uit te maken wat de volstrekte waarheid is.

Het zou ons te ver voeren om alle bepalingen omtrent de bewijskracht van schriftelijke bescheiden uit het bur-gerlijk wetboek over te nemen. De voor overtredings-zaken meest belangrijke volgen hieronder :

B.W. Art. 1867. „Schriftelijk bewijs geschiedt door authentieke, of door onderhandsche geschriften."

B.W. Art. 1868. „Eene authentieke acte is de zoodanige

„welke in den wettelijken vorm is verleden, door of ten

„overstaan van openbare ambtenaren die daartoe bevoegd

„zijn ter plaatse alwaar zulks is geschied."

De vereischten zijn dus :

a. verleden door of ten overstaan van een openbaar ambtenaar ;

b. in den wettelijken vorm ;

c. bevoegdheid van dien ambtenaar ter plaatse;

d. bevoegdheid van dien ambtenaar ten aanzien van het onderwerp.

a. Verleden door, n.1. in het geval dat een handeling is verricht of een feit is geconstateerd door den ambtenaar.

Verleden ten overstaan, n.1. in het geval dat de amb-tenaar opteekent hetgeen door partijen of door een comparant wordt verhandeld of verklaard.

Openbaar ambtenaar, d.i. een persoon die een ambt bekleedt, dat hem zelfstandig tegenover het algemeen doet optreden. ')

b. In den ivettelijken vorm. Deze vorm is voor onder-scheidene acten verschillend. Notarieele acten moeten worden verleden met getuigen, voor andere, b.v. een proces-verbaal van een openbare verkooping, is dit niet voorgeschreven enz.

c. Bevoegdheid van den ambtenaar ter plaatse, dat is binnen zijn ambtsressort.

d. Bevoegdheid van den ambtenaar ten aanzien van het onderwerp.

De meest uitgebreide bevoegdheid hebben de notarissen die alleen uitgesloten zijn van het maken van die acten

l) O p e n b a a r a m b t e n a a r is ieder, die krachtens aanstelling door h e t o p e n b a a r gezag geroepen is tot eenigen publiekrechtelijken dienst.

— 70 —

welker opmaking bij algemeene verordening aan andere ambtenaren is voorbehouden.

Dit is o.a. liet geval met eigendoms- en hypotheek-acten, gerechtelijke exploiten '), processen-verbaal van openbare verkoopingen enz.

B.AV. Art. 1869. „Eene acte, welke, uit hoofde van

„onbevoegdheid of onbekwaamheid van den ambtenaar,

„of uit hoofde van een gebrek in den vorm, niet voor

„authentiek kan gehouden worden, heeft echter kracht

„van onderhandsch geschrift, indien dezelve door par-t i j e n onderpar-teekend is."

Hiertoe kan b.v. bij een notarieele acte aanleiding bestaan als de plaats waar, of de dag, de maand en het jaar, waarin de acte verleden is, niet is vermeld.

Reglement op het Notarisambt. Stbl. 1860 No. 3 art. 25).

B.W. Art. 1870. „Eene authentieke acte levert

tus-„schen partijen en derzelver erfgenamen of rechtverkrij-g e n d e n een volledirechtverkrij-g bewijs op van hetrechtverkrij-geen daarin

„vermeld staat."

In strafzaken moet bij de toepassing van dit artikel steeds worden gelet op art. 374 S.v. Voor den straf-rechter toch is geen enkel bewijs verplichtend als door hem de overtuiging van schuld niet is verkregen. Het is den strafrechter te doen om de absolute waarheid en niet om de betrekkelijke.

Zie verder ook de artt. 1871, 1874, 1875, 1876 en 1877 B.W.

S.v. A r t . 3 8 1 . D e v e r k l a r i n g e n , v e r b a l e n of r e l a z e n v a n h e n die in o p e n b a r e p o s t e n , a m b t e n of b e d i e n i n g e n g e s t e l d zijn, m o e t e n , om als schriftelijke b e s c h e i d e n t e g e l d e n , d e v e r m e l d i n g i n h o u d e n , d a t d e z e l v e d o o r h e n zijn a f g e l e g d of o p g e m a a k t o p d e n e e d bij d e n a a n v a n g h u n n e r b e d i e n i n g g e d a a n , of w e l d a a r n a m e t e e d e b e v e s t i g d w o r d e n .

V a n d e z e b e p a l i n g zijn u i t g e z o n d e r d d e v e r k l a r i n g e n , p r o c e s s e n - v e r b a a l en relazen, d o o r r e c h t e r l i j k e a m b t e n a r e n in d e w a a r n e m i n g h u n n e r b e d i e n i n g a f g e g e v e n of o p -g e m a a k t .

') Uitgezonderd wisselprotesten, welke d e u r w a a r d e r s kunnen uitbrengen, m a a r hier te lande meestal geschieden door Notarissen.

— 71 —

De in dit artikel bedoelde bescheiden kunnen volledig bewijs opleveren niettegenstaande zij slechts door één persoon zijn opgemaakt. Ook hier zal de rechter hebben te beslissen of het bewijsmiddel bij hem de overtuiging van beklaagdes schuld heeft gevestigd (S.v. art. 374).

Voornamelijk heeft de wet hier het oog op de op-sporings-ambtenaren, genoemd in art. 2 S.v. Hunne verplichting tot het opmaken van proces-verbaal is om-schreven in art. 4 S.v.

Krachtens artikel art. 2 sub 4 zijn onder hen ook begrepen de ambtenaren, aan wie bij eenige speciale verordening de bevoegdheid tot het verbaliseeren van door hen waargenomen overtredingen dier verordenin-gen is toegekend, zooals de ambtenaren en beambten van het boschwezen, van de in- en uitvoerrechten, van de spoor- en tramwegen, die aangesteld tot bewaking van verdedigingswerken. Hunne relazen of processen-verbaal zullen uit den aard moeten loopen over de onderwerpen, welke in den kring hunner bevoegdheid liggen, terwijl de overtreding binnen hun ressort moet zijn gepleegd.

De processen-verbaal moeten op den ambtseed zijn op-gemaakt of, indien dit niet is gebeurd, op de terechtzitting met eede door hen worden bevestigd.

De tweede alinea handelt over de processen-verbaal, door rechterlijke ambtenaren opgemaakt. Wie rechterlijke ambtenaren zijn leert het reglement op de rechterlijke organisatie. Aangezien de ambtenaren van het openbaar ministerie daartoe behooren, behoeven hunne processen-verbaal niet op den ambtseed te worden opgemaakt om te kunnen gelden als schriftelijke bescheiden, waaraan volledige bewijskracht toekomt.

S v. A r t . 382. D e r a p p o r t e n v a n z a a k k u n d i g e n , v a n a m b t s w e g e b e n o e m d o m o v e r d e b i j z o n d e r h e d e n of g e s t e l d -heid e e n e r z a a k een o o r d e e l en h u n n e b e v i n d i n g t e v e r k l a r e n , k u n n e n alleen d i e n e n om tot d e s r e c h t e r s i n l i c h t i n g t e v e r s t r e k k e n .

Dit artikel staat in verband met de bepaling in de tweede alinea van art. 377 S.v., dat meeningen of gissingen bij redeneering opgemaakt, geene getuigenissen zijn.

De rechter zelf kan uit de getuigenissen gevolgtrek-kingen maken. Hij kan zich daarbij laten leiden door

— 12 —

de meening van deskundigen en daarom dienen de

In document Dan hef (pagina 69-74)