• No results found

Habitatrichtlijn: - Flora- en faunawet: - Rode Lijst: - Oranje Lijst: -

Kenmerken Deze langgerekte torpedovormige vis behoort tot de familie van de

karperachtigen (Cyprinidae), subfamilie Squaliobarbinae. Het lichaam is een beetje zijdelings samengedrukt en de korte, forse kop wordt gekenmerkt door de brede onderstandige mondspleet. Deze karper heeft geen baarddraden en de zijlijn, met 42- 45 schubben, loopt volledig door en is goed zichtbaar. De vis heeft een bruin tot goudachtige grondkleur en kan op de rugzijde groenig ogen. De buik is wit van kleur. Opvallend is de nettekening over het hele lichaam die geaccentueerd wordt door de donkere achterrand van de schubben. In het juveniele en subadulte stadium kan de graskarper worden verwisseld met de kopvoorn (Leuciscus cephalus) en de serpeling (Leuciscus leuciscus). De kopvoorn heeft echter een eindstandige bek, minder rijen schubben onder de zijlijn en een niet-afgeronde rugvin. De serpeling daarentegen mist de nettekening, heeft kleinere schubben en een uitgeholde aarsvin (Gerstmeier en Romig, 1998).

Ecologie De graskarper leeft uitsluitend van plantenkost en eet naast algen en

waterplanten ook harde plantdelen. Met de mesvormige, gezaagde keeltanden worden de (harde)plantdelen fijn gekauwd. Ook het darmstelsel is helemaal aangepast om plantendelen te verteren. In hun oorspronkelijke areaal, Oost-Azië, trekt de soort van hun ‘weidegronden’ in de benedenlopen in de paaitijd stroomopwaarts naar de grindbeddingen met snel stromend water. Hier worden bij watertemperaturen tussen de 22-29 OC de eieren afgezet. Na ongeveer twee dagen

komen de eieren al uit. Tot een lengte van drie centimeter leven de jonge dieren van plankton, daarna stappen zij over op plantaardige kost. Bij een lengte van tien centimeter zijn de jonge vissen helemaal herbivoor (Gerstmeier en Romig, 1998). Graskarpers zijn snelle groeiers die een lengte van 120 centimeter kunnen bereiken. Ook kunnen de vissen oud worden. Een leeftijd van 30 jaar is geen uitzondering. In Nederland zijn tot dusver geen geslaagde voortplantingspogingen van de graskarper bekend. De hoge watertemperaturen in combinatie met waterpeilstijging die de soort nodig heeft voor de voortplanting ontbreekt vooralsnog in ons land. De Nie (1996) meldt geruchten van voortplantende graskarpers in Nederland, maar tastbaar bewijs ontbreekt. Wel worden er incidenteel graskarpers met kuit gevangen. De auteurs van het voorliggende rapport achten het niet ondenkbaar dat de graskarpers in de (nabije) toekomst profiteren van de klimaatsverandering en daardoor tot zelfstandige voortplanting kunnen komen.

In de zuidelijke Verenigde Staten heeft deze exoot zich wel spontaan weten voort te planten met alle kwalijke gevolgen van dien. De soort is een regelrechte plaag voor de inheemse flora- en fauna. Het uitzetten van graskarpers is daar dan ook verboden.

Verspreiding in Nederland De graskaper komt in alle provincies voor en is met

uitzondering van Texel op de Waddeneilanden afwezig. In het verleden is de graskarper door de OVB (Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij) geïntroduceerd. De eerste uitzettingen hebben plaatsgevonden in 1977. In 1994 is door de OVB gestopt met het uitzetten van graskarpers. Er is in totaal 524.000 kilogram graskarper uitgezet, gestart in afgesloten wateren, maar later gevolgd door open wateren, zoals kleine en grote rivieren, laagveenplassen, kanalen en dergelijke. Variërend van 140 kilogram/hectare tot 189 kilogram/hectare hebben de

uitzettingen plaatsgevonden in 30,96 km2 water, in 133 verschillende

vijfkilometerblokken verspreid over heel Nederland (De Nie, 1996). Van hieruit heeft de soort zich redelijk homogeen verspreid over Nederland.

Verspreiding in Eemland De graskarper komt alleen in waai 5 en 6 voor. In deze

waaien zijn door het Waterschap Vallei & Eem begin jaren ’70 in de vorige eeuw experimenten geweest met graskarpers als waterplantbeheerders. Destijds zijn zo’n 1000 graskarpers, circa 350 kilogram, uitgezet in de waaien (mond. med. J. Boes voorzitter HSV Hilversum). Om te voorkomen dat deze dieren verder het gebied in zwemmen zijn roosters aangebracht in de aangetakte sloten c.q. wetering. Hierdoor kunnen ook andere grotere exemplaren van vissen als zeelt (Tinca tinca), snoek (Esox lucius) en karper (Cyprinus carpio) de waaien niet uit. De waaien 5 en 6 staan wel onderling voor de graskarpers met elkaar in verbinding. Tijdens het onderzoek zijn

Bijzonderheden, bedreigingen en bescherming Graskapers zijn lang gebruikt als

biologische bestrijders tegen overmatige waterplantengroei. Ze zijn goedkoop en vormen een natuurlijk alternatief ten opzichte van chemische bestrijdingsmiddelen. De nadelen zijn echter groter dan de voordelen. Om effectief gebruikt te kunnen maken van hun graascapaciteit moet minimaal 150 kilogram/hectare worden uitgezet. De Nie (1996) stelt dat bij een te hoge bezetting (250 kilogram/hectare of meer) schadelijke effecten kunnen optreden, zoals het verdwijnen van hele onderwatervegetaties, vergroting van de troebelheid en verlies van ongewervelden. De auteurs vermoeden (zij kunnen dit niet staven) dat al veel eerder onomkeerbare schade optreedt. Denk bijvoorbeeld aan waterplantvelden die verdwijnen, waarvan een juridisch beleidsrelevante soort als grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) afhankelijk is.

Ondanks de vele studies in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw die de nadelen van graskarpers inzichtelijk hebben gemaakt, gaan er zo af en toe weer stemmen op ten gunste van de graskarper. Zo schrijven Put, Moonen en Waanders (2007) dat het tijd is voor een ‘genuanceerd beeld’. Een citaat: Een hernieuwde inzet van graskarpers op lokaal niveau, vooral in stedelijke gebieden, is in de nabije toekomst niet ondenkbaar. Hier is het reguliere onderhoud door de vaak slechte bereikbaarheid en beperkte bergingsmogelijkheden voor maaisel, moeilijk en relatief duur. Zij houden echter geen rekening met eventuele voortplanting van graskarpers door de toename van temperatuursstijging veroorzaakt door de klimaatsverandering. Ook gaan zij in hun artikel voorbij aan de eventuele gevolgen van graskarpers op tabel 2 en 3 soorten van de Flora- en faunawet. Ons inziens is het voorzorgsprincipe van de Flora- en faunawet op zijn minst van toepassing.

Hoewel deze exoot in Nederland het toch moet hebben van uitzettingen en (per ongeluk) ontsnappingen heeft de soort zich goed weten te verspreiden. In hun natuurlijk verspreidingsgebied, in Rusland en China, gaat het minder goed met de graskarper en is de soort sterk achteruitgegaan in zijn voorkomen (Kottelat en Freyhof, 2007).