• No results found

Geurhinder Geurverordening

In document 1.2 Doel van de actualisering (pagina 86-90)

Hoofdstuk 3 Inventarisatie en onderzoek

3.9 Recreatie en sport

3.12.4 Geurhinder Geurverordening

De wet geurhinder en veehouderij (Wvg) geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken in een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De normen in de Wvg zijn onder andere afhankelijk van het type geurgevoelig object en of het dieren betreft met of zonder een geuremissie.

In de wet is voor gemeenten de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de geurbelasting en van de vaste afstanden, binnen vastgestelde grenzen. Dit moet in een verordening worden geregeld, waarbij de gemeente in elk geval de gewenste ruimtelijke

inrichting van het gebied betrekt.

Op 28 mei 2009 heeft de gemeente de verordening 'Lokaal geurbeleid veehouderijen landelijk gebied, gemeente Woerden' vastgesteld. Gezien de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het Groene Hart zijn in deze verordening dieren, die veelal binnen de intensieve veehouderij worden gehouden (bijvoorbeeld varkens en kippen), buiten beschouwing gebleven. De verordening beperkt zich tot de vaste afstanddieren (onder andere melkkoeien, paarden). Geoordeeld is dat er sprake was van een knelpunt omdat, indien de afstand tussen de veehouderij en een gebouw waar mensen langdurig verblijven (geurgevoelig object) kleiner is dan de wettelijke afstand, een veehouderij het aantal dieren niet mocht uitbreiden. Met de geurverordening is getracht om enerzijds het aantal knelpunten niet toe te laten nemen en anderzijds agrarische bedrijven wel beperkte uitbreidingsmogelijkheden te geven. Uitgangspunt daarbij is dat de geurhinder van melkkoeien onderdeel uitmaakt van de leefomgeving van het Groen Hart.

Met het vaststellen van de geurverordening is de vaste afstand tussen het dierenverblijf en geurgevoelige objecten verkleind tot de minimale afstand die de Wgv toestaat. Daarbij zijn - op hoofdlijnen - de volgende beperkingen opgelegd:

voor situaties waar de geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom staan, is de minimale afstand van 50 m uit de Wgv verminderd naar 25 m. Dit geldt echter alleen voor bestaande dierenverblijven. De veehouderij mag uitbreiden, maar dan wel op een afstand van minimaal 50 m. Op de lange termijn, bij vervanging van de bestaande dierenverblijven, komen daarmee alle dierenverblijven op 50 m of meer;

voor situaties waar de geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom staan, geldt in de Wgv al de grotere afstand van 100 m. Voor kleine veehouderijen gaat volgens de verordening een afstand van 50 m gelden. Om te voorkomen dat er binnen de 100 m zeer grote bedrijven komen, is er een beperking opgelegd voor de omvang van de veehouderij binnen de laatstgenoemde afstand. De afstand van 50 m geldt alleen voor bestaande woningen (en andere geurgevoelige objecten). Er kunnen geen nieuwe woningen binnen de 100 m worden gebouwd, zonder de veehouderij te beperken.

Voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, is het belangrijk dat daar een geurgevoelige functie in moet kunnen komen, zonder de nabijgelegen veehouderij te belasten.

Veehouderijen kunnen geur veroorzaken vanwege de dierenverblijven, mestbassins en de productie en opslag van voer. Gezien de typering van het plangebied, namelijk buitengebied met voornamelijk agrarische bedrijvigheid, is geur een relevant aspect. Geur kan in de leefomgeving in meer of mindere mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt.

Onder geurbelasting wordt verstaan de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning 'terecht'komt. Deze hoeveelheid kan in situaties worden berekend. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. De geurbelasting op een gebied is relevant voor een beoordeling van het woon- en leefklimaat en dient beschouwd te worden om bijvoorbeeld woningbouw te realiseren. Geur van veehouderijen heeft dus gevolgen voor het woon- en leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de

ruimte.

Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan het Activiteitenbesluit. Verder dienen op grond van de Wet milieubeheer de best beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Activiteitenbesluit vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Activiteitenbesluit geeft ook minimaal de aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest aan. Mestbassins dienen ook te voldoen aan het Activiteitenbesluit. Voldoen aan de gestelde afstanden of aan het regime van de Wgv dient ter voorkoming van geurhinder.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden, en valt per 1 januari 2013 onder het Activiteitenbesluit. De wet kent diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, zoals vleesvee, varkens, schapen en legkippen. Voor deze dieren geldt een norm in de vorm van odour units per kubieke meter lucht.

Uitbreiding van het aantal dieren is mogelijk voor zover deze bedrijven voldoen aan de wettelijke normen. Daarnaast kent de wet diercategorieën, zoals melkrundvee en paarden, waarvoor een vaste afstand geldt tussen het emissiepunt van de stal en een geurgevoelig object, zoals een woonhuis. De wet maakt daarbij onderscheid tussen de situatie binnen en buiten de bebouwde kom. In of aan de rand van de bebouwde kom geldt in de Wgv dat er een minimum afstand moet zijn van 100 m tussen een emissiepunt en een naburig geurgevoelig object dat behoort tot de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom, en niet aan de rand van de bebouwde kom gelegen, geldt in de Wgv een minimum afstand van 50 m tussen het emissiepunt en de naburige geurgevoelige objecten. Als voor de 'vaste afstandsdieren' de bestaande afstand tot een geurgevoelig object kleiner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er geen uitbreiding van het aantal dieren mogelijk.

Veel melkrundveehouders in het landelijk gebied van Woerden zijn daardoor beperkt voor wat betreft uitbreiding. De Wgv biedt de gemeente de mogelijkheid om bij verordening afwijkende eisen vast te stellen. De gemeente Woerden heeft een dergelijke verordening opgesteld voor vaste afstandsdieren (Verordening lokaal geurbeleid veehouderijen landelijk gebied Woerden, inwerkingtreding 19 juni 2009). Binnen deze verordening is het volgende vastgelegd:

Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom

Indien het geurgevoelig object, zoals een woonhuis, binnen de bebouwde kom staat, schrijft de wet een vaste afstand van 100 m voor tussen de perceelsgrens van de veehouderij en dit object. De verordening verkleint deze afstand tot 50 m. Dit geldt alleen voor bestaande geurgevoelige objecten. Het is dus niet mogelijk om binnen een afstand van 100 m een nieuw geurgevoelig object te vestigen. Ook nieuwe dierenverblijven moeten op de wettelijke afstand van minimaal 100 m worden gerealiseerd.

Er moet een goede afweging worden gemaakt tussen de mogelijke geuroverlast en de verkleining van de afstanden. Daarom wordt de afstand alleen verkleind bij veehouderijen die niet meer dan 200 stuks melkrundvee (exclusief bijbehorend jongvee) en niet meer dan 50 stuks paarden houden.

Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom

Indien het geurgevoelig object, zoals een woonhuis, buiten de bebouwde kom staat,

schrijft de wet een vaste afstand van 50 m voor tussen de perceelsgrens van de veehouderij en dit object. De verordening verkleint deze afstand tot 25 m. Dit geldt alleen voor bestaande dierenverblijven en geurgevoelige objecten. Dat betekent dat nieuwe dierenverblijven en nieuwe geurgevoelige objecten op de wettelijke afstand van minimaal 50 m moeten worden gerealiseerd.

Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen

De gemeente acht het behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zo belangrijk, dat daarvoor een lager beschermingsniveau wordt geaccepteerd. De beperking van de omvang van de veehouderij geldt niet voor een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom dat is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol gebouw. Ook de beperking dat voor nieuwe dierenverblijven de afstand niet wordt verkleind tot 25 m, geldt niet voor een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom dat is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol gebouw. In het bestemmingsplan is vastgesteld welke gebouwen gelden als cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan buitengebied Harmelen is conserverend van aard en maakt niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het geval dat binnen het plangebied toch nieuwe ontwikkelingen beoogd worden, moet worden voldaan aan de eisen zoals gedefinieerd in het bovenstaande juridische kader.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het vaststellen van dit bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid en de wetgeving ten aanzien van geurhinder. Nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt moeten worden getoetst aan het geldende beleid en de wetgeving.

In document 1.2 Doel van de actualisering (pagina 86-90)