• No results found

Agrarisch en Agrarisch met waarden Algemeen

In document 1.2 Doel van de actualisering (pagina 91-100)

Hoofdstuk 4 Verantw oording keuzes en verbeelding

4.3 Inleidende regels

4.4.1 Agrarisch en Agrarisch met waarden Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is uitvoerig ingegaan op de landschappelijke, natuur-, archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Enerzijds is gewezen op het belang van bescherming van deze waarden en anderzijds op het belang deze waarden als uitgangspunt te hanteren bij de ontwikkelingsmogelijkheden. Om deze reden zijn het behoud, de versterking en de vernieuwing van het grote aantal aardkundige, archeologische, historisch bouwkundige en (historisch) landschappelijke waarden

uitgangspunt geweest bij de afweging van de belangen:

bij de toekenning van bestemmingen aan gronden in het plangebied;

bij de wijziging van bestaande en nieuwe vormen van grondgebruik in het plangebied.

De waarden komen met name tot uitdrukking in de twee te onderscheiden agrarische bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden':

Agrarisch;

Agrarisch met waarden, de waarden zijn landschappelijke waarden: het aardkundig waardevol gebied (een klein strookje grondgebied ten westen van de Veldhuizerweg), openheid en karakteristiek verkavelingspatroon.

De waarden in het landschap zijn kwetsbaar voor veranderingen die onder andere als gevolg van de ontwikkelingen binnen de landbouw te verwachten zijn. De begrenzing tussen beide gebieden is gebaseerd op de bestemmingsplanregelingen, die voorheen voor het plangebied golden. Waar geen of betrekkelijk geringe waarden voorkomen, heeft het gebied de bestemming 'Agrarisch' gekregen. De uitoefening van het agrarisch bedrijf staat hier voorop. Het overige deel van het agrarisch gebied is bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Naast de uitoefening van het agrarisch bedrijf speelt de bescherming van landschappelijke en natuurwaarden hier een rol.

Een overzicht daarvan is opgenomen in de tabel 'Hoofdlijnen agrarische bestemmingsregelingen', waarin in het kort de hoofdlijnen van de juridische regeling zijn weergegeven, in onderlinge samenhang, teneinde het systeem duidelijk te maken. In de tabel staan de bebouwingsmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan. De feitelijke bebouwingsmogelijkheden kunnen beperkter zijn als gevolg van de (milieu)regelgeving.

Aan de beoogde bescherming van landschapswaarden is vooral vorm gegeven door middel van een vergunningstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voorheen aanlegvergunningenstelsel genoemd), waarin een aantal werkzaamheden vooraf wordt getoetst aan de invloed van de werken en werkzaamheden op de landschapswaarden. Er is dus geen sprake van een absoluut verbod op deze werkzaamheden (zie ook de toelichting verderop over dit stelsel). Daarnaast zijn in de bestemming Agrarisch met waarden de bebouwingsmogelijkheden in beperkte mate afgestemd op de aanwezige landschapswaarden.

Het onderscheid tussen agrarische gebieden met landschappelijke waarden en overig agrarisch gebied is gebaseerd op de aanwezigheid van:

aardkundige waarden;

karakteristiek verkavelingspatroon;

openheid.

Deze landschappelijke waarden waren reeds in het voorgaande bestemmingsplan gewaardeerd en in de voorschriften verwerkt. De waarden zijn voor het nieuwe bestemmingsplan opnieuw onderzocht, beschreven en gewaardeerd. De resultaten zijn vertaald in het bestemmingsplan.

Tabel 8: Tabel 'Hoofdlijnen agr ar ische bestemmingsr egelingen', br on gemeente Woer den

Agrarisch gebied (a) Agrarisch gebied met

- dakhelling en nokrichting De dakhelling en nokrichting verschilt per type gebouw

De dakhelling en nokrichting verschilt per type gebouw

individuele mestopslag

De hoofdfunctie van de agrarische bestemmingen is agrarische bedrijvigheid. Agrarische grondgebonden bedrijven zijn binnen de gehele agrarische bestemming toegestaan, met dien verstande dat enkel bestaande agrarische grondgebonden bedrijven zijn toegestaan.

Intensieve veehouderijen en enkele bijzondere agrarische bedrijven zoals gebruiksgerichte paardenhouderijen, fruitteeltbedrijven en kwekerijen hebben een agrarische bestemming met een specifieke aanduiding gekregen.

Het beleid met betrekking tot de intensieve veehouderij in het plangebied is nagenoeg ongewijzigd gebleven. Destijds is al aangegeven dat vanuit de hoofddoelstelling van het plan (handhaven van het open weidekarakter t.b.v. de grondgebonden landbouw) het wenselijk geacht wordt om in het plan verdere ontwikkeling van intensieve veehouderij en overige vormen van niet-grondgebonden landbouw tegen te gaan.

Het tegengaan van intensieve veehouderijen en ander vormen van niet-grondgebonden landbouw is ook te verdedigen vanuit de huidige gebiedskarakteristiek: Het buitengebied van Harmelen kent nu overheersend een grondgebonden gebruik. Ontwikkeling van nieuwe niet-grondgebonden agrarische bedrijven past dus niet in het karakter van het gebied.

Gelet op het bovenstaande, is volledige omschakeling van bestaande grondgebonden agrarische bedrijven naar niet-grondgebonden bedrijvigheid in het plan uitgesloten. Wel is een kleinschalige neventak in de intensieve veehouderij bij een grondgebonden bedrijf toegestaan. Op dit moment hebben veel grondgebonden bedrijven al een neventak in de intensieve veehouderij.

Wel dient gegarandeerd te zijn, dat er sprake blijft van een neventak intensieve veehouderij. Daarom is de volgende regeling in het plan opgenomen: per bedrijf geldt een maximum te bebouwen grondoppervlak ten behoeve van intensieve veehouderij. Bij het bepalen van omvang van een duurzame intensieve neventak zijn de normen (zie schema hieronder) van het Informatie- en Kenniscentrum (IKC) gehanteerd. De benodigde oppervlakte voor een neventak is afhankelijk van de aard van het bedrijf (varkens, kippen, wel/niet biologisch; zie kader). Deze zijn in de begripsomschrijving van 'duurzame neventak intensieve veehouderij' opgenomen en bij de agrarische bestemmingen toegestaan.

Met deze regeling wordt volledige omschakeling van grondgebonden landbouw naar een intensieve veehouderij tegengegaan.

Tabel 9: Omvang economisch duur zame neventak, br on pr ovincie Utr echt

De omvang in oppervlakte van een economisch duurzame neventak in de intensieve veehouderij is sterk afhankelijk van de sector en de oppervlakte-eisen, die i.v.m. het welzijn aan de oppervlakte per dierplaats worden gesteld. Op basis van de huidige inzichten bedraagt de omvang per diercategorie van een duurzame neventak (halve arbeidskracht) in m² aan

De bestaande volledige intensieve veehouderijen kunnen uiteraard worden voortgezet en hebben net als elk ander aanwezig agrarisch bedrijf een bescheiden mogelijkheid tot uitbreiding. Via een specifieke aanduiding in de verbeelding 'intensieve veehouderij' is in beeld gebracht welke bedrijven dit zijn. Indien aan het bouwvlak de aanduiding intensieve veehouderij is toegekend betekent dit concreet dat er ter plaatse een agrarisch bedrijf mag worden uitgeoefend, waaronder begrepen een intensieve veehouderij. Op agrarische bouwvlakken zonder deze aanduiding is intensieve veehouderij niet toegestaan, uitgezonderd voornoemde kleinschalige neventakken.

Bij de toekenning van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is gebruik gemaakt van de milieuvergunningen. Deze gegevens zijn vertaald naar de gemeentelijke database (grondlaag) voor het plangebied. Uit deze gegevens is af te leiden of sprake is van een intensief veehouderijbedrijf of een ander, veelal grondgebonden bedrijf. Waar sprake is van een intensieve veehouderij is aan het bedrijf een aanduiding toegekend. Waar sprake is van een gemengd bedrijf is gekeken naar het aandeel NGE's voor de intensieve tak ten opzichte van het totaal aantal NGE's. Indien de intensieve tak 25% of meer is, is aan het bedrijf een aanduiding toegekend. Aangenomen mag worden dat in deze situaties ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak gebruikt wordt voor de intensieve veehouderij. In alle overige gevallen is de intensieve tak aangemerkt als kleinschalig. Het gaat naar verhouding om betrekkelijk geringe aantallen dieren. verder bleek een nadere afweging noodzakelijk in die gevallen waarin de omvang van de intensieve tak minder dan 25% bleek te zijn, maar waarbij het wel om betrekkelijk grote aantallen dieren ging.

Uitbreiding van de bebouwing van een bedrijf met intensieve veehouderij is uitgesloten.

Uitbreiding is alleen aanvaardbaar als de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, dus om de dieren meer ruimte te geven zonder dat er sprake is van toename van het aantal dierplaatsen. Vanzelfsprekend moet ook worden voldaan aan de milieueisen.

Het beleid voor grootschalige kassenbedrijven is ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan evenmin gewijzigd. Ook hiervoor geldt dat ze niet passen in het karakter van het gebied, dat vrijwel uitsluitend grondgebonden bedrijven bevat. Daarbij komt dat de kassen een verdichtend effect zullen hebben op het nu nog open agrarische gebied. Ook nieuwe kassenbedrijven zijn niet toegestaan.

In het voorgaande was vanwege de bijzondere verschijningsvorm en de uitstraling naar het karakteristieke open landschap aan kwekerijen een afzonderlijke bestemming toegekend.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze bedrijven opgenomen in de bestemmingen 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'. De kwekerijen zijn wel afzonderlijk aangeduid. De kwekerijen hebben eveneens een bouwvlak gekregen. Voor het overige is de regeling vergelijkbaar met de agrarische bestemmingen en acht de gemeente een afzonderlijke bestemming voor deze bedrijven niet langer noodzakelijk.

In beide agrarische bestemmingen hebben de bestaande agrarische bedrijven een bebouwingsvlak gekregen waarbinnen ze de bebouwing moeten groeperen, inclusief mest-, sleufsilo's en opslag van grasrollen.

Bij de toekenning van bouwvlakken zijn voor wat betreft de omvang en vormgeving de volgende factoren van in de overweging betrokken:

de economische omvang van een bedrijf;

de bestaande situatie;

de wens of voorkeur voor wat betreft vorm van het bouwvlak.

De agrarische bedrijven moeten in ieder geval over een geldige milieuvergunning of -melding beschikken en er moet feitelijk sprake zijn van een bedrijf in werking. Met behulp van de vergunning of melding is de economische omvang van het bedrijf bepaald.

In onderstaande tabel 'Toekenning agrarisch bouwvlak' is aangegeven bij welke omvang in NGE aan een agrarisch bedrijf een bouwvlak is toegekend:

Tabel 10: 'Toekenning agr ar isch bouw vlak', br on BügelHajema Adviseur s

Bestemming Aantal NGE's

Agrarisch met bouwvlak op maat 20 of meer NGE

Wonen < 20

Agrarische bedrijven met een omvang van tenminste 20 NGE zijn als zodanig bestemd met een bouwvlak op maat. De wijze waarop het bouwvlak is bepaald, is nader toegelicht onder het kopje 'De bestaande situatie/het bouwvlak'. De bedrijven krijgen de mogelijkheid om bebouwing, die noodzakelijk is voor een gezonde en duurzame landbouw, te realiseren.

Aan situaties waarbij sprake is van een omvang van minder dan 20 NGE is aan het perceel de bestemming 'Wonen' toegekend. In deze situaties is uitsluitend sprake van hobbymatige activiteiten.

Het bouwvlak op maat is bepaald met behulp van:

de regelingen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan buitengebied Harmelen (incl.

partiële herziening);

de bestaande situatie, in dit geval het bouwvlak van de bebouwing en het gebruik van de gronden bij het agrarisch bedrijf.

Het bouwvlak, dat wil zeggen 'een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een 'functioneel zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten', is het in gebruik zijnde erf op het moment van de vaststelling van dit bestemmingsplan, voor zover legaal. Tot het perceel zijn in ieder geval gerekend de bebouwing en voorzieningen benodigd voor het bedrijf, waaronder begrepen bedrijfswoning(en), bedrijfsgebouwen, kassen, (toren)silo's, mestsilo's/-zakken/-opslag, hooiopslag, voedersilo's/-platen, buitenrijbak, stapmolen, longeercirkel, waterbassins, bijgebouwen, tuin, groenvoorzieningen/erfbeplanting.

Bij het bepalen van het bouwvlak is gebruik gemaakt van een combinatie van gegevens:

kadastrale kaart, luchtfoto's, milieuvergunning/-melding, veldinventarisatie, inclusief de gegevens uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen.

Bij de toekenning van het bouwvlak is rekening gehouden met de aanwezige strokenverkaveling. De bouwmogelijkheden zijn daarom zoveel mogelijk vanaf de weg in de lengte geboden, zodat doorkijk naar achterliggend landschap zoveel mogelijk behouden blijft (niet langs de weg bouwen maar in de diepte).

In enkele gevallen is een concreet verzoek ingediend om aanpassing (vormverandering c.q.

verruiming) van het bestaande bouwvlak. Voor zover het verzoek voldoende is gemotiveerd en, zo nodig, ruimtelijk en milieuhygiënisch is onderbouwd, is de aanpassing in dit plan meegenomen.

In de bestemmingsomschrijving is vastgelegd dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan één, tenzij anders is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.

In de afgelopen jaren hebben enkele agrarische bedrijven in het plangebied hun agrarische activiteiten beëindigd. De agrarische dienstwoningen hebben in het bestemmingsplan een woonbestemming gekregen. Deze woningen hebben als gevolg van deze bestemmingswijziging niet langer het predicaat agrarische bedrijfswoning, maar dienen vanuit de milieuwetgeving als milieugevoelig object te worden aangemerkt. Voor deze objecten gelden strengere normen in verband met geur of geluid dan voor echte agrarische bedrijfswoningen, dat wil zeggen agrarische bedrijfswoningen behorende bij een inrichting.

Inmiddels is er per 1 januari 2013 een wetsvoorstel van kracht dat het mogelijk maakt in bestemmingsplannen een specifieke regeling op te nemen ten behoeve van privaatrechtelijk afgesplitste bedrijfswoningen (plattelandswoning). Deze wet maakt het namelijk mogelijk voormalig agrarische bedrijfswoningen aan te merken als burgerwoning.

Dit heeft twee praktische en belangrijke voordelen. Enerzijds wordt met de nieuwe regeling voorkomen dat met deze nieuwe status voor de woning de

ontwikkelingsmogelijkheden van de tot de inrichting behorende agrarische bedrijfsgebouwen worden belemmerd. Anderzijds regelt de nieuwe wet dat burgerbewoning van de plattelandswoning is toegestaan en dat niet langer sprake is van strijdig gebruik van de woning. In de wet is vastgelegd dat voor dergelijke woningen de milieukwaliteitseisen dezelfde zijn als de milieukwaliteitseisen die aan een gebruikelijke agrarische bedrijfswoning, behorende bij een inrichting, worden gesteld, alsmede de geluidsbelasting die van toepassing is op een agrarische bedrijfswoning behorende bij een inrichting, zoals in de Wet milieubeheer is omschreven.

In het bestemmingsplan is er voor gekozen een afwijkingsregel op te nemen voor nieuwe gevallen. Indien sprake is van afsplitsing van een bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf, biedt het plan via een afwijkingsprocedure de mogelijkheid de woning de status 'voormalige bedrijfswoning' toe te kennen. In het plangebied bevindt zich één plattelandswoning. De woning is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.

Naast bovenstaande functies is extensief (open lucht) recreatief medegebruik toegestaan.

Deze functie is opgenomen om fietspaden en wandelpaden mogelijk te maken binnen het plangebied.

Ammoniakregels

Uit het opgestelde PlanMER (zie Bijlage 3 bij deze toelichting) is gebleken dat de uitbreiding van veehouderijen mogelijk gevolgen kan hebben voor omliggende Natura 2000-gebieden. Daarom zijn hiervoor specifieke regels in de agrarische bestemmingen opgenomen:

Er is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is geregeld dat per agrarisch bedrijf mag maximale ammoniakemissie niet meer bedragen dan het emissieplafond, zoals in bijlage 6 Emissieplafond per bedrijf bij de regels is opgenomen.

Leidt een uitbreiding van een veehouderij tot een hogere ammoniakemissie, en kan het bedrijf aantonen dat er per saldo geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in Natura 2000-gebieden, dan kan een afwijkingsbevoegdheid worden toegepast.

Bouwregels

In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen het bouwen binnen en buiten het bouwvlak.

Binnen het bouwvlak zijn de volgende bouwwerken toegestaan:

de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen;

andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's, sleufsilo's en kuilvoeropslag. Sleufsilo's en kuilvoerplaten horen in beginsel binnen het bouwvlak te liggen. Wel bevat het plan een regeling om deze zo nodig buiten het bouwvlak te projecteren, indien er voor nieuwe gebouwen en bouwwerken geen ruimte in het bouwvlak aanwezig is.

Buiten het bouwvlak zijn de volgende bouwwerken toegestaan: bestaande schuilgelegenheden, met dien verstande dat de schuilgelegenheid op een legale wijze bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en -voor zover van toe-passing- de Woningwet tot

stand is gekomen. In het bestemmingsplan is een ontheffing opgenomen voor het realiseren van schuilgelegenheden.

De toegestane bouwwerken moeten voldoen aan de maatvoering welke is opgenomen in de regels bij de betreffende agrarische bestemmingen.

Ontwikkelingen

In het plan zijn enkele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen om ontwikkelingen mogelijk te maken. In de tabel 'Hoofdlijnen agrarische bestemmingsregelingen' is al een overzicht gegeven van enkele flexibiliteitsregels.

Wanneer een ondernemer bedrijfseconomisch en/of ruimtelijk kan aantonen dat hij een groter bouwvlak nodig heeft, dan behoort vergroting van het bouwvlak via afwijkingsregels of wijzigingsregels onder strikte voorwaarden tot de mogelijkheden. Met deze regels komt de gemeente tegemoet aan de wens om binnenplans voldoende flexibiliteit voor ondernemers te bieden, maar is het mogelijk de ontwikkelingen ruimtelijk te sturen en ongewensteontwikkelingen te voorkomen.

Zo is de toepassing van de afwijkingsregel en de wijzigingsregel alleen mogelijk om noodzakelijke agrarisch technische redenen. Door compacte bouw via het bouwvlak te bewerkstelligen, wordt aantasting van het landschap door verstening zoveel mogelijk voorkomen.

In de bestemming 'Agrarisch met waarden' moet bij een dergelijke vergroting tevens beoordeeld worden of de aanwezige landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

Nieuwvestiging van agrarische bedrijven, ongeacht het type bedrijf, is in het bestemmingsplan uitgesloten. Deze keuze is gemaakt, omdat enerzijds veel agrarische bedrijfslocaties vrijkomen en de gemeente er de voorkeur aan geeft deze locaties her te gebruiken voor agrarische doeleinden en anderzijds is het vestigen van een nieuw agrarisch bedrijf onder de huidige (milieu)regelgeving en voor het landschap een ingrijpend initiatief. De gemeente sluit nieuwvestiging niet uit, maar is vanwege voornoemde afwegingen van mening dat in een dergelijk geval een afzonderlijke procedure moet worden gevolgd.

Het beleid met betrekking tot nieuwe tweede agrarische bedrijfswoningen, is ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan overgenomen. Dat wil zeggen dat ook dit bestemmingsplan geen regeling bevat voor de bouw van tweede bedrijfswoningen.

Een terughoudend beleid m.b.t. tweede bedrijfswoningen wordt ingegeven door het feit, dat in het verleden tweede bedrijfswoningen vaak zijn afgesplitst van het bedrijf en daardoor feitelijk burgerwoningen zijn geworden. Dit is aan de ene kant in strijd met het beleid om geen nieuwe burgerwoningen aan het buitengebied toe te voegen. Aan de andere kant kan de agrariër zich daarmee ook zelf in de vingers snijden, omdat de milieutoetsing op het aspect stankhinder dan zwaarder kan gaan uitvallen.

Overigens zou een tweede bedrijfswoning slechts dan kunnen worden toegelaten, indien er sprake is van intensief toezicht op het bedrijf en het bedrijf werkgelegenheid biedt aan

twee volwaardige arbeidskrachten. Een tweede bedrijfswoning zal daarom alleen bij hoge uitzondering kunnen worden toegelaten. Op dat moment kan daarvoor een planherziening worden opgesteld. In het kader van die herziening zal uiteraard ook advies ingewonnen worden omtrent de bedrijfseconomische noodzaak bij deskundigen.

Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en bij vrijkomende agrarische bebouwing Agrarische bedrijven hebben de mogelijkheid om te verbreden. Bij verbrede landbouw worden naast de agrarische bedrijfsvoering, extra mogelijkheden geboden voor natuur- en landschapsbeheer, recreatie, streekgebonden of biologische producten en niet-agrarische nevenactiviteiten. In de regels is aangegeven welke nevenactiviteiten en tot welke omvang mogen worden ontwikkeld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de activiteiten die bij recht en na toepassing van de afwijkingsprocedure mogelijk zijn. Dit onderscheid is gemaakt omdat de nevenactiviteiten minder of meer gevolgen voor de omgeving kunnen hebben. De nevenactiviteiten bij afwijking hebben meer gevolgen voor de omgeving en kunnen daarom alleen worden ontwikkeld na een toets aan de afwijkingsregels. Alle nevenactiviteiten dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing waarbij een aantal activiteiten aanvullend binnen het bouwvlak in de openlucht zijn toegestaan. Bij de aanvragen van nieuwe schuren voor het agrarische bedrijf, moet worden aangetoond dat de huidige, eventueel voor nevenactiviteiten in gebruik zijnde schuren, voor agrarische productie niet meer geschikt zijn.

De afwijkingsregels voor niet-agrarische nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven is ook van toepassing bij vrijkomende agrarische bebouwing.

Paardenhouderijen

Paardenfokkerijen zijn in principe een vorm van agrarische bedrijvigheid, maar zijn vaak verweven met stalling, trainen, africhten en verhandelen (paardenhouderij). Een paardenhouderij is echter geen agrarisch bedrijf. Het stallen en soms africhten van paarden wordt overigens ook wel als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven gedaan.

In het beleid voor het landelijk gebied is aangegeven dat paardenhouderijen en paardenfokkerijen een specifieke bedrijfsbestemming paardenhouderij krijgen, aangezien er sprake is van een combinatie van verschillende paardenactiviteiten.

De nieuwe standaarden waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen geven aan dat paardenhouderijen onder de bestemming ´agrarisch´ vallen. De bestaande paardenhouderijen en paardenfokkerijen krijgen een agrarische bestemming met een specifieke aanduiding 'paardenhouderij. Deze bedrijven mogen niet zonder meer

De nieuwe standaarden waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen geven aan dat paardenhouderijen onder de bestemming ´agrarisch´ vallen. De bestaande paardenhouderijen en paardenfokkerijen krijgen een agrarische bestemming met een specifieke aanduiding 'paardenhouderij. Deze bedrijven mogen niet zonder meer

In document 1.2 Doel van de actualisering (pagina 91-100)