• No results found

Gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

88 7.2 Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

7.4 Gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Grondslag voor het beperken van vrijheden van jeugdigen

De leden van de SGP-fractie hebben gevraagd hoe de opmerking dat bij opneming niet altijd een hulpverleningsplan is opgesteld zich verhoudt tot de toelichting op bij artikel 4.1.2 dat een hulpverleningsplan voorafgaand aan het verlenen van hulp wordt vastgesteld.

Artikel 6.3.7 van de Jeugdwet, waarvan de strekking gelijk is aan artikel 29t van de Wet op de jeugdzorg, maakt het mogelijk ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen die niet zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. Dat kan als zich een situatie voordoet die niet in het hulpverleningsplan was voorzien. Bijvoorbeeld een onvoorziene crisis waarbij direct medisch handelen tegen de wil van de jeugdige noodzakelijk is. De beperkende maatregelen mogen ten hoogste zeven achtereenvolgende dagen worden toegepast. In die tijd kan het bestaande hulpverleningsplan worden aangepast.

Vrijheidsbeperkende maatregelen

De leden van de SP-fractie vragen waarom voor het verlenen van verlof en een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wel instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper nodig is en voor het schorsen niet.

De constatering dat voor het verlenen van verlof en een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wel instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper nodig is en voor het schorsen niet is juist. De reden is dat gewoonlijk aan een schorsing de nodige (onbegeleid) verlofmomenten vooraf gaan. Daarbij is dan steeds de gedragswetenschapper betrokken geweest.

Echter alles overziende is het beter dat ook bij een schorsing van de tenuitvoerlegging van de maatregel de gedragswetenschapper vooraf betrokken wordt. Daarom zal bij nota van wijziging die bij deze nota naar aanleiding van het verslag is gevoegd, geregeld worden dat ook het schorsen van de tenuitvoerlegging instemming behoeft van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

Beoordeling rechter: machtiging / spoedmachtiging / voorwaardelijke machtiging De leden van de VVD-fractie, de D66-fractie, SP-fractie, de PVV-fractie en de ChristenUnie-fractie hebben vragen over of het wetvoorstel met betrekking tot de voorwaardelijke machtiging

voldoende waarborgen biedt en hoe de rechtsbescherming van de jeugdige is geregeld bij een voorwaardelijke machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg. De leden van VVD-fractie, de D66-fractie, de ChristenUnie-fractie en de SP-fractie hebben daarnaast vragen over het feit dat de jeugdhulpaanbieder mag beslissen over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging in plaats van een rechter en wie binnen de jeugdhulpaanbieder kan besluiten de jeugdige weer op te nemen als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. De leden van de VVD-fractie vragen ook of de jeugdhulpaanbieder voldoende onafhankelijk is om een dergelijk besluit te nemen. De leden van de PVV-fractie en de SP fractie vragen waarom de regering er niet voor kiest om een onafhankelijke

90

gedragsdeskundige en de rechter te betrekken bij de beslissing tot tenuitvoerlegging? De vraag van leden van de D66-fractie en de ChristenUnie-fractie is verder of dit voldoende in lijn geregeld is met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, artikel 37) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen (artikel 5), waar bepaald wordt dat een beslissing tot vrijheidsbeneming alleen kan worden genomen door een rechter of een onafhankelijke onpartijdige en deskundige commissie. Ook hebben zij geconstateerd dat de minderjarige bij het nemen van deze beslissing niet ambtshalve een advocaat krijgt toegevoegd.

De vragen leiden ertoe dat de regering uit het oogpunt van rechtsbescherming via nota van wijziging het wetsvoorstel op diverse punten aanpast. De kinderrechter verleent een

voorwaardelijke machtiging alleen als er voldaan wordt aan de gronden in artikel 6.1.4. Allereerst zal de jeugdhulp noodzakelijk moeten zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige ernstig belemmeren. Vervolgens moet vast komen te staan dat in beginsel opname en verblijf nodig zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de

benodigde jeugdhulp onttrekt of door anderen wordt onttrokken en de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Op deze manier toetst de rechter in volle omvang of in beginsel gesloten opname van de jeugdige noodzakelijk is. Om buiten twijfel te stellen dat ook hier in beginsel sprake moet zijn van onttrekkingsgevaar wordt bij nota van wijziging onderdeel b van het tweede lid van artikel 6.1.4 met een dergelijke zinsnede aangevuld. Verder dient er een hulpverleningsplan te zijn waarin de voorwaarden omschreven zijn en het toezicht daarop. In het hulpverleningsplan moet staan wie binnen de jeugdhulpaanbieder verantwoordelijk is voor het besluit dat de jeugdige weer opgenomen wordt als hij zich niet houdt aan de vooraf

overeengekomen voorwaarden en er sprake is van onttrekkingsgevaar. De kinderrechter toetst vooraf alle gronden voor de voorwaardelijke machtiging inclusief het onttrekkingsgevaar en de voorwaarden in en de instemming met het hulpverleningsplan.

Het besluit om een jeugdige met een voorwaardelijke machtiging op te nemen in de instelling is voorbehouden aan de jeugdhulpaanbieder. Om duidelijk te maken dat er ook hier sprake dient te zijn van onttrekkingsgevaar worden ook het tweede en derde lid van artikel 6.1.6 via een nota van wijziging aangepast. In het geval van een reguliere machtiging is opname noodzakelijk om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de jeugdhulp. Ook bij de

verlening van een voorwaardelijke machtiging bestaat in beginsel ditzelfde gevaar, zij het dat in dit geval de ernstige belemmering buiten de accommodatie alleen door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend. Opname met een voorwaardelijke machtiging kan vervolgens op twee manieren plaatsvinden. De jeugdhulpaanbieder moet de jeugdige opnemen (tweede lid) indien door de naleving van de voorwaarden buiten de gesloten accommodatie de ernstige belemmering van de ontwikkeling naar volwassenheid als gevolg van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, niet langer kan worden afgewend. Dit betekent feitelijk dat de opneming van de jeugdige noodzakelijk is om hem de noodzakelijke jeugdhulp te kunnen verlenen omdat hij zich daar anders aan dreigt te onttrekken of dreigt te worden onttrokken. Daarnaast kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige opnemen (derde lid) indien de jeugdige de voorwaarden

overtreedt. Een van de voorwaarden zal zijn dat de jeugdige de jeugdhulp volgt die opgenomen is in het hulpverleningsplan. Als de jeugdige zich niet aan deze voorwaarde houdt, dan wordt hij hierdoor ernstig belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en is ook hier feitelijk sprake van onttrekking. Om bovenstaande te verhelderen wordt het tweede van artikel 6.1.6, bij nota van wijziging aangevuld met de eis dat voor opname sprake moet zijn van ‘zich onttrekt of door anderen wordt onttrokken’ en het derde lid wordt aangevuld met de eis dat de jeugdige door het niet naleven van de voorwaarden ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid.

Indien sprake is van een dergelijk besluit zal ook de advocaat van de jeugdige op de hoogte daarvan worden gesteld. Ook hiertoe zal in de nota van wijziging een zin worden toegevoegd aan het zesde lid van artikel 6.1.6 omdat dat nu nog niet geregeld is.

Indien een jeugdige, omdat hij zich niet aan de voorwaarden houdt, weer opgenomen wordt in de instelling en hij is het hier niet mee eens, kan hij de rechter verzoeken de opname ongedaan te maken.

91

Met de toets vooraf door de rechter of er in beginsel sprake is van onttrekkingsgevaar en dat de ernstige belemmering in de ontwikkeling van de jeugdige alleen kan worden afgewend buiten de instelling door het stellen van voorwaarden en een onafhankelijke toets achteraf als de jeugdige of zijn ouders het niet eens zijn met de opname is de rechtspositie van de jeugdige voldoende geborgd en wordt naar de mening van de regering voldaan aan artikel 37 IVRK en artikel 5 EVRM.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af op verzoek van wie een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend kan worden?

Artikel 6.1.8 van het wetsvoorstel regelt dat een verzoek gericht op het verkrijgen van een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging kan worden ingediend door het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft. Indien het verzoek

betrekking heeft op een jeugdige die onder toezicht is gesteld, ten aanzien van wie tevens een ondertoezichtstelling wordt verzocht, of ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling de gezinsvoogdij of voogdij uitoefent, kan het verzoek worden ingediend door het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, door de raad voor de kinderbescherming of door de officier van justitie. Ingeval van een jeugdige ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling de gezinsvoogdij of de voogdij uitoefent kan ook deze instelling het verzoek doen.

De leden van de SP-fractie en de ChristenUnie-fractie hebben gevraagd waarom het

toetsingscriterium voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging niet gelijk is aan het wettelijk toetsingscriterium voor de afgifte van de reguliere machtiging gesloten jeugdhulp? Zij vragen in dat verband of de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging mogelijk is zonder te voldoen aan de eis dat er sprake moet zijn van ‘zich onttrekken of onttrokken worden aan’.

Zowel voor de machtiging gesloten jeugdhulp als de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp geldt dat de rechter die verleent als er sprake is van ernstige opgroei- en

opvoedproblematiek die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook behoeft het verzoek tot beide machtigingen de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

In het geval van een reguliere machtiging is opname noodzakelijk om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de jeugdhulp. Het enige verschil met de

voorwaardelijke machtiging is dat ook hier in beginsel sprake is van onttrekkingsgevaar maar dat de ernstige belemmering buiten de accommodatie door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend. Opname met een voorwaardelijke machtiging kan vervolgens op twee manieren plaatsvinden. De jeugdhulpaanbieder moet de jeugdige opnemen (tweede lid) indien door de naleving van de voorwaarden buiten de gesloten accommodatie de ernstige belemmering van de ontwikkeling naar volwassenheid als gevolg van de ernstige opgroei- of

opvoedingsproblemen, niet langer kan worden afgewend en de jeugdige zich onttrekt of door anderen wordt onttrokken aan de jeugdhulp. Dit betekent dat de opneming van de jeugdige noodzakelijk is om hem de vereiste jeugdhulp te kunnen verlenen. De jeugdhulpaanbieder kan de jeugdige opnemen (derde lid) indien de jeugdige de voorwaarden overtreedt en hij hierdoor ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid. Een van de voorwaarden zal zijn dat de jeugdige de jeugdhulp volgt die opgenomen is in het hulpverleningsplan. Feitelijk is het natuurlijk zo dat als de jeugdige zich niet aan deze voorwaarde houdt, hij zich aan de benodigde jeugdhulp onttrekt en opneming en verblijf noodzakelijk is. Artikel 6.1.6, tweede en derde lid, zijn hiertoe aangepast.

De leden van de SGP-fractie en de ChristenUnie-fractie hebben de vraag gesteld of het wenselijk is dat jeugdigen met vrijheidsbeperking worden geconfronteerd die mogelijk pas na drie weken aan een rechterlijke toets wordt onderworpen, juist in situaties van de voorwaardelijke machtiging waar de interpretatie van het hulpverleningsplan en de gestelde voorwaarden voorwerp van hevige discussie kunnen zijn.

De voorwaardelijke machtiging is als mogelijkheid in de Jeugdwet opgenomen om, in het belang van de jeugdige, gesloten behandeling te voorkomen, de duur van de gesloten behandeling te verkorten en bijvoorbeeld overgang van een jeugdige van de gesloten accommodatie naar een meer open omgeving te vergemakkelijken. De voorwaardelijke machtiging bevat de voorwaarden

92

waaraan de jeugdige zich moet houden om te voorkomen dat hij (weer) opgenomen wordt. De gronden voor de voorwaardelijke machtiging inclusief het onttrekkingsgevaar, de voorwaarden en de instemming met het hulpverleningsplan worden beoordeeld door de kinderrechter. De

kinderrechter verleent een voorwaardelijke machtiging alleen als aan alle gronden wordt voldaan en de jeugdige of de ouders instemmen met het hulpverleningsplan en de voorwaarden. Het overtreden van de voorwaarden is een beoordeling van feiten door professionals en behoeft niet vooraf te worden beoordeeld door de kinderrechter. Uiteraard moet er wel zo snel mogelijk een toets achteraf mogelijk zijn. De rechterlijke toets op het besluit van de instelling om een jeugdige weer op te nemen omdat naar het oordeel van de instelling de jeugdige zich niet aan de

voorwaarden houdt, moet binnen drie weken plaatsvinden.

Voorts vragen de leden van de SGP-fractie of het risico bestaat dat de voorwaardelijke machtiging voor gemeenten en hulpverleners een aantrekkelijk alternatief wordt voor de machtiging,

aangezien de regeling flexibeler is omdat er minder wettelijke restricties gelden. Ook vragen zij hoe voorkomen wordt dat de voorwaardelijke machtiging niet alleen op inhoudelijke gronden wordt verzocht, maar ook op grond van praktische overwegingen in die situaties waarin het aanvragen van een machtiging de geëigende weg zou zijn?

Er gelden bij een voorwaardelijke machtiging niet minder wettelijke restricties dan bij een

“gewone” machtiging. Zowel voor de machtiging gesloten jeugdhulp als de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp geldt dat de rechter die pas verleent als er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblematiek die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook bij de voorwaardelijke machtiging moet in beginsel de opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp onttrekt of wordt onttrokken. Ook behoeft het verzoek tot beide machtigingen de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

Het verschil tussen beide machtigingen is slechts gelegen in het feit dat in het geval van een voorwaardelijke machtiging de ernstige belemmering buiten de accommodatie kan worden afgewend, doch slechts door het stellen en naleven van voorwaarden. Gegeven de bij beide machtigingen gelijke verantwoordelijkheid van kinderrechter en gedragsdeskundige om zich een oordeel te vellen over de volle omvang van de zaak, is het risico op een onbedoelde aanwending van de voorlopige machtiging minimaal. Daarbij geldt ook nog dat de rechter een voorwaardelijke machtiging alleen verleent als de jeugdige of de ouders instemmen met het hulpverleningsplan en de voorwaarden. Deze moeten derhalve ten tijde van het verzoek gereed en vastgesteld zijn en dat kan juist weer een drempel voor oneigenlijk gebruik opwerpen.

De leden van de SGP-fractie hebben gevraagd op basis waarvan de termijn van drie maanden voor het vervallen van een niet-gebruikte machtiging is bepaald en of een kortere termijn niet mogelijk is gezien de ernstige en risicovolle situatie op basis waarvan de machtiging kennelijk verleend is.

De termijn van drie maanden is gekozen omdat deze gelijk is aan de termijn voor een machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 262, derde lid, boek 1 Burgerlijk Wetboek). Dit ligt voor de hand omdat een machtiging gesloten jeugdzorg die betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt als een dergelijke machtiging. De vervaltermijnen zijn voor een machtiging gesloten jeugdzorg of machtiging tot uithuisplaatsing (in bijvoorbeeld een pleeggezin) gelijk.

Trajectaanpak

De fractieleden van de PVV vragen naar de trajectaanpak. De verwachting is dat een effectieve trajectaanpak zal leiden tot een verdere daling van het gebruik. Hoe groot zal deze daling naar verwachting zijn?

Niet alleen richt de trajectaanpak zich op betere aansluiting van zorg en onderwijs voor, tijdens en na een gesloten plaatsing en het eindperspectief van de jeugdige als uitgangspunt neemt, maar ook wil de trajectaanpak beproeven of de verblijfsduur in geslotenheid verminderd kan worden.

Aangezien de trajectaanpak zich nog in de beginfase bevindt, kan nog geen raming worden gemaakt van de effecten op de verblijfsduur.

93

Harmonisatie gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

De leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en D66 vragen naar de aansluiting tussen de regelgeving inzake de gesloten jeugdhulp en de Wet Bopz. De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd of de uitwerking van het klachtrecht voor de gesloten jeugdzorg in vergelijking met de regeling voor beklag en beroep in de justitiële jeugdinrichtingen voldoende geharmoniseerd is (aangezien in beide gevallen sprake is van vrijheidsbeneming) en waarom ten aanzien van de gedwongen behandelmethoden in gesloten jeugdzorg geen afstemming heeft plaatsgevonden met de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen? Zij vragen of de staatssecretaris kan aangeven waarom onderscheid is gemaakt in waarborgen tussen gesloten plaatsing op civielrechtelijke titel en op strafrechtelijke titel?

De leden van de fractie van D66 vragen verder om een overzicht van de verschillen en de leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom niet gewacht wordt met wetswijzigingen ten aanzien van de gesloten jeugdzorg tot de resultaten van het onderzoek naar de harmonisatie van

wetgeving ten aanzien van minderjarigen in geslotenheid is afgerond, zodat de uitkomsten hiervan kunnen worden doorgevoerd.

Samenhangend hiermee stellen de leden van de CDA-fractie de vraag of geneeskundige

dwangbehandeling niet geharmoniseerd dient te worden met de regeling uit de Wet Bopz, straks de Wet verplichte ggz?

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of er in een ministeriële regeling nog criteria worden gesteld aan de verklaring van de gedragswetenschapper in verband met de rechtszekerheid van de jeugdige voor wie de machtiging gaat gelden.

Er is voor gekozen het regime van de gesloten jeugdzorg nagenoeg ongewijzigd over te nemen in de Jeugdwet. Het klopt dat daardoor de bestaande verschillen bij de verplichte hulpverlening aan jeugdigen in stand blijven. Dat betekent niet dat harmonisatie van deze verschillen niet gewenst is.

Momenteel bestaan verschillen in de rechtsbescherming bij een machtiging gesloten jeugdzorg, een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz voor verplichte jeugd-ggz en jeugd-vb) en de opneming in een justitiële jeugdinrichting.

Daarnaast verschillen ook in de thans bij het parlement in behandeling zijnde wetsvoorstellen die de Wet bopz moeten vervangen, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang bij psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte personen (Wzd), de wijze waarop tot besluitvorming over dwang wordt gekomen. Behalve de rechtspositie (waaronder het klachtrecht) en de toe te passen maatregelen, gaat het daarbij onder meer om de toegang tot de rechter, de inrichting van de machtiging en de leeftijdsgrens.

De keuze om alle vormen van jeugdhulp voor jeugdigen (inclusief de jeugd-ggz en de zorg voor verstandelijk beperkten) in één wet te regelen is aanleiding geweest om te bezien of de

harmonisatie van deze verschillen bij de verplichte hulpverlening aan jeugdigen daarin

meegenomen kon worden. De gecompliceerdheid van het onderwerp en de zorgvuldigheid die bij deze harmonisatie van verplichte hulp aan jeugdigen moet worden betracht, rechtvaardigen echter een afzonderlijke wetstraject. Het verdient de voorkeur dat eerst een evaluatie van de bestaande wetgeving plaatsvindt om vast te stellen tegen welke problemen men in de praktijk aan loopt, welke oplossingen daarvoor kunnen helpen en of hiervoor een harmonisatie van de wetgeving noodzakelijk is. ZonMw heeft van de ministeries van VWS en VenJ de opdracht gekregen hierover een thematische wetsevaluatie te laten uitvoeren. Deze evaluatie is inmiddels gestart en zal het gevraagde overzicht van verschillen opleveren. De resultaten van deze wetsevaluatie zullen dan gebruikt kunnen worden voor een eventueel wetsvoorstel dat deze harmonisatie regelt. De

wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel in het hoofdstuk over de gesloten jeugdhulp betreffen

wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel in het hoofdstuk over de gesloten jeugdhulp betreffen