• No results found

Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

34 4. De Toegang tot jeugdhulp

4.7 Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

De leden van de fracties van de VVD, D66 en van de SGP vragen waarom ervoor is gekozen om de AMHK’s onder te brengen in de Wmo en welke verbindingen worden gelegd met de Jeugdwet.

Zij vragen of het brengen van het melden van kindermishandeling onder de Wmo in plaats van de Jeugdwet tot versnippering leidt. De leden van de D66-fractie vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat er geen kwalitatieve verschillen per AMHK ontstaan. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie en de D66-fractie naar de gevolgen voor de positie van de vertrouwensarts binnen het AMHK en of de positie van de vertrouwensarts voldoende geborgd is in het AMHK. De leden van de VVD-fractie vragen of de taken van “het geven van advies” en “het doen van onderzoek” binnen één

organisatie worden gehouden.

De regering heeft met de samenvoeging van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) gekozen voor een integraal advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK). De reden om het AMHK onder te brengen in de Wmo en niet onder de nieuwe Jeugdwet, is dat het niet wenselijk een advies- en meldpunt, dat ziet op geweld in afhankelijkheidsrelaties zonder onderscheid in leeftijd onder te brengen in een wet die zich specifiek richt op jeugdigen. Omdat het SHG reeds in de Wmo als een wettelijke taak aan gemeenten is opgelegd en de zorg voor jeugd met de Jeugdwet gedecentraliseerd wordt, heeft de regering ervoor gekozen om het AMHK in de Wmo op te nemen. Zodoende is het net als de zorg voor jeugd bij de gemeente belegd. Het adviseren over, het verwerken van meldingen van en het onderzoek doen naar (vermoedelijke) gevallen van kindermishandeling vormt een belangrijk onderdeel van het jeugdstelsel. Daarom is in de Jeugdwet opgenomen dat gemeenten

verantwoordelijk zijn om hun jeugdbeleid in samenhang met hun verantwoordelijkheid inzake het AMHK vorm te geven (artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b).

De preventie en bestrijding van kindermishandeling is buitengewoon belangrijk en de gemeentelijke rol daarin in het nieuwe jeugdstelsel is evident. Het AMHK vormt straks zowel

43

onderdeel van de jeugdketen als onderdeel van de aanpak van geweld in huiselijke kring voor volwassen. Een goede integratie van het meldpunt in beide ketens, waaronder eventuele opschaling naar het gedwongen kader en een borging van de specifieke deskundigheden voor zowel kinderen als volwassen, acht de regering van groot belang. Dat is een complexe opgave die aandacht vraagt van gemeenten en van de uitvoerende instanties. Om gemeenten hierin te ondersteunen is in de zomer van 2013 door de VNG een ondersteuningsprogramma AMHK opgestart.

Het wetsvoorstel voorziet op diverse plaatsen in belangrijke verbindingen tussen het AMHK en de Jeugdwet:

- Op grond van artikel 3.1, eerste lid, kan het AMHK rechtstreeks melden bij de raad voor de kinderbescherming. Omdat voorkomen dient te worden dat de gemeente buiten de civiele keten wordt gehouden, doordat professionals met zorgen (leerkrachten, huisartsen en andere vindplaatsen) zich direct tot het AMHK wenden en deze direct weer bij de raad melden, is het AMHK verplicht om in deze situaties de gemeente op de hoogte te stellen (zie artikel 12a, eerste lid, onderdeel f, Wmo).

- Het AMHK is geen jeugdhulpaanbieder in de zin van de Jeugdwet, maar wel een belangrijk onderdeel van de jeugdketen en daarom is een reeks artikelen die voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen gelden van overeenkomstige toepassing verklaard op het AMHK (zie artikel 12k Wmo en de toelichting daarbij). Het betreft artikelen die zien op de kwaliteit van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, op de positie van jeugdigen en ouders en op de openbare verslaglegging. Daarnaast zijn ook de artikelen uit de Jeugdwet inzake het gebruik van het bsn van overeenkomstige toepassing (artikel 12l Wmo) en is een met de Jeugdwet vergelijkbare regeling getroffen met betrekking tot de beleidsinformatie (artikel 12m Wmo). En ten slotte zijn de bepalingen uit de Jeugdwet over het vaststellen van de begroting, de balans en de resultatenrekening, van overeenkomstige toepassing verklaard op het AMHK (artikel 12n Wmo).

- Bij amvb zullen nadere regels worden gesteld over de werkwijze van het AMHK (onder meer over de doorlooptijden), de deskundigheid en beleidsinformatie.

- De in de Jeugdwet opgenomen IJZ zal bij het onderzoek naar de kwaliteit in algemene zin van het jeugdstelsel ook de kwaliteit van het AMHK onderzoeken (artikel 9.1 Jeugdwet) en het toezicht op de naleving van de wet door het AMHK en de eventuele handhaving zullen, net als bij de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen, geschieden door zowel de IJZ als de IGZ.

Door dit wettelijke regime van kwaliteitseisen en aanverwante normen is geborgd dat de AMHK’s landelijk op hetzelfde kwaliteitsniveau werken. Daarop zal ook toezicht worden gehouden vanuit het Rijk. Het ondersteuningsprogramma AMHK dat deze zomer van start is gegaan, zal een model handelingsprotocol over de werkwijze van het AMHK ontwikkelen. De landelijke eisen en het handelingsprotocol zullen bijdragen aan de uniformiteit van de AMHK’s.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom het Rijk er niet voor gekozen heeft om de

onderzoekstaak van de raad voor de kinderbescherming en het AMK te integreren, om zodoende een efficiëntere jeugdbeschermingketen te realiseren? De Leden van de VVD-fractie vragen of het onderbrengen van het AMHK in de Wmo de verhouding tot de de Raad voor de Kinderbescherming, gecertificeerde instelling en de jeugdhulpaanbieder versnipperd raakt.

Het onderbrengen van het AMHK in de Wmo heeft geen invloed op de taken van het AMHK ten opzichte van die van de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling en de jeugdhulpaanbieder. De onderzoekstaken van het AM(H)K en van de raad voor de

kindermishandeling dienen verschillende doelen. Het AM(H)K onderzoekt of er sprake is van

kindermishandeling en welke hulp het gezin nodig heeft. Indien het AMHK inschat dat er jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning of een vorm van verzekerde zorg nodig is, verwijst het AMHK door naar vrij toegankelijke hulpverlening of naar de betreffende gemeentelijke toegangsvoorziening.

Indien vrijwillige hulp niet haalbaar of toereikend is en de omstandigheden van een jeugdige en zijn gezin zijn zorgelijk, schakelt het AMHK de raad voor de kinderbescherming in. De raad

onderzoekt of er gronden zijn voor een kinderbeschermingsmaatregel. Het onderzoek dat daarvoor

44

nodig is en de afweging of de situatie ernstig genoeg is om aan de rechter voor te leggen (de rekwestrerende taak) moet onafhankelijk en uiterst zorgvuldig gebeuren. Voor de raad voor de kinderbescherming zal het onderzoeksrapport van het AMHK het vertrekpunt vormen. De raad voor de kinderbescherming start het onderzoek door vast te stellen of de onderzoeksgegevens van het AMHK feitelijk, volledig, actueel en betrouwbaar zijn. Het onderzoek van de raad voor de

kinderbescherming en dat van het AMHK dienen dus niet hetzelfde doel. Het AMHK en de raad voor de kinderbescherming hebben daarom ook niet geheel dezelfde onderzoeksbevoegdheden en -verplichtingen. Het ligt daarom niet voor de hand om de taken van de raad samen te voegen met de taken van het AMHK.

In dit verband is het van belang te vermelden dat uit een onderzoek naar de overlap in

onderzoekstaken van het AMK en de raad voor de kinderbescherming is gebleken dat bij 12% van de AMK-onderzoeken een verzoek tot onderzoek bij de raad werd gedaan. De raad kan vervolgens de kinderrechter verzoeken tot een kinderbeschermingsmaatregel. De kinderrechter beslist of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is en zal de uitvoering van een maatregel opdragen aan een door de gemeente gecontracteerde gecertificeerde instelling. In de meeste gevallen zal indien mogelijk, vrijwillige hulp op gang worden gebracht. Het percentage van 12% doorverwijzingen naar de raad voor de kinderbescherming is de laatste jaren stabiel. Voorts bleek uit hetzelfde onderzoek dat ruim 30% van de 12% van de zaken die door de raad in onderzoek werden genomen er alsnog vrijwillige hulp mogelijk bleek en dat gedwongen ingrijpen achterwege kon blijven.

In het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg is opgenomen dat een arts, deskundig op het gebied van de kindermishandeling bij het AMK werkzaam moet zijn. De regering is van mening dat het past bij een gedecentraliseerde taak dat de praktische organisatie van een AMHK wordt

overgelaten aan de gemeenten. Om de beschikbaarheid van een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling te waarborgen zal bij amvb geregeld worden dat voor het AMHK een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling beschikbaar moet zijn, zonder dat daarbij bepalingen over het dienstverband worden opgenomen. De gemeente heeft de plicht ervoor te zorgen dat er een arts beschikbaar is, maar het is aan de gemeente hoe hieraan praktische invulling wordt gegeven. Voor zover een arts, deze zal in de praktijk vaak een vertrouwensarts zijn, door het AMHK wordt ingezet bij de uitvoering van een van de wettelijke taken van het AMHK, zijn de wettelijke verplichtingen en bevoegdheden van het AMHK van toepassing op hem. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om indien noodzakelijk, zonder toestemming van betrokkenen persoonsgegevens te verzamelen. Hiermee is de juridische positie van de arts binnen het AMHK geborgd.

De leden van de VVD-fractie vragen of de taken van “het geven van advies” en “het doen van onderzoek” binnen één organisatie worden gehouden.

Gemeenten worden verantwoordelijk voor het AMHK. Zij zullen dit op bovenlokaal niveau gaan vormgeven. Het AMHK krijgt drie wettelijke taken: advies, meldfunctie en het onderzoeken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het AMHK is geen jeugdhulpaanbieder maar is ervoor verantwoordelijk om, indien nodig, de politie en de raad voor de kinderbescherming te informeren en passende hulpverlening in te schakelen. Indien het AMHK inschat dat er jeugdhulp,

maatschappelijke ondersteuning of een vorm van (verzekerde) zorg nodig is, verwijst het AMHK door naar vrij toegankelijke hulpverlening of naar de betreffende toegangsvoorziening. De gemeente is verantwoordelijk voor een efficiënte doorverwijzing van het AMHK naar de hulp die nodig is. Gemeenten hebben de ruimte om voor de uitvoering van hun wettelijke taken de organisatievorm en het operationele proces zelf in te vullen. Het doel van de samenvoeging van het AMK en het SHG is het bevorderen van de samenhang in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Daarom zal het AMHK vanuit het perspectief van de burger moeten opereren als één organisatie, waarbij de functies van het AMHK in samenhang (en niet versnipperd) worden aangeboden. Het wetsvoorstel verhindert echter niet dat gemeenten bepaalde wettelijke taken van het AMHK onderbrengen in een andere organisatie (zoals een jeugdhulpaanbieder of een

gecertificeerde instelling). Binnen het ondersteuningsprogramma AMHK worden gemeenten ondersteund bij het maken van keuzes voor de vormgeving en positionering van het AMHK.

45

De leden van de VVD-fractie stellen dat er eerst een plan moet worden gemaakt en dat daarna de raad voor de kinderbescherming een plan maakt en dan de gecertificeerde instelling en dan de jeugdhulpaanbieder.

Het AMHK is geen jeugdhulpaanbieder en zal daarom ook geen hulpverleningsplan opstellen. Na een melding stelt het AMHK vast of er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld en of het nodig is daarvoor passende hulp in te schakelen. Indien de veiligheid van het kind in het geding is, kan het AMHK besluiten de raad in te schakelen.

De leden van de D66-fractie vragen voorts op basis van welke wet de AMHK’s worden gefinancierd?

Omdat de organisatie van de AMHK’s een wettelijke taak is op grond van de Wmo, zullen gemeenten deze taak bekostigen uit het gemeentefonds.

De leden van de SP-fractie vragen of straks voldoende duidelijk is dat bij het AMHK een melding van kindermishandeling kan worden gedaan en of het landelijke nummer van het AMK blijft bestaan? Zij vragen ook of het AMHK in staat zal zijn om zelf hulp te verlenen zoals dat nu vaak gebeurt in het bureau jeugdzorg.

Gemeenten zullen ervoor moeten zorgdragen dat het AMHK herkenbaar en toegankelijk is. De regering is voornemens dit expliciet bij amvb voor te schrijven. Dit houdt in ieder geval in dat het AMHK 24 uur per dag en 7 dagen per week telefonisch bereikbaar is en is aangesloten op één landelijk telefoonnummer. Op dit moment is er één landelijk nummer voor het AMK en één landelijk nummer voor de SHG’s. Het ligt voor de hand dat ervoor wordt gekozen dat de huidige twee telefoonnummers nog een bepaalde periode na 2015 blijven bestaan. Daarbij is goede communicatie richting burgers en professionals belangrijk.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe het in de praktijk uitpakt dat gemeenten ervoor kunnen kiezen dat alle zorgmeldingen via het AMHK gaan lopen (pagina 24 memorie van

toelichting). Wanneer het resultaat is dat ouders dan het AMHK aan de telefoon krijgen, zou een open gesprek van de baan kunnen te zijn.

Op grond van de Jeugdwet staat het gemeenten vrij om te kiezen hoe en waar binnen hun sociale infrastructuur de zorgmeldingen van een kind of gezin terecht komen. Zorgmeldingen van

bijvoorbeeld politie, die nu bij bureau jeugdzorg binnenkomen, kunnen in de toekomst worden ingebracht bij bijvoorbeeld het AMHK, het wijkteam of een laagdrempelig inlooppunt, zoals een CJG. Waar de meldingen terecht komen zal vaak afhangen van de wijze waarop de gemeente de toegang tot jeugdhulp heeft georganiseerd. De Jeugdwet schrijft echter ook voor dat jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier moet worden aangeboden. Vanwege de specifieke taken van het AMHK, ligt het daarom niet voor de hand dat gemeenten zorgmeldingen alleen via het AMHK zullen willen ontvangen. Belangrijk is dat bij zorgmeldingen direct kan worden bepaald wat nodig is.

De leden van de D66-fractie vragen of in de amvb voor het AMHK geregeld kan worden dat het bekend maken van de identiteit van de persoon die het huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, heeft gemeld of van de persoon van wie informatie in kader van het onderzoek is verkregen, achterwege blijft.

De regering is inderdaad voornemens hierover regels op te nemen in de amvb. Op grond van de artikelen 34 en 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dient het AMHK in principe inlichtingen te verstrekken over de herkomst van een melding. Maar artikel 12e van de Wmo maakt enkele belangrijke uitzonderingen op dat uitgangspunt. Zo hoeft op grond van het derde lid niet in alle gevallen degene van wie het AMHK persoonsgegevens verwerkt daarvan op de hoogte gesteld te worden. Daarnaast zal op grond van artikel 12e, vierde lid, Wmo bij amvb onder andere inderdaad worden geregeld dat het bekend maken van de identiteit van betrokken personen onder voorwaarden achterwege kan blijven. Het bekend maken van de identiteit blijft in die gevallen niet alleen achterwege voor de (mogelijke) pleger, maar voor een ieder. Dit om te voorkomen dat via derden alsnog de identiteit bekend zou worden.

De leden van de D66-fractie stellen enkele vragen over de positie van het AMHK als object van toezicht.

46

Het is juist dat enerzijds het college verantwoordelijk is voor een goed functionerend AMHK en dat anderzijds de inspectie vanuit het Rijk toezicht houdt op zowel de kwaliteit in algemene zin van het AMHK als de naleving van de wettelijke vereisten. De IJZ en de IGZ treden hierbij gezamenlijk op en opereren feitelijk als één inspectie. De inspectie en de gemeenten gaan in het “Afsprakenkader toezicht” goede afspraken maken over de invulling van het toezicht en over hoe de

verantwoordelijkheid van de inspectie en de gemeente zich tot elkaar verhouden, om zodoende de verantwoordings- en toezichtlasten voor het AMHK te beperken.

De leden van de SGP-fractie hebben gevraagd waarom de reikwijdte van kindermishandeling zich uitstrekt tot elke willekeurige persoon tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat. Aangezien de toelichting met betrekking tot kindermishandeling spreekt over geweld in huiselijke kring vragen zij waarom de regering de definitie in dit wetsvoorstel niet meer op deze situatie heeft toegesneden.

De definitie van kindermishandeling is overgenomen uit de Wet op de jeugdzorg. De aanpak van kindermishandeling richt zich, conform deze definitie, zowel op geweld in huiselijke kring als op geweld in professionele kring en in de vrijwillige sector. De definitie en aanpak kindermishandeling sluiten aan bij het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de VN. Hierin staat :

‘de Staat zal het kind beschermen tegen elke vorm van mishandeling door ouders of door een derde die de zorg over het kind heeft.’ Kindermishandeling speelt zich veelal af in huiselijke kring, daarom wordt hier in de memorie van toelichting expliciet op ingegaan.

Forensisch onderzoek naar kindermishandeling

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd welke positie de forensische zorg, met name de Forensische Polikliniek Kindermishandeling inneemt in de nieuwe Jeugdwet en hoe de regering dat regelen. De leden van de SP- en CDA-fractie hebben gevraagd hoe de financiering voor de FPKM geregeld gaat worden en of de financiering van de forensische expertise geborgd is in de uitvoering van de nieuwe Jeugdwet. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie wat de stand van zaken is met het overleg van de VNG en of er korte termijn zicht is op een positieve afronding van het overleg. Indien er geen zicht is op een positieve afronding van het overleg vragen de leden van de CDA-fractie wat het terugvalscenario is om te borgen dat het AMHK en medische hulpverleners blijvend gebruik kunnen blijven maken van de forensisch-medische expertise voor kinderen.

In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeente in resultaatstermen geformuleerd: niet is voorgeschreven welke voorziening getroffen dient te worden. Hierin ligt een belangrijk deel van de gemeentelijke beleidsruimte besloten. De Jeugdwet spreekt zich daarom niet uit over de positie van forensische zorg en de Forensische Polikliniek Kindermishandeling, maar geeft in de toelichting wel aan dat het AMHK indien nodig forensisch-medische (pediatrische) expertise moet inschakelen.

De gemeente bepaalt zelf welke voorzieningen precies moeten worden getroffen. Dit geldt ook voor de inzet van forensische zorg en de positie van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling.

De FPKM krijgt tijdelijk subsidie van VWS in afwachting van de decentralisatie van de jeugdzorg.

Na decentralisaties is het aan gemeenten die aanbieders te financieren die nodig zijn om goede jeugdhulp te organiseren. Dat geldt ook voor de situatie waarin behoefte is aan letselduiding bij vermoedens van kindermishandeling. Zoals de regering in de voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties van 15 juli j.l. heeft aangegeven wordt overleg gevoerd met de VNG. Ook de VNG onderkent het belang om forensisch medische expertise voor kinderen in de toekomst beschikbaar te houden. De regering verwacht u dit najaar aan te kunnen geven wat de uitkomsten zijn van het overleg met de VNG.

De leden van de VVD- en CDA-fractie hebben gevraagd op welke manier bevorderd gaat worden dat de forensisch-medische expertise voor kinderen in de toekomst een integrale plaats krijgt in de

De leden van de VVD- en CDA-fractie hebben gevraagd op welke manier bevorderd gaat worden dat de forensisch-medische expertise voor kinderen in de toekomst een integrale plaats krijgt in de