• No results found

De geschiedenis en het verloop van het conflict in Darfur

In document Not on our watch? (pagina 62-73)

3. Casus: de humanitaire crisis in Darfur

3.1. De geschiedenis en het verloop van het conflict in Darfur

De regio Darfur ligt in het westen van Soedan en bestrijkt een gebied ongeveer zo groot als Frankrijk. (Zie kaart, bijlage 1) Het gebied kent een rijke geschiedenis. Het sultanaat Dar Fur werd in 1650 gevormd en bleef lange tijd onafhankelijk. Na twee decennia onder Ottomaans-Egyptisch bestuur te hebben gestaan werd het gebied in 1898 ingelijfd door de Britten die hun gezag over Egypte hadden vergroot. Tot 1922 behield Darfur in naam evenwel zijn onafhankelijkheid, maar werd daarna officieel opgenomen in het Brits-Egyptische Condominium Soedan.1 In 1956 verkreeg Soedan onafhankelijkheid van zowel Groot-Brittannië als Egypte, dat de hoop op een Unie van Egypte en Soedan zag vervliegen.2

1 Mahmood Mamdani, Saviors and survivors. Darfur, politics, and the War on Terror (New York: Pantheon Books, 2009) 8-9, aldaar 136.

2

60

De bevolking van Darfur bestaat uit vele stammen die onderverdeeld worden in ‘Afrikaanse’ en ‘Arabische’.3 De beide groepen zijn op fysieke kenmerken nauwelijks van elkaar te onderscheiden en de termen moeten daarom eerder begrepen worden als een weergave van de levenswijze. Stammen die op een vaste plaats verblijven en daar gewassen verbouwen, worden aangeduid als Afrikaans, terwijl nomadische stammen doorgaans als Arabisch worden beschouwd. De grootste groepen in Darfur zijn de Afrikaanse Fur, Masalit en Zaghawa, en de Arabische Baggara. Alle stammen zijn islamitisch, waardoor het religieuze aspect van minder belang lijkt te zijn in het conflict. De nomadische stammen zijn van oudsher afhankelijk van de toegang tot het land van Afrikaanse stammen om hun vee te laten grazen en te voorzien van water gedurende bepaalde maanden in het jaar.4 De verhoudingen tussen nomaden en landeigenaren zijn de laatste decennia steeds meer gespannen geworden door de gevolgen van klimaatverandering en de voortschrijdende verwoestijning van het gebied. In een periode van 40 jaar is de grens van het woestijnklimaat ruim 110 kilometer naar het zuiden verschoven en nomadenstammen zien zich gedwongen steeds verder zuidwaarts te trekken om geschikte graasgronden te vinden.5 (Zie kaart, bijlage 2) De conflicten over natuurlijke hulpbronnen hebben sinds de jaren ’80 de consolidatie van raciale identiteiten bevorderd, waardoor er een scherpe scheidslijn is ontstaan tussen de Afrikaanse en Arabische stammen, voortvloeiend uit de botsing tussen nomadische en niet-nomadische gemeenschappen.6

Soedan is al sinds 1983 verwikkeld in een strijd tussen het islamitische politieke centrum in Khartoem en het vruchtbare en olierijke christelijke zuiden.7 Het zuidelijke verzet wordt gevoerd door de Sudan People’s Liberation Army/Movement (SPLA/M) die strijdt voor een hogere mate van regionale autonomie of afscheiding van het noorden. Het einde van het langslepende conflict leek in zicht toen in 2001, met steun van de VS, onderhandelingen van de grond kwamen.8 Het zogenaamde Naivasha-onderhandelingsproces, vernoemd naar de plaats in Kenia waar de gesprekken plaatsvonden, was moeizaam, eens te meer nu begonnen was de olievoorraden van het zuiden op grote schaal te exploiteren en Soedan in 1999 voor

3

Prunier, Darfur, 4-5; De Waal, “Darfur”, 1040; Touko Piiparinen, “The lessons of Darfur for the future of humanitarian intervention” Global Governance 13 (2007) 365-390, aldaar 366.

4 John Hagan en Wenona Rymond-Richmond, Darfur and the crime of genocide (Cambridge: Cambridge University Press, 2009) 111.

5 Mamdani, Saviors and survivors, 207.

6

Hagan en Rymond-Richmond, Darfur, 111.

7 “UNMIS background”, via http://www.un.org/en/peacekeeping/missions/unmis/background.shtml (geraadpleegd op 30 juni 2010).

8 Julie Flint en Alex de Waal, Darfur. A new history of a long war, (2e editie; Londen en New York: Zed Books, 2008) 30-31.

61

het eerst olie had geëxporteerd,9 waardoor pas op 9 januari 2005 het Comprehensive Peace Agreement (CPA) werd getekend en er officieel een einde kwam aan het conflict. In het CPA werd bepaald dat de Nationale Congrespartij (NCP) van president al-Bashir en de SPLA/M gedurende zes jaar de macht zouden delen, waarna de bevolking van Zuid-Soedan zich in 2011 in een referendum zou mogen uitspreken over onafhankelijkheid. De opbrengsten van de oliewinning worden in de toekomst evenredig verdeeld tussen noord en zuid. Op 25 maart 2005 gingen de leden van de Veiligheidsraad akkoord met het sturen van een VN-vredesmacht om toe te zien op de implementatie van het vredesakkoord, de United Nations Mission in Sudan (UNMIS).10 De missie is tot op heden gestationeerd in Soedan en omvat ruim 10.000 troepen afkomstig uit bijna zestig landen van over de hele wereld. In het Noord-Zuidconflict zijn ruim twee miljoen mensen omgekomen, vier miljoen mensen op de vlucht geslagen en hebben ongeveer 600.000 burgers het land als vluchteling verlaten.11 Het verloop van het Naivasha-onderhandelingsproces en het belang dat door internationale actoren, zoals de VS, gehecht wordt aan het slagen ervan, beïnvloedde de stellingname van de internationale gemeenschap ten aanzien van de gebeurtenissen die ondertussen plaatsvonden in de westelijke regio Darfur, zoals later dit hoofdstuk zal worden besproken.12

De humanitaire crisis in Darfur

De onlusten in Darfur begonnen in het voorjaar van 2003 toen rebellen aanvallen uitvoerden op regeringsdoelen.13 De twee belangrijkste rebellenbewegingen in het conflict waren (en zijn) de Sudan Liberation Army (SLA) en de Justice and Equality Movement (JEM) die een voornamelijk niet-Arabische achterban hebben, waaronder de Fur, Masalit, en de nomadische Zaghawa. De eerste beweging werd geleid door Abdel Wahid Muhammed al-Nur, een Fur, en Minni Arkuwa Minnawi, een Zaghawa. De JEM stond onder leiding van Khalil Ibrahim. De rebellen verzetten zich tegen de marginalisering van de westelijke regio en verlangen drie toezeggingen van de centrale regering: de benoeming van een eigen vicepresident voor Darfur, de vorming van een regionale regering in Darfur en tenslotte de opname van de

9 “Sudan oil & conflict timeline”, via http://www.sudanupdate.org/REPORTS/Oil/21oc.html (geraadpleegd op 09-07-2010).

10 “UNMIS background”; “UNMIS facts and figures”, via http://www.un.org/en/peacekeeping/missions/unmis/ facts.shtml (geraadpleegd op 30 juni 2010).

11 “UNMIS background”.

12 Hugo Slim, “Dithering over Darfur? A preliminary review of the international response” International Affairs 80 (2004) 5, 811-833, aldaar 822.

13

62

rebellenstrijders in het nationale leger.14 De opstandelingen in Darfur voelen zich niet gehoord in het Naivasha-proces waar hen een plaats aan de onderhandelingstafel werd ontzegd.15 Hoewel de uit 1956 stammende scheidslijn tussen Noord- en Zuid-Soedan als uitgangspunt wordt gebruikt (zie kaart, bijlage 1) moet de exacte grens, en dus ook de zuidelijke grens van Darfur, nog worden bepaald. De SLA zou daarnaast wapens, militaire training en politiek advies hebben gekregen van de zuidelijke rebellenbeweging SPLA/M.16

Nadat een in februari 2003 door de regering geïnitieerde conferentie met lokale leiders en vertegenwoordigers van de etnische groepen niets had opgeleverd, ging Khartoem over op een militaire aanpak.17 Aan de regeringszijde verenigden zich de nomaden uit het noorden van Darfur, migranten uit het naburige Tsjaad en kleinere stammen uit het zuiden en westen, die tevens geen grond bezaten. Hoewel het conflict doorgaans wordt uitgelegd als Arabische tegen Afrikaanse strijders, nam de grootste Arabische stam van Darfur, de Baggara uit het zuiden, geen deel aan het conflict.18 Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de Baggara, in tegenstelling tot de andere Arabische stammen, wel grond bezitten en door deel te nemen aan het conflict hun rechten hierover in gevaar zouden brengen. De strijdende partijen moeten, op basis van deze redenering, strikt genomen niet gedefinieerd worden als de Arabische versus de Afrikaanse bevolking, maar als een strijd tussen de stammen die wel en de stammen die geen grond bezitten.

Het verzet van de rebellen leidde ertoe dat aan het einde van 2003 het conflict zich in oostelijke richting verspreidde naar de aangrenzende regio Kordofan.19 De regering voerde de militaire acties tegen de rebellen in hevigheid op door naast grondtroepen ook de luchtmacht in te zetten. Ook deed het een beroep op de Janjaweed, gewapende Arabische nomaden. Omdat aanvallen door Arabische milities geen nieuw fenomeen waren in Darfur, was de Soedanese regering in staat om in eerste instantie alle betrokkenheid te ontkennen en de plunderingen en moorden toe te schrijven aan deze ‘oncontroleerbare bandieten’.20 Door de nieuwe tactiek verschoof de balans ten gunste van Khartoem. De Janjaweed vielen echter al snel niet alleen rebellen aan, maar richtten hun aanvallen in toenemende mate op burgerdoelen.21 Naast het onderdrukken van de rebellen, het officiële doel, waren de milities

14 Mamdani, Saviors and survivors, 252.

15 Flint en de Waal, Darfur, 92-93.

16 Ibidem, 94.

17

Mamdani, Saviors and survivors, 253-255.

18 Ibidem, 255.

19 Ibidem.

20 De Waal, “Darfur”, 1050.

21

63

erop uit de grond van de Fur en Masalit in handen te krijgen door de bevolking te verjagen of lokale leiders om te brengen. De Janjaweed werden bij de aanvallen ondersteund door bombardementen uitgevoerd door de Soedanese luchtmacht. Dorpen werden geplunderd en uitgemoord. Het vee werd meegenomen of gedood en de vrouwen verkracht. De hutten werden vervolgens in brand gestoken en waterputten vervuild met lijken om de overlevingskansen van eventueel terugkerende vluchtelingen te minimaliseren. Volgens schattingen van de VN werden tussen de 700 en 2000 dorpen op deze wijze geheel of gedeeltelijk vernield.22

Het geweld in Darfur was het hevigst in de periode tussen februari 2003, toen de rebellenbewegingen hun eerste aanvallen uitvoerden, en het einde van 2004.23 De regering voerde een harde strijd om de opstand te onderdrukken. Geschat wordt dat in deze periode 180.000 tot 400.000 mensen de dood vonden.24 Aan het begin van 2005 waren er twee miljoen mensen binnen Darfur ontheemd en hadden 200.000 vluchtelingen de grens met Tsjaad overgestoken.25 De grote stroom vluchtelingen uit Darfur vormde een zware belasting voor de economie en stabiliteit van Tsjaad, dat zelf al sinds zijn onafhankelijkheid van Frankrijk in 1960 geteisterd wordt door politieke instabiliteit en interetnische conflicten.26 De situatie heeft gezorgd voor voedseltekorten en verslechtering van de veiligheidssituatie in het oosten van dit land. Naast geweld was een groot deel van de sterfgevallen het gevolg van ondervoeding en ziekte, veroorzaakt door de jarenlange droogte en de slechte leefomstandigheden in de vluchtelingenkampen.27 Er kan dus gesteld worden dat de vluchtelingenstromen als gevolg van het conflict in Darfur een negatief effect hebben gehad op de regionale vrede en veiligheid. De Soedanese regering belemmerde daarnaast internationale hulporganisaties bij het geven van humanitaire hulp door geen visa te verlenen, reisvergunningen in te trekken en geen informatie over de omstandigheden in het gebied te verstrekken.28 Deze maatregelen zouden zogenaamd bedoeld zijn geweest om de veiligheid van de humanitaire hulpverleners te waarborgen. Pas vanaf mei 2004 begon Khartoem onder internationale druk langzaamaan visa te verlenen aan buitenlandse hulpverleners, hoewel hun werk nog steeds bemoeilijkt werd door de strenge importrestricties op hulpgoederen.

22 Flint en de Waal, Darfur, 145.

23 Mamdani, Saviors and survivors, 32.

24

Hagan en Rymond-Richmond, Darfur, 85.

25 Flint en de Waal, Darfur, 145.

26 Alexander, “Ignoring the lessons from the past”, 45.

27 Mamdani, Saviors and survivors, 25-26

28

64 De vredesonderhandelingen

Het eerste staakt-het-vuren werd op initiatief van Tsjaad in september 2003 overeengekomen maar hield slechts 45 dagen stand.29 In maart 2004 werden er in N’djamena, de hoofdstad van Tsjaad, opnieuw onderhandelingen belegd waar ook internationale partijen aan deelnamen, waaronder de VS, de EU en de Afrikaanse Unie (AU).30 Dit leidden tot de ondertekening van een overeenkomst op 8 april waarin een staakt-het-vuren was vastgelegd om het bieden van humanitaire hulp mogelijk te maken en waarin Khartoem werd opgeroepen om de gewapende milities te ‘neutraliseren’.31 De AU autoriseerde de African Union Mission in Sudan (AMIS) bestaande uit 120 waarnemers om toe te zien op het staakt-het-vuren en 350 militairen om de waarnemers te beschermen.32 Het totale aantal troepen werd later verhoogd naar 7000. De overeenkomst had een gunstig effect op de humanitaire hulpverlening, maar werd al snel door beide partijen in het conflict geschonden.33AMIS, met een beperkt mandaat en nog beperktere middelen, was niet in staat om bescherming te bieden aan burgers tegen aanvallen van de Janjaweed en rebellen, en werd in toenemende mate ook zelf het doelwit.34

Onder leiding van de AU werden nogmaals besprekingen opgestart tussen de rebellen en de Soedanese regering, de zogenaamde Abuja-onderhandelingen vernoemd naar de hoofdstad van Nigeria, die leidden tot de ondertekening van het Darfur Peace Agreement (DPA) op 5 mei 2006.35 In juli 2005 waren de bemiddelaars er al in geslaagd alle partijen een beginselverklaring te laten ondertekenen.36 Binnen enkele maanden begonnen de rebellenbewegingen echter te versplinteren tot meer dan 20 afzonderlijke groepen. De SLA, dat gebaseerd was op een verbond tussen de Zaghawa van Minnawi en de Fur onder leiding van al-Nur, viel in twee etnisch-gebaseerde facties uiteen.37 Gedurende het gehele Abuja-onderhandelingsproces duurden de vijandelijkheden tussen de regeringstroepen en de rebellen als ook tussen de rebellen onderling onverminderd voort, en namen zelfs in hevigheid toe naarmate het einde van de besprekingen naderde.38 Hoewel de besprekingen uiteindelijk tot een akkoord leidden, maakten ze geen duurzaam einde aan het conflict.39 Het akkoord werd

29 Slim, “Dithering over Darfur?”, 813.

30

Ibidem, 816-817.

31

Ibidem, 816-817.

32 Flint en de Waal, Darfur, 174.

33 Ibidem, 143.

34 Ibidem, 177, 179.

35

“UNMIS background”.

36 Mamdani, Saviors and survivors, 39.

37 Ibidem, 261-262.

38 Flint en de Waal, Darfur, 205.

39

65

namelijk alleen ondertekend door de regering en de Minnawi-factie van de SLA. De JEM en de al-Nur-factie van de SLA verwierpen het DPA omdat zij van mening waren dat zij te weinig tijd hadden gekregen om het akkoord, dat opgesteld was in het Engels, te bestuderen en te becommentariëren. De ware reden lijkt echter eerder de interne verdeeldheid binnen de rebellengroeperingen te zijn geweest. De enige overeenkomst die door alle partijen getekend was, was de beginselverklaring, maar zelfs daarbij hielden verschillende partijen vast aan verschillende versies.40

In februari 2010 tenslotte heeft de regering een overeenkomst tot een staakt-het-vuren gesloten met de JEM, een van de rebellenbewegingen die het vredesakkoord van 2006 niet getekend had.41 Een maand later volgde ook een verdrag met de minder invloedrijke Vrijheids- en Gerechtigheidsbeweging (LJM), een coalitie van een tiental kleine groeperingen.42 De gevechten tussen de regeringstroepen en de al-Nur-factie van de SLA die ook het DPA afwees gaan echter onverminderd door. Nog geenszins kan gesproken worden van het einde van het conflict.43 Ondertussen zijn in april 2010 in Soedan de eerste presidents- en parlementsverkiezingen sinds 1986 gehouden.44 Deze werden echter geboycot door de voornaamste oppositiepartijen. Zoals verwacht is de zittende president al-Bashir herkozen. Een van de redenen voor de boycot was de voortdurende instabiliteit in Darfur die een normale stembusgang onmogelijk zou maken. De volgende politieke mijlpaal is het referendum over onafhankelijkheid van het zuiden dat onderdeel is van het vredesakkoord tussen Khartoem en de zuidelijke rebellenbeweging SPLA/M en voor januari 2011 gepland staat.

Reactie van de internationale gemeenschap

De internationale reactie op de humanitaire crisis in Darfur kwam langzaam op gang. De VN-Veiligheidsraad hield zich gedurende het grootste gedeelte van het conflict op de achtergrond. In beslag genomen door de inval in Irak en de Noord-Zuidonderhandelingen in Soedan die eindelijk de goede kant op gingen bleef de internationale reactie op Darfur voor het grootste deel van 2003 beperkt tot het geven van humanitaire hulp.45 De eerste dringende oproepen tot

40 Mamdani, Saviors and survivors, 39.

41 “Deal Soedan en rebellen Darfur” Volkskrant, 24-02-2010.

42 Marnix de Bruyne, “Wapenstilstand gesloten met tweede rebellengroep Darfur, maar strijd in regio gaat door” Volkskrant, 19-03-2010.

43 “Bestand wankelt door hernieuwd geweld in Darfur” Volkskrant, 27-02-2010.

44 Marnix de Bruyne, “Soedanese stemoefening” Volkskrant, 09-04-2010.

45 Alex J. Bellamy, “Responsibility to protect or Trojan horse? The crisis in Darfur and humanitarian intervention after Iraq” Ethics and International Affairs 19 (2005) 2, 31-53, aldaar 40.

66

verdergaande actie kwamen pas toen het sterftecijfer al drastisch was gedaald. Op de vooravond van de herdenking van de genocide in Rwanda, tien jaar eerder, sprak humanitair coördinator van de VN in Khartoem, Mukesh Kapila, zich in maart 2004 tegen de BBC uit over de ‘etnische zuiveringen’ die plaatsvonden in Darfur.46 De vergelijking die hij trok met de vroege stadia van de genocide in Rwanda zorgde ervoor dat de politieke en vooral journalistieke aandacht voor het conflict aanzienlijk toenam. Vanaf 2005 begon het sterftecijfer in Darfur echter significant af te nemen als gevolg van de humanitaire hulp en de inspanningen van AMIS. Halverwege 2006 was er volgens VN-bronnen geen sprake meer van een noodtoestand.47 Op het moment dat de door ngo’s en burgerbewegingen gevoerde campagne om een einde te maken ‘aan de genocide in Darfur’ op volle kracht was, tegen het einde van 2005 en in 2006, waren de voornaamste doodsoorzaken diarree en malaria, en niet etnisch geweld.48

De VS namen aanvankelijk het voortouw. Nadat het Amerikaanse congres onder druk van binnenlandse belangengroeperingen een resolutie had aangenomen waarin zij stelde dat er sprake was van genocide, verklaarde ook president George W. Bush, op basis van Amerikaans overheidsonderzoek in vluchtelingenkampen in Tsjaad, op 30 juni 2004: ‘the violence in Darfur region is clearly genocide’.49 (Zie ook p. 69) Dit was de eerste maal sinds de Tweede Wereldoorlog dat een regering een andere regering beschuldigde van een nog gaande zijnde genocide.50 De VS konden zich een dergelijke sterke uitspraak veroorloven omdat zij er zeker van waren dat China een militaire interventie zou veto’en (zie ook p. 71) en het ‘G-woord’ de Amerikanen dus niet zou verplichten tot militair ingrijpen. Evenwel maakten zij goede sier door te doen alsof ze bereid zouden zijn tot actie. De VN-Veiligheidsraad nam op 30 juli 2004 de eerste resolutie aan over Darfur, met onthoudingen van China en Pakistan, waarin de lidstaten onder andere Darfur een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid noemden en de Soedanese regering opriepen de Janjaweed te ontwapenen en de plegers van mensenrechtenschendingen te berechten.51 Hoewel de Filippijnen meende dat Soedan had gefaald om zijn burgers te beschermen en actie van de internationale gemeenschap daarom geoorloofd was, benadrukten China, Pakistan, Brazilië en

46 Flint en de Waal, Darfur, 179; Slim, “Dithering over Darfur?”, 815.

47 Mamdani, Saviors and survivors, 32-33.

48

Flint en de Waal, Darfur, 186.

49 Mamdani, Saviors and survivors, 24.

50 Seybolt, Humanitarian military intervention, 1.

51 VN-Veiligheidsraad resolutie 1556, via http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/446/02/ PDF/N0444602.pdf?OpenElement (geraadpleegd op 7 juli 2010).

67

Rusland de verantwoordelijkheid van de Soedanese regering en ging hun voorkeur uit naar samenwerking met Khartoem om tot een oplossing van de crisis te komen. De VS, Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Roemenië, Chili, Algerije, Angola en Benin bedeelden een eventuele verantwoordelijkheid om in te grijpen in de eerste plaats toe aan de Afrikaanse Unie.52 De Filippijnen steunde hier het R2P-concept omdat het zichzelf, als bondgenoot van Amerika, ziet als de meest democratische staat van Zuidoost-Azië en veel waarde hecht aan de bescherming van mensenrechten.53 Op 18 september 2004 besloot de Veiligheidsraad met resolutie 1564 tot de instelling van een internationale onderzoekscommissie, bestaande uit vijf experts afkomstig uit Italië, Egypte, Pakistan, Zuid-Afrika en Ghana, om te bepalen of er in Darfur inderdaad sprake was van genocide of andere schendingen van internationaal humanitair recht.54 In tegenstelling tot de uitkomst van het Amerikaanse onderzoek concludeerde de commissie: ‘no genocidal policy has been pursued and implemented in Darfur by the Government authorities, directly or through the militias under their control, […].’55 De regering zou gehandeld hebben met als voornaamste doel het bestrijden van de rebellen, en zonder een duidelijke genocidale bedoeling. De misdaden, waaronder het doden van burgers, marteling, vernietiging van dorpen, verkrachting en

In document Not on our watch? (pagina 62-73)