• No results found

Geringe bereik van preventie belangrijkste knelpunt

Tekstblok 6.1: Preventie van schizofrenie.

6.4 Geringe bereik van preventie belangrijkste knelpunt

Het belangrijkste knelpunt in de praktijk is op dit moment het geringe bereik van vooral de geïndiceerde preventieve interventies: zo worden met depressiepreventie slechts ongeveer vierduizend mensen per jaar bereikt. Dat is slechts 1% van de ruim 350 duizend mensen die jaarlijks depressie ontwikkelen. om de ziektelast werkelijk te verminderen, zou het aantal deelnemers aan de effectief gebleken interventies flink omhoog moeten. Maatregelen zouden zich daarom vooral moeten richten op uitbrei- ding van het aanbod van effectieve interventies en verhoging van het aantal bereikte mensen uit de doelgroepen. In deze paragraaf beperken we ons tot mogelijke inhou- delijke verbeteringen die kunnen leiden tot verhoging van het bereik. Beleidsmatige aanbevelingen over wetgeving, financiering en samenwerking tussen partijen komen aan de orde in hoofdstuk 7.

Voor zover er cijfers bekend zijn over het bereik van de doelgroepen, lijkt het erop dat bepaalde bevolkingsgroepen in verhouding minder worden bereikt: bijvoorbeeld alloch- tonen en lager opgeleiden. Dit geldt met name voor mensen die te maken hebben met een combinatie van risicofactoren, zoals ouderen of mensen met een lage sociaal-econo- mische status. Tot de laatste groep behoren vaak ook allochtonen. Steeds meer interven- ties worden speciaal voor deze groepen ontwikkeld. Mogelijk zijn zij ook beter te bereiken met preventieve interventies waarbij de nadruk minder ligt op praten, en bij voorbeeld meer op bewegen – dat laatste heeft namelijk gunstige effecten op zowel angst- als stem- mingsstoornissen (Arent & Landers, 1999; Arent, 2000; Callaghan, 2004; Fox, 1999; Jorm et al., 2002; Petruzzelo et al., 1991). Meer bewegen wordt in de nieuwe preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ overigens ook genoemd in het kader van gezonder leven, bestrijding van overgewicht en diabetes (VWS, 2006d). Het is een mooi voorbeeld van een interventie die gunstige effecten heeft in een breed spectrum van gezondheid en ziekte. Aparte aandacht verdient onderzoek naar hoogrisicogroepen. Preventieve interven- ties worden vaak aangeboden aan mensen met beginnende klachten. Deze groep heeft namelijk een verhoogd risico om een stoornis te krijgen. Het risico op de stoornis in de groep met beginnende klachten is echter variabel: bij een aantal van deze mensen zal geen stoornis ontstaan. om medisch-ethische en economische redenen zou men daarom preventie wellicht nog verder willen toespitsen, en zich bijvoorkeur richten op groepen met een berekenbaar ultra-hoog risico. Dit zijn groepen die niet alleen beginnende symptomen hebben van de betreffende stoornis, maar die bovendien worden gekenmerkt

door een aantal andere sterke voorspellers voor het ontstaan van de betreffende stoor- nis. Bij depressie op latere leeftijd gaat het bijvoorbeeld om recent weduwschap, geringe zelfwaardering, een zware lichamelijke ziekte en een lage opleiding (Schoevers et al., 2006, Smit et al., 2006a). Bij angststoornissen op de latere leeftijd gaat het om vergelijk- bare risicofactoren (Smit et al., in druk-a). Het lijkt waarschijnlijk dat preventie gericht op zulke hoogrisicogroepen kosteneffectief zal worden: de betreffende doelgroep is immers klein in aantal en toch verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de toekomstige nieuwe gevallen van de betreffende stoornis. Het onderzoek naar de optimale samenstel- ling van deze hoogrisicogroepen is echter nog maar net begonnen, en preventie-trials dienen eerst nog aan te tonen hoe kosteneffectief interventies in deze hoogrisicogroepen werkelijk zijn. In toekomstig effectonderzoek zou meer aandacht moeten komen voor deze hoogrisicogroepen. In hoeverre deze hoogrisicogroepen al zijn vertegenwoordigd in de beschreven onderzoeken in dit rapport, is onbekend.

Sommige risicofactoren zijn niet of nauwelijks te beïnvloeden met een individugerichte aanpak, zoals slechte sociale en fysieke omstandigheden. Hiertoe behoren bijvoorbeeld omstandigheden die te maken hebben met huisvesting, veiligheid of de kwaliteit van de buurt waarin iemand woont. Individugerichte preventieve interventies kunnen helpen om de zelfredzaamheid van de betrokkene te vergroten, maar er zijn daarnaast struc- turele maatregelen nodig om de fysieke omstandigheden daadwerkelijk te verbeteren. Dergelijke risicofactoren kunnen een aangrijpingspunt zijn voor integraal gezondheids- beleid. Hier gaan we in paragraaf 7.2 verder op in.

7

OrGanIsatOrIsche cOntext en

BeLeIdsaanBeVeLInGen

7.1 Inleiding

De hoofdstukken 3 tot en met 6 van dit themarapport hebben laten zien dat het aanbod aan preventieprogramma’s groot is. Het belangrijkste knelpunt is op dit moment het geringe bereik van dergelijke interventies. Zo wordt met depressiepreventie jaarlijks ongeveer vierduizend mensen bereikt. Dat is slechts 1% van de ruim 350 duizend men- sen die per jaar een depressie ontwikkelen. In de slotparagraaf van hoofdstuk 6 is be- sproken hoe op het niveau van de interventies zelf gewerkt kan worden aan manieren om het bereik te verhogen. Het aanbod en bereik van interventies voor de preventie van psychische stoornissen wordt echter ook voor een groot deel bepaald door de orga- nisatorische en beleidsmatige context. Deze context biedt de randvoorwaarden waar- binnen preventie van psychische stoornissen mogelijk is. Door de randvoorwaarden te verbeteren kan het aanbod en bereik van preventieve interventies vergroot worden, vooral van geïndiceerde preventie.

In paragraaf 7.2 worden de organisatorische en beleidsmatige context voor de preven- tie van psychische stoornissen beschreven. Deze blijken complex en versnipperd. Dat geldt niet alleen voor de actoren, maar ook voor de verantwoordelijkheden, financie- ring en wetgeving. om het aanbod en bereik van geïndiceerde preventie te vergroten, zou preventie van psychische stoornissen goed verankerd moeten worden in zowel het gemeentelijk beleid als in de gezondheidszorg. Daarnaast zou de landelijke overheid erop moeten toezien dat deze deelterreinen op elkaar kunnen aansluiten.

In de paragrafen 7.3 tot en met 7.5 bespreken we concrete aanbevelingen voor de beleids- matige en organisatorische verankering van de preventie van psychische stoornissen op elk van deze beleidsterreinen: het landelijke preventiebeleid (paragraaf 7.3), het gemeen- telijke preventiebeleid (7.4) en de gezondheidszorg (7.5).

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN