• No results found

5.3 Verklarende factoren voor het type beleidsinterventie

5.3.2 Interviews

5.3.2.4 Gemeente Utrecht

Economische factoren

Financiële middelen:

UR1 benoemt dat afnemende financiële middelen bepalend zijn geweest voor de wijze waarop de gemeentelijke organisatie omgaat met sociaal ondernemers. Waar gemeentelijke organisatie van Utrecht een aantal jaar geleden nog loonkostensubsidies kon verstrekken aan (sociaal) ondernemers, daar wordt deze heden ten dagen noodgedwongen creatiever. De budgetten voor onder andere re- integratie, beslaan qua omvang nog maar een zeer klein gedeelte van het oorspronkelijke budget terwijl er zich in de gemeentelijke organisatie niet minder mensen in de bijstand bevinden.

71 ‘Het voordeel van die bezuinigingen is dat je nu ook de leuke trajecten ingaat met sociaal

ondernemers. Het is allemaal inventiever, creatiever en we zijn veel scherper geworden […].’

UR2 benoemt dat deze ontwikkeling heeft geleid tot nieuwe samenwerkingspartners:

‘We proberen te bekijken in hoeverre het mogelijk is om, in dat gat dat daardoor ontstaat, met ondernemende modellen duurzame oplossingen te vinden die uiteindelijk op deze manier maatschappelijke impact mogelijk te maken.’

Contextuele factoren

Collegeakkoord en politieke bestuurders:

Binnen de gemeente Utrecht is het collegeakkoord ‘Utrecht maken we samen’ leidend geweest in de werkwijze ten aanzien van sociaal ondernemers. Zoals de titel beschrijft, staat de interactie tussen de gemeentelijke organisatie en andere actoren binnen de gemeente centraal. In dit kader heeft het kernteam sociaal ondernemen de keuze gemaakt om vooraf geen actieprogramma op te stellen met betrekking tot sociaal ondernemerschap. UR1 zegt hierover:

‘We vinden het grote collegeakkoord ‘Utrecht maken we samen’ erg belangrijk. Daarom hebben we gezegd dat we geen beleid gaan maken maar dat we met ondernemers samen gaan kijken wat we kunnen bereiken zonder dat we dat meteen gaan inkaderen waaraan dat allemaal moet voldoen.’

Het kernteam vindt de definitie van de Europese Commissie het beste aansluiten maar sluit geen enkele ondernemer uit van deelname aan sociaal ondernemerschap. Het gaat om het realiseren van maatschappelijke doelstellingen. Hierbij hanteert het kernteam de visie de gemeentelijke organisatie niet verantwoordelijk is voor sociaal ondernemerschap.

Politieke kleur:

Ondanks dat alle wethouders wel lid zijn van een politieke partij, stelt UR1 dat de politieke kleur van de wethouder niet per definitie van invloed is op het draagvlak voor sociaal ondernemerschap in de gemeente Utrecht. Men is in de gehele bandbreedte van politieke partijen tevreden over sociaal ondernemerschap. Wel bestaan er per politieke partij duidelijke verschillen in de wijze waarop deze omgaan met sociaal ondernemerschap. Zo koppelen verschillende politieke partijen elk andere thema’s aan sociaal ondernemerschap. UR1 zegt hierover:

‘Die is bij sociaal ondernemen wel heel interessant omdat politieke kleur daarin niet specifiek een rol speelt. Je merkt wel dat D66, de achtergrond van de wethouders van Economische Zaken en Sociale Zaken, een groot voorstander is van sociaal ondernemerschap. Maar het sociaal ondernemerschap is breed gedragen. Aan de ene kant heb je natuurlijk de VVD die ondernemerschap heel belangrijk vindt.

72 En aan de andere kant heb je een PVDA of een GroenLinks die heel erg op de duurzaamheid,

arbeidsparticipatie of armoede zitten.

Ervaringen uit het verleden:

Ten tijde van de aanvang van het vorige college (2014) was nauwelijks iets bekend was over sociaal ondernemers. De gemeentelijke organisatie heeft er daarom voor gekozen om geen beleid op te stellen en e werken vanuit de behoeften van sociaal ondernemers. Aan de hand van de ervaringen die de gemeentelijke organisatie tussentijds heeft opgedaan met sociaal ondernemers, is het kernteam sociaal ondernemen heden ten dage beter in staat om de behoeften van de sociaal ondernemers en die van de gemeentelijke organisatie te verbinden. Dit leidt tot betere afstemming tussen de gemeentelijke organisatie en sociaal ondernemers.

‘We weten veel meer over de behoeften die wij als gemeente hebben en zodoende kunnen wij veel gerichter naar sociaal ondernemers communiceren waar die ligt. Wij gaan die markt nu meer uitdagen’ Aldus UR1.

Centrale thema’s:

De centrale thema’s in het collegeakkoord vloeien voort uit de ontwikkelingen die zich voordoen in de gemeente. Deze thema’s zijn bepalend voor de soort sociaal ondernemers waarmee de

gemeentelijke organisatie samenwerkt. Het kernteam sociaal ondernemen in de gemeente Utrecht werkt alleen samen met sociaal ondernemers die een bedrage kunnen leveren aan deze thema’s. ‘Dat kan gaan over armoede, over werk maar ook over gezondheid en duurzaamheid. Dus al die thema’s die in het collegeakkoord staan, waar de wethouders op willen sturen, daar zoeken wij sociaal ondernemers bij die daar een rol in kunnen en willen spelen.’ Aldus UR1.

Behoeften van sociaal ondernemers:

De gemeentelijke organisatie heeft er bewust voor gekozen om op voorhand geen actieprogramma te ontwikkelen. Dit betekent dat er, naast de activiteiten die georganiseerd worden door de Social Impact Factory, in grote mate wordt geanticipeerd op de ontwikkelingen die zich voordoen in de gemeente. UR2 geeft aan dat er constant verbinding wordt gezocht met enerzijds de sociaal

ondernemer en anderzijds de interne organisatie om zo te komen tot een co-creatie te komen tussen sociaal ondernemer en gemeentelijke organisatie.

‘We blijven dan twee dingen doen, namelijk constant aan die ondernemer vragen: wat kan jij ons bieden? En constant intern in de organisatie vragen: wat heb jij nodig? En dan vervolgens weer naar die sociaal ondernemer gaan en vragen: kan jij ons dat bieden?’

UR1 stelt dat er sprake is van een constante herijking van de omgeving om te bepalen welke ontwikkelingen zich voordoen en hoe de gemeentelijke organisatie daarmee om moet gaan. In het

73 kader van het collegeprogramma ‘Utrecht maken we samen’ stelt UR1 dat de gemeentelijke

organisatie er is voor de gemeente. UR2 benoemt daarentegen juist dat de eigen visie en doelstellingen van de gemeentelijke organisatie centraal staan:

‘Uiteindelijk gaat het natuurlijk ook om je eigen visie en doelstellingen als gemeente. Het droeg bij aan de visie van de gemeente Utrecht om meer met ondernemende oplossingen maatschappelijke vraagstukken op te pakken. Je hebt de omgeving nodig en tegelijkertijd heb je iets binnen je eigen organisatie te doen.’

Technische factoren

Rechtvaardigheid beleidsinstrument:

De gemeentelijke organisatie vindt het van belang dat er sprake is van een gelijk speelveld wanneer het aankomt op sociaal ondernemerschap. Vanaf het begin af aan heeft de gemeente iedereen de mogelijkheid gegeven om te participeren in sociaal ondernemerschap. Hierover zegt UR2:

‘Ja, iedereen is vanaf het begin uitgenodigd mee te doen. Veel partijen waren direct enthousiast en wilden meedoen. Dat netwerk groeit vervolgens organisch door’

UR1 zegt hierover: ‘Het je niet te actief willen bemoeien met sociaal ondernemerschap heeft te maken dat je vooral een gelijk speelveld wil creëren waarin er zo min mogelijk een afhankelijkheid wordt gecreëerd van de overheid.’

Doelbereiking beleidsinstrument:

UR1 stelt dat de beleidsinterventies zijn opgesteld naar aanleiding van de beleidsvisie die binnen de gemeentelijke organisatie centraal staat. De behoeften van sociaal ondernemers zijn belangrijk, maar in eerste instantie moeten deze ook aansluiten op de behoeften van de gemeentelijke organisatie zelf. Deze vloeien grotendeels voort uit het collegeakkoord.

‘Wat we wel belangrijk vinden in zo een thema van sociaal ondernemen, is dat we steeds duidelijker proberen te maken wat onze behoeftes zijn. Het is allemaal leuk en aardig als een groot

distributiecentrum een paar honderd mensen aan het werk wil helpen, maar de vraag is of wij daar ook behoefte aan hebben als gemeente zijnde, of dat die behoefte juist ergens anders ligt. En die behoefte komt heel erg voort uit dat collegeakkoord.’