• No results found

5.3 Verklarende factoren voor het type beleidsinterventie

5.3.2 Interviews

5.3.2.2 Gemeente Den Haag

Economische factoren

65 Volgens DR1 spelen financiële middelen een beperkte rol in de totstandkoming van het beleid ten aanzien van sociaal ondernemers. Niet de financiële middelen maar juist de maatschappelijke impact is van belang binnen het actieprogramma.

‘Die geldkraan is nog lang niet dicht. De overheid heeft in dat opzicht geld zat. […] het heeft vooral te maken met dat je bepaalde impact wil zien in de stad.’

Contextuele factoren

Visie wethouder:

Binnen de gemeentelijke organisatie van Den Haag is de politieke visie bepalend voor de wijze waarop er invulling is gegeven aan de interventies met betrekking tot sociaal ondernemen. DR1 stelt dat het college heeft bepaald dat de samenwerking met sociaal ondernemerschap meer opgezocht moest worden en dat daarbinnen de nadruk gelegd diende te worden op arbeidsparticipatie.

‘Dat heeft het college bepaald en dan specifiek nog een wethouder van Sociale zaken,

Werkgelegenheid, Wijkaanpak en Sport. Vanuit het perspectief van innovatie heeft hij aangegeven dat er vol op sociaal ondernemerschap ingezet moest worden. Dat is ook de aanvliegroute naar zo een actieprogramma Sociaal Ondernemerschap en dat is ook de reden dat wij vol inzetten op arbeidsparticipatie.’

DR2 zegt hierover: ‘Dus er zijn gewoon een aantal randvoorwaarden waarvan de wethouder zegt: dit is waar ik voor sta en daar moet je binnen blijven.’

Politieke kleur:

De politieke kleur van de wethouder in de gemeentelijke organisatie heeft uiteindelijk een belangrijke rol gespeeld. In eerste instantie was de huidige PVDA-wethouder van SZW kritisch richting sociaal ondernemerschap. Uiteindelijk zag de wethouder er toch veel voordelen in. DR1 zegt hierover:

‘Wij vallen momenteel onder een PVDA-wethouder. Die was in eerste instantie ook wel kritisch. […]. Maar op een gegeven moment zag de wethouder ook wel duidelijk de voordelen van het plan en vond het in dat opzicht dus wel interessant genoeg. De reden dat er een verband ligt met

arbeidsparticipatie heeft ook te maken met het feit dat we een PVDA-wethouder hebben.’

Lokale ontwikkelingen:

De lokale ontwikkelingen in de gemeente Den Haag zijn bepalend geweest voor de wijze waarop er invulling is gegeven aan de interventies met betrekking tot sociaal ondernemen. DR1 benoemt dat de hoge werkloosheid aanleiding is geweest om het accent op arbeidsparticipatie te leggen. De

66 gemeentelijke organisatie werkt in beginsel alleen samen met sociaal ondernemers die zich met de maatschappelijke doelstellingen richten op arbeidsparticipatie. Hierover zegt DR1:

‘Bij het aantreden van het huidige college hadden we in Den Haag te maken met een hoge

werkloosheid. Vandaar dat het college heeft besloten om een ‘taskforce’ in het leven te roepen. […] Vanuit dat kopje innovatie is er gekeken welke kansen er macroniveau bestonden. Daarin werd sociaal ondernemerschap als een nieuwe ontwikkeling gezien die zo kansrijk geacht werd dat daarop werd ingezet.’

DR1 benoemt dat deze context leidend is in het type beleidsinterventie en zegt hierover: ‘De context, absoluut. […] Rondom sociaal ondernemerschap is het echt van belang dat je in de stad een

businessecosysteem hebt, waarvan één van de spelers de gemeente is. […] Je moet wel dat gesprek voeren met die stakeholders en die sociaal ondernemers om te bepalen wat die context is en om te bepalen welke interventies er nodig zijn om die context uiteindelijk ook zo te transformeren dat er ook een werkend ecosysteem ontstaat.

Behoeften van sociaal ondernemers en vooronderzoek:

De interventies zijn ontwikkeld in samenspraak met sociaal ondernemers in de gemeente Den Haag. Aan de hand van de gesprekken die zijn gevoerd met sociaal ondernemers, is inzichtelijk geworden waar de behoeften lagen. Tevens zijn er diverse onderzoeken gedaan om te bepalen waar de behoeften van sociaal ondernemers lagen. DR1 zegt hierover:

‘Onze interventies zijn gebaseerd op het vooronderzoek dat we hebben verricht. Deze interventies gaan voornamelijk over de behoeften die leven bij sociaal ondernemers, dus daar zijn onze interventies op gebaseerd.’

Technische factoren

Legitimiteit beleidsinstrument:

Het legitimeren van beleidsinstrumenten speelt een belangrijke rol. DR1 geeft aan dat er sprake is van een systeemwijziging binnen het publieke domein. Waar de overheid in het verleden volledig verantwoordelijk was voor het maatschappelijk domein, daar zijn er de afgelopen jaren nieuwe actoren bijgekomen die de overheid werk uit handen nemen en dit wellicht efficiënter en effectiever doen. DR1 benoemt in dit kader dat verschillende collega’s sociaal ondernemers als een bedreiging zien voor de eigen werkzaamheden. Het bureaucratische karakter van de gemeentelijke organisatie wordt dan ook als belangrijke weerstand gezien in het vormen van een succesvol beleidsprogramma ten aanzien van sociaal ondernemerschap. Ook DR2 stelt dat collega ambtenaren de sleutel zijn tot

67 een succesvol beleidsprogramma ten aanzien van sociaal ondernemerschap. Om een plan door te laten voeren bij de directie is draagvlak binnen de ambtelijke organisatie van groot belang. Om weerstand binnen de ambtelijke organisatie te overwinnen geeft DR1 aan dat er daarom aanpassingen zijn gemaakt in het type beleidsinterventie:

‘We hebben ook gekeken wat er speelt in onze organisatie zodat we ons programma kunnen legitimeren.’

‘[…] We merkten […] dat de percepties ten aanzien van sociaal ondernemerschap niet altijd positief waren. Dus in dat opzicht vonden we dat we wel met iets moesten komen dat daar recht tegenover stond. Dat we konden zeggen: […] Sociaal ondernemers zijn helemaal niet afhankelijk van onze financiële middelen.’ Aldus DR1

Doelbereiking beleidsinstrument:

De hoge werkloosheid binnen de gemeente Den Haag is aanleiding geweest om in te spelen op sociaal ondernemerschap. Gevolg hiervan is dat alle interventies onderaan de streep gericht zijn op het verhogen van de arbeidsparticipatie. Hierover zegt DR1:

‘Onze visie is als volgt: sociaal ondernemers hebben een maatschappelijke missie en dat kan zich richten op arbeidsparticipatie. Wanneer dat ook daadwerkelijk het geval is, heeft zo een sociaal ondernemer hetzelfde doel als dat wij als gemeente hebben. Dat maakt ons partners, eigenlijk businesspartners. Dat betekent vervolgens dat wij zo een sociaal ondernemer beter gaan helpen en faciliteren en dan gaan we ook met hen samenwerken als zijnde businesspartners.’