• No results found

4. Op weg naar het Internationale Pooljaar: Buys Ballot en de internationale wetenschap

4.2 Geldinzameling in Nederland

De relatieve vrede na het congres van Berlijn opende de mogelijkheid om het plan van Weyprecht daadwerkelijk tot uitvoer te brengen. Op een congres in Rome in 1879 werd daar definitief toe besloten en een Internationaal Poolcomité opgericht, met het streven een Internationale Pooljaar te organiseren in 1881-1882. Hoewel de wetenschappelijke wereld geïnteresseerd was in het plan, reageerden verschillende overheden verschillend (zie §4.4). Op een conferentie in augustus 1880 bleek dat slechts vier landen – Rusland, Denemarken, Noorwegen en Oostenrijk – hun deelname konden toezeggen, omdat zij beschikten over voldoende financiering. Men besloot daarom het Pooljaar met één jaar uit te stellen en benadrukte de nood om regeringen aan te sporen geld beschikbaar te stellen voor het voorgenomen onderzoek.178 Buys Ballot had de Nederlandse regering reeds in 1879 gecontacteerd, maar na een onderhoud met de minister van Waterstaat werd de zaak enkel verder

174 Pieter Johannes Veth en Cornelis Kan, ‘Adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken over den ontworpen pooltocht’, TAG 2 (1877), 60-61.

175 De circulaire dateert weliswaar van 31 maart 1877, maar deze was destijds gericht aan de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen. Blijkens de notulen ontving het bestuur de circulaire ergens tussen mei en oktober 1877.

176 Het Scheepvaartmuseum, WBA.574, brief van P.J. Veth aan het Hoofdcomité, 9 augustus 1880. 177 Het Utrecht Archief, Archief KNAG 1873-1967, inv.nr. 1, notulen bestuursvergadering, 6 oktober 1877. 178 Erki Tammiksaar, Natal’ya Georgievna Sukhova en Cornelia Lüdecke, ‘The International Polar Year, 1882- 1883’, in: Barr en Lüdecke, The history of the Internatial Polar Years, 7-35, aldaar 16.

51 uitgesteld. De regering was van mening dat de zaak eerst een duidelijker vorm aan moest nemen en wilde weten wat de voornemens van andere regeringen waren. De regering stelde zich voor dat ten minste acht landen moesten deelnemen. Daar er in augustus 1880 slechts vier toezeggingen waren, bleef ze de zaak rekken.179 De minister wilde graag weten “wat en hoe is of zal worden georganiseerd” en verzocht Buys Ballot ook contact op te nemen met het Hoofdcomité over het gebruik van zijn schip en instrumentalia.180 Zoals reeds vermeld weigerde het Hoofdcomité zijn tochten te staken en de Willem Barents beschikbaar te stellen. Als gevolg hiervan wendde Buys Ballot zich tot de minister van

Marine met het verzoek een schip af te staan, maar deze liet op zijn beurt weten dat de Nederlandse marineschepen ongeschikt waren voor ijsvaart en dat men slechts over zeer weinig schepen beschikte, zodat men alleen schepen kon afstaan als de expeditie in het teken zou staan van oefening van zeelieden. Wel was de minister bereid marinepersoneel af te staan indien een ander schip gecharterd kon worden.181

Weyprecht was in maart 1881 overleden aan tuberculose, maar het Poolcomité zette de voorbereidingen met onverminderde ijver voort. Inmiddels had Buys Ballot van Heinrich Wild, voorzitter van het Poolcomité, een bericht ontvangen waarin hij mededeelde dat het benodigde aantal deelnemende landen was behaald. Omdat dit een der voorwaarden van de regering was, verzocht Buys Ballot de minister van Waterstaat opnieuw om geldelijke steun. Op 4 juli 1881 deelde de minister mede “eene som van ten hoogste f30.000,- beschikbaar te stellen onder voorbehoud dat de verdere vereischte gelden door particulaire bijdragen worden bijeengebracht.”182 Het potentiële handelsbelang was voor de minister – nota bene ook van Handel – vermoedelijk ook belangrijk, wat de reden geweest kan zijn dat handelsgezant Frank Rust uiteindelijk met de expeditie meeging.183 De financiële bijdrage moest overigens nog goedgekeurd worden door de beide Kamers. Desondanks begon Buys Ballot direct met een landelijke inzamelingsactie. Daarvoor kon hij geen gebruik maken van de organisatiestructuur van het Hoofdcomité, omdat dat medewerking weigerde. Het Aardrijkskundig Genootschap verleende wel medewerking, al voordat de regering haar bijdrage toezegde. Het besloot tot een bijdrage van ƒ500,- en gaf Buys Ballot de kans om op een Algemene Vergadering in februari 1881 het plan kracht bij te zetten. Buys Ballots voordracht verschilde qua retoriek in veel opzichten van eerdere voordachten van bijvoorbeeld Koolemans Beynen. Daar hij voor een wetenschappelijk publiek sprak en het Genootschap eerder te kennen had gegeven interesse te stellen in de wetenschappelijke resultaten van Noordpoolonderzoek, bleven opmerkingen over de eer

179 Maurits Snellen, De Nederlandsche pool-expeditie 1882-83 (Utrecht, 1886), 24-25.

180 Het Utrecht Archief, Archief KNMI 1854-1951, inv.nr. 1512, brief van het de minister Waterstaat aan Buys Ballot, 12 januari 1881. Idem, brief van de minister van Waterstaat aan Buys Ballot, 11 mei 1881.

181 Ibidem, brief van de minister van Marine aan Buys Ballot, 17 mei 1881. 182 Ibidem, brief van de minister van Marine aan Buys Ballot, 4 juli 1881. 183 Mörzer Bruyns, De eerste tocht van de Willem Barents, I:79-80.

52 van de natie – een bescheiden uitzondering daargelaten – achterwege. Terecht merkte Veth wel op dat deze zaak “niet zoo populair kon worden als de tochten der Willem Barents, omdat het groote publiek de waarde der wetenschappelijke resultaten niet kon beoordelen (…).”184

Buys Ballot had de kosten voor een de expeditie op ƒ60.000,- geraamd, waarvan dus de helft door particuliere bijdragen moest worden verzameld. Inderdaad bleek dat wetenschappelijke genootschappen en andere hoogopgeleiden in groten getale bijdroegen aan de voorgenomen tocht.185 Voor het bredere publiek bleek dat lastiger. Kees Dekker en Frieda van Essen beweren dat een poolexpeditie waarbij de deelnemers zouden overwinteren enorm aansprak en dat dat ervoor zorgde dat Nederland in de ban van “sneeuw, ijs en heldenmoed” raakte.186 Zij spreken van een nationale poolkoorts. Dat beeld blijkt echter niet uit de bronnen. Terecht merkt Louwrens Hacquebord op dat “it turned out to be difficult to raise money for a Dutch scientific observation station.”187 Reeds op 6 juli, daags na de toezegging van de regering, verstuurde Buys Ballot een circulaire gericht aan alle Nederlanders, waarin hij een oproep deed tot geldelijke bijdragen. De toon verschilt, in tegenstelling tot wat men misschien mocht verwachten, nauwelijks van zijn voordracht bij het Aardrijkskundig Genootschap. Een enkele passage refereert wel aan het hooghouden van Nederlands statuur: “Gij zult zorgen dat de Nederlandsche vlag niet gemist worde binnen den poolgordel, waar onder alle vlaggen van Europa geen gewapende schepen, maar vreedzame bodems, de bemanning tot wetenschappelijke veroveringen zullen voeren.”188

Dat deze oproep niet direct aansloeg bij de Nederlandse bevolking mag blijken uit het feit dat Buys Ballot genoodzaakt was in november 1881 nogmaals een oproep te doen. Daaruit bleek dat hij tot op dat moment slechts ƒ13.000,- had binnengekregen. Desondanks bleef hij stellig weigeren op andere manieren geld in te zamelen dan via particuliere bijdragen: “In de dagbladen daar over zelf spreken, of tot het zekere maar onedele middel eener loterij of iets dergelijks mijn toevlucht nemen, mag ik niet; want ook vreemdelingen, in ons land verkeerende, zouden dat lezen, en wij zouden ons hebben te schamen, dat het moeite kost een som van nu nog slechts ƒ17.000,- samen te brengen.”189 Voorgaand citaat maakt overigens wel duidelijk dat Buys Ballot van wél mening was dat Nederland een reputatie hoog te houden had, zij het op louter wetenschappelijk gebied. In december herhaalde hij

184 ‘Twee-en-dertigste Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Amsterdam den 11 februari 1881’, TAG 5 (1881), 73-79, aldaar 73-76.

185 Naast het Aardrijkskundig Genootschap waren er ook belangrijke bijdragen van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen, het Bataafsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Provinciaal Utrechts Genootschap en het Teylers Genootschap. Onder de prominente Nederlanders die bijdroegen waren ook de prinsen Alexander en Frederik en de prinsessen Marianne, ‘Hendrik’ (Marie van Pruisen) en Sophie.

186 Dekker en Van Essen, De Nederlandse poolexpeditie van 1882-1883, 25-26.

187 Susan Barr et al., ‘The expeditions of the first International Polar Year’, in: Barr en Lüdecke, The history of the

International Polar Years, 35-109, aldaar 64.

188 Het Scheepvaartmuseum, WBA.902, circulaire van Buys Ballot, 6 juli 1881. 189 Het Scheepvaartmuseum, WBA.903, circulaire van Buys Ballot, november 1881.

53 zijn oproep en koos nu wel voor een directe mededeling in de krant.190 Op 23 december keurde de Tweede Kamer de bijdrage van ƒ30.000,- overigens goed, hoewel hiervoor oorspronkelijk geen post op de begroting was uitgetrokken. Door een aangenomen amendement van François de Casembroot werd een subartikel toegevoegd aan de begroting, waardoor een voor een ander doel bestemde post werd omgezet.191 In januari 1882 brachten enkele prominente Utrechtse wetenschappers, onder wie Buys Ballots compagnon Balthasar Jean George Volck (1850-1898), assistent-directeur van de afdeling ‘Waarnemingen ter zee’ van het KNMI, nogmaals een circulaire in omloop, omdat de benodigde bijdragen nog niet binnen waren.192 Pas gedurende januari 1882, slechts vier maanden voor vertrek, werd het benodigde bedrag bereikt en kon deelname definitie worden toegezegd.193