• No results found

“Waarom niet eens een reis ondernemen naar andere, voor onze natie toch ook belangwekkende streken benoorden de Poolcirkel, waarbij het groote publiek opnieuw interest zoude krijgen en ook de ambitie voor de opvarenden, zoo die in den tochten tijd te wenschen overliet, wat ik niet mag aannemen, belangrijk zoude winnen?”219

Op 5 mei 1886 schreef Helenus Marinus Speelman, die als marineofficier de eerste twee reizen van de

Willem Barents had meegemaakt, bovenstaande woorden in een brief aan De Bruyne. Speelman had

de tochten van de Willem Barents ook na zijn deelnames altijd ondersteund en had eveneens aangeboden een expeditie te leiden ter opsporing van de Varna, toen deze in de Karazee verdwenen was. Hij schreef de brief naar aanleiding van de op handen zijnde opheffing van de Willem Barents Vereniging en was ook van plan deze als ingezonden stuk in het Algemeen Handelsblad te laten plaatsen. Boissevain, bestuurslid van de vereniging en hoofdredacteur van de krant, weigerde de brief echter in de krant te plaatsen. Het bestuur van de vereniging was geenszins van plan zijn tochten, mochten ze doorgaan, naar een andere bestemming te laten gaan dan daar waar Willem Barendsz in vroegere tijden overwinterd had. De reactie van Boissevain is tekenend voor de houding van de Willem Barents Vereniging. Het bestuur had zich het vaste stramien van de reizen zo eigen gemaakt, dat het geen heil meer zag in een andere koers. Als gevolg hiervan werden andere opties om de steun van het publiek te herwinnen terzijde geschoven, waaronder de opties tot internationale samenwerking, zoals die in het Internationale Pooljaar plaatsgehad hadden. Op deze manier bloedde een levendig debat over Nederlandse deelname aan poolreizen een stille dood, terwijl het in de jaren zeventig van de negentiende eeuw nog zo energiek was begonnen.

Dit onderzoek heeft zich gericht op de discoursen rondom de ijszeevaartbeweging in Nederland in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Hoofdelementen in de discussies hierover waren de nationale eer van de Nederlandse natie en de wetenschappelijke resultaten van Noordpoolonderzoek. In eerste instantie kwam het initiatief om Noordpooltochten te organiseren voort uit een beroep op de nationale herinnering. Binnen het Aardrijkskundig Genootschap werd de poolkwestie enige tijd na de vondst van Het Behouden Huys op de agenda gezet. Men beriep zich op het roemrijke verleden van Nederland in het poolgebied om een Nederlandse pooltocht af te kunnen dwingen. Vruchtbaar wetenschappelijk onderzoek zou Nederland weer plaatsen te midden van de grote naties op aarde. Dit gevoelen werd door meerdere leden van het Genootschap gedeeld, maar het bestuur had zijn prioriteiten al bij een andere kwestie gelegd. Desalniettemin steunde het wel de deelname van Laurens Rijnhart Koolemans Beynen aan Britse pooltochten, een prestatie die vooral het

62 resultaat was van de inspanningen van Koolemans Beynen zelf en van bestuurslid Marin Jansen. Omdat het bestuur na deze reizen alsnog niet genegen was tot het organiseren van een Nederlandse Noordpooltocht, richtten enkele leden een zelfstandig Hoofdcomité op. Bij uitstek ging het hen om het hoog houden van de eer van Nederland in de poolgebieden, dat zich vertaalde in een plan tot plaatsing van gedenkstenen voor Willem Barendsz en consorten. Het Aardrijkskundig Genootschap, alsmede enkele prominente wetenschappers zoals Christophorus Buys Ballot, zagen echter niets in dit nationalistische verhaal en steunden veel liever een plan tot internationaal wetenschappelijke samenwerking zoals dat door Karl Weyprecht was geopperd. Om zich ook te verzekeren van hun steun zag het Hoofdcomité zich genoodzaakt de reizen een steeds meer wetenschappelijk karakter te geven. Desalniettemin werden deze wetenschappelijke resultaten gepresenteerd als verdiensten voor de Nederlandse natiestaat.

Discussies over de invulling van de tochten culmineerden al snel in openlijke verwijten toen er sprake was van een eventuele overname van de reizen door het Aardrijkskundig Genootschap. Het Genootschap was geenszins van plan gevolg te geven aan ondernemingen met een dergelijke nationalistische insteek, wat leidde tot spanningen tussen Genootschap en Hoofdcomité. De discussie werd niet enkel meer op inhoudelijk vlak gevoerd: ook persoonlijke overwegingen speelden nu een rol. Ook onenigheden tussen leden van het Hoofdcomité zelf, met name Jansen en De Jonge, leidden tot onrust. Keer op keer bleek bovendien dat het vergaren van financiële steun voor de tochten zeer moeizaam ging, vooral na het uitblijven van successen zoals behaald op de tweede tocht. De donaties kwamen vrijwel altijd vanuit de Nederlandse elite, die zich vaak toch vooral in de wetenschappelijke resultaten van de tochten interesseerde. De tochten sloegen niet aan bij het Nederlandse publiek, ondanks het op nationale herinnering gestoelde verhaal dat de Willem Barents Vereniging – zoals het Hoofdcomité zou gaan heten – uitdroeg. De starre houding van de Vereniging en haar weigering om een andere koers te kiezen, waarvoor de brief van Speelman exemplarisch is, heeft ook in grote mate bijgedragen aan het wegvallen van de steun.

Tegelijkertijd kon de Vereniging ook niet rekenen op een politiek die de zaak krachtig steunde. Dat was wel het geval bij de tocht van Buys Ballot, hoewel de overheid daar ook aarzelend optrad. De tocht van Buys Ballot was puur wetenschappelijk en werd door hem ook als zodanig gepresenteerd. Hoewel de pers hier een nationaal tintje aan trachtte te geven, leverde dat niet direct steun op van het publiek. Pas toen de overheid een bijdrage toezegde, begon het Nederlandse publiek de tocht ook te ondersteunen. Door het avontuurlijke verhaal dat de Varna meebracht, groeide de tocht uiteindelijk uit tot een waarlijk nationale onderneming. Dit lijkt een paradox: een op nationale gevoelens gestoelde pooltocht ontving weinig steun in den lande, terwijl een puur wetenschappelijke onderneming uiteindelijk juist zorgde voor een breed gedragen nationaal gevoel. De avontuurlijke omstandigheden

63 waarin de Varna verkeerde zijn hier natuurlijk in grote mate debet aan. De wetenschappelijke resultaten van deze tocht interesseerden het grote publiek niet veel.

Het cultureel nationalisme kwam in de verschillende discoursen daarom ook op verschillende manieren tot uiting. Vooral bij de Willem Barents Vereniging had het vertoog in eerste instantie een zeer historische inslag. Ze greep terug op het verleden vanwege het avontuurlijke en tot de verbeelding sprekende karakter ervan. Toen het wetenschappelijke element steeds sterker naar voren kwam, raakte deze herinneringsdoelstelling meer op de achtergrond. Het nationalistische motief werd voor verschillende publieken ook in meer of mindere mate ingezet. Men bleef echter de culturele waarde van wetenschappelijk onderzoek benadrukken, omdat dat het aanzien van Nederland kon vergroten. Cultureel nationalisme kwam dus niet meer tot uiting als historisch-cultureel element, maar als een tactiek voor het vergaren van een prominente positie binnen de – met name Europese – wetenschapscultuur. Dat was niet het geval bij de tocht van Buys Ballot, daar hij het internationale wedijveren juist bekritiseerde. Toch beriep hij zich wederom op een historisch element, zij het niet op avontuur gericht, maar op de vaderlandse wetenschapsgeschiedenis. Nederland had immers een – in zijn ogen – wetenschappelijk verleden in de poolstreken. In de media werd uiteindelijk, mede door het verloop van die reis, het avontuurlijke karakter weer benadrukt. De voorgaande uitingen kunnen allemaal onder het natuurlijk nationalisme van Crawford worden geschaard, maar vertonen toch duidelijke nuanceverschillen. Tegelijkertijd valt de roep om een meer economische invulling van de poolreizen beter te rijmen met het praktisch nationalisme, waarmee daadwerkelijk materieel voordeel kon worden gehaald. Ook het trainen van mariniers, waarvan in de discussies tevens sprake is geweest, lijkt meer met de praktische variant te rijmen. Het nationalistische element in de Nederlandse pooldiscussies is dus te koppelen aan één van Crawfords vormen van nationalisme in de negentiende- eeuwse wetenschapspraktijk.

Het onderscheid tussen de verschillende discoursen blijkt zeer moeilijk te maken, te meer omdat doelstellingen zeer veranderlijk waren en de hoofdpersonen zich vaak in meerdere kampen tegelijk bevonden. Ook moesten vaak meerdere soorten publiek aangesproken worden. Het nationalistische discours was niet eenduidig en tegelijkertijd speelden ook discussies over economische belangen, militaire doeleinden en persoonlijke vetes een grote rol. Bij de reizen van de

Willem Barents was het vergroten van de nationale eer een expliciet doel, dat tot veel discussie leidde;

bij de tocht van de Varna was nationalisme in eerste instantie afwezig, maar werden de wetenschappelijke aspecten in de media wel als nationaal verhaal gepresenteerd. Ook werden wetenschappelijke resultaten in beide gevallen op een dusdanige manier gepresenteerd dat zij de Nederlandse natie tot meerder glorie zouden strekken – althans, dat was de gedachte. Nationalisme en internationale samenwerking sloten elkaar dus zeer zeker niet uit. In Nederland bleek echter wel dat binnen het Hoofdcomité de aandacht aanvankelijk uitging naar een nationalistisch verhaal, terwijl

64 bij het KNMI de nadruk lag op het puur wetenschappelijke resultaat. Het Aardrijkskundig Genootschap nam hierin en middenpositie in, ook vanwege het feit dat leden van het bestuur in beide andere organisaties actief waren, maar heeft zich eigenlijk in grote mate afzijdig gehouden van de daadwerkelijke organisatie van poolreizen. Voorts dient ook opgemerkt te worden dat er ook een economisch motief een rol gespeeld heeft in de discussies over de poolreizen. Zowel bij de tochten van de Willem Barents als bij de tocht van de Varna werd er opgeroepen tot het verbinden van handelsbelangen aan de onderneming. Aan deze oproep werd enkel in het geval van de Varna gehoor gegeven, wat mede de bijdrage van de Nederlandse regering kan verklaren.

Naast de inhoud van de discussies over de poolreizen kan men ook nog een conclusie trekken over de omvang van de ijszeevaartbeweging in Nederland. De discussies over de poolreizen speelden zich af binnen een selecte groep van geïnteresseerden. Enkel de wetenschappelijke elite in Nederland hield zich met het poolvraagstuk echt inhoudelijk bezig. Uiteindelijk kwam de organisatie van de reizen neer op een selecte groep personen, die op enkele handen te tellen zijn. De polemieken tussen Hoofdcomité en Aardrijkskundig Genootschap mogen dan de krant gehaald hebben, het leidde er niet toe dat binnen Nederland een breed gedragen ijszeevaartbeweging ontstond. De pers was betrekkelijk actief in het steunen van de ijszeevaartbeweging, hoewel ook dat vooral te danken is aan de betrokkenheid van Charles Boissevain, hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. De kranten gaven weliswaar ruchtbaarheid aan de zaak, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat dat veel heeft bijgedragen aan de publiekssteun. In tegenstelling tot wat Jensen eerder concludeerde, hebben de media geen centrale rol gespeeld in het scheppen van nationaal gedachtengoed, hoewel zij dit wel benadrukten. De krant was meer toneel voor discussie dan reclamemiddel. De grote bijdragen bleven komen van een selecte groep geïnteresseerden, die veelal op andere manieren dan via de krant bereikt werden.

Slechts toen Nederlandse ingezetenen in nood verkeerden, toen de Varna was ingevroren, leidde dat in Nederland tot een poolonderneming die ook het grote publiek wist te bereiken. Het publiek vond wetenschappelijk onderzoek voornamelijk een taak van de overheid, die dat op haar beurt juist aan het particulier initiatief wilde overlaten. Het particuliere initiatief bleek echter van gering omvang – het poolverhaal bereikte het grote publiek wel, maar overtuigde het niet daadwerkelijk te doneren. Slechts toen de overheid óók haar financiële bijdrage leverde, hetgeen bij de Varna wel gebeurde, maar bij de Willem Barents niet of louter door levering van materieel, bleek dat ook het Nederlandse volk zijn duit in het zakje wilde doen. Vice versa wachtte de overheid met het toezeggen van een bijdrage tot zij er zeker van was dat via particulieren voldoende geld binnenkwam en dan nog louter toen het een groots opgezette internationale onderneming betrof, waaraan ook economische belangen werden verbonden. Deze afwachtende houding van verschillende partijen zorgde voor moeilijkheden bij de organisatie van poolreizen. Financiële steun bleef vaak uit en

65 derhalve bleven de poolreizen in Nederland altijd slechts beperkt in omvang, zodat zij in vergelijking met andere landen nooit echt een grote rol van betekenis hebben gespeeld.

Bovenstaande kan wel aanleiding geven tot vervolgonderzoek. Vergelijkende studies tussen landen hebben slechts in het kader van het Internationale Pooljaar plaatsgevonden en hebben zich daarbij beperkt tot de wetenschappelijke resultaten van de verschillende ondernemingen. Hoe het Nederlandse binnenlandse debat zich verhield tot dat in andere landen wordt daaruit niet duidelijk. Voorts is ook de rol van de Nederlandse overheid in vergelijking met andere landen opmerkelijk te noemen. In hoeverre het cultureel nationalisme een rol speelde in buitenlandse poolreizen moet dus nog onderzocht worden. Opmerkelijk is dat het plaatsen van gedenkstenen in de Nederlandse bronnen nooit wordt genoemd als doelstelling van een ander land. Wellicht was dit dus uniek voor Nederland. Ook hierin liggen nog mogelijkheden tot verder vergelijkend onderzoek. Wat betreft de binnenlandse discussies mag het economische aspect in de discussies over de poolreizen meer aandacht krijgen. Vooral met betrekking tot de tocht van de Varna, waar Frank Rust specifiek als handelsgezant deel van uitmaakte, is er nog veel terrein voor verder onderzoek. Zeker nu de economische belangen in het Noordpoolgebied heden ten dage als maar groter worden, kan een dergelijke studie inzicht bieden. Toch blijft ook tegenwoordig de nationale herinnering een rol spelen in de Nederlandse deelname aan wetenschappelijk Noordpoolonderzoek, wat onder meer blijkt uit het feit dat in artikelen over huidige Nederlands poolonderzoek de naam van Barendsz eigenlijk zelden ontbreekt. Deelnames aan internationale wetenschappelijke samenwerkingsprojecten in dit gebied en het opzetten van eigen expedities zoals de SEES in 2015 geven aan dat Nederland ook nu nog een rol wil spelen in het gebied waarin het in de Gouden Eeuw zo dominant is geweest. Nog steeds geldt wat Kooleman Beynen in 1875 al schreef: “dat de geest van Barendsz en Heemskerk nog in hun zonen leeft; dat deze nog den moed, het beleid en de volharding bezitten, die vroeger onzen roem vestigden, en dat, waar het denk kamp op wetenschappelijk gebied geldt, het Nederlandsche volk ook nu voor zijn machtige naburen nog niet behoeft onder te doen.”220

66

Bronnen- en literatuurlijst

Bronnen

Uitgegeven bronnen

Boissevain, Charles, Leven en streven van L.R. Kooleman Beynen (2e druk; Amsterdam, 1906).

Brink, Albertus Jan ten, Blik op de hedendaagschen toestand der Europeesche Noordpool-visscherij (Enkhuizen, 1876).

Jonge, Jan Karel Jacob de, Nova Zembla: de voorwerpen door de Nederlandsche zeevaarders na hunne

overwintering aldaar in 1597 achtergelaten en in 1871 door kapitein Carlsen teruggevonden (’s-

Gravenhage, 1872).

Koolemans Beijnen, Laurens Rijnhart, ‘Introduction to the second edition’, in: Gerrit de Veer, The tree

voyages of William Barents to the Arctic Regions (1594, 1595, and 1596), red. Charles T. Beke (2e druk; Londen, 1876), i-lxii.

Lakerveld, G. J. van, ‘Ontboezeming’, in: Ewoud van Everdingen C.H.D. Buys Ballot, 1817-1890 (’s- Gravenhage, 1953), 153-155.

Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap

Hoofdcomité, Het, ‘Nadere circulaire van het Hoofdcomité’, TAG 2 (1877), 360.

Jonge, Jan Karel Jacob de, et al., ‘Circulaire van het Hoofd-comité voor een Nederlandschen pooltocht’,

TAG 2 (1877), 359.

‘Namenlijst der leden van het Aardrijkskundig Genootschap’, TAG 2 (1877), I-XIV, alhier VII.

‘Twee-en-dertigste Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Amsterdam den 11 februari 1881’, TAG 5 (1881), 73-79, alhier 73-76.

‘Verslag der achtste Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Amsterdam, 10 april 1875’, TAG 1 (1876), 227-229.

‘Verslag der derde Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te ’s Hage, 28 februari 1874’, TAG 1 (1876), 31-35.

‘Verslag der tiende Algemene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Amsterdam, 4 december 1875, TAG 1 (1876), 333-337.

‘Verslag der vijfde Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Rotterdam, 20 juni 1874’, TAG 1 (1876), 69-72.

‘Verslag der zestiende Algemene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te ’s Hage, den 17 februari 1877’, TAG 2 (1877), 329-333.

‘Verslag der zeventiende Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te Amsterdam, den 7 april 1877’, TAG 2 (1877), 334-337.

67 ‘Verslag van den zevende Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap, gehouden te

Haarlem, 16 januari 1875’, TAG 1 (1876), 223-226.

Veth, Pieter Johannes en Cornelis Kan, ‘Adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken over den ontworpen pooltocht’, TAG 2 (1877), 60-61.

Veth, Pieter Johannes, ‘Openingsrede van de eerste Algemeene Verg. van het Aardr. Genootschap’,

TAG 1 (1876), 12-14.

Handelingen Tweede Kamer

HTK, 1876-1877, 651-652.

HTK, 1878-1879, bijlagen 141.8, 76-77. HTK, 1880-1881, 787-788.

HTK, 1881-1882, 750-751.

Reisverslagen

Broekhuijsen, Herman van et al., Verslagen omtrent den derden tocht van de Willem Barents naar de

IJszee in den zomer van 1880 (Haarlem, 1881).

Bruijne, Antonius de et al., De verslagen omtrent den tocht met de Willem Barents naar en in de IJszee

in den zomer van 1878 (Amsterdam, 1880).

Bruyne, Antonius de et al., De verslagen omtrent den tocht met de Willem Barents naar en in de IJszee

in den zomer van 1879 (Amsterdam, 1880).

Dalen, J., Verslag van den zesden tocht van de Willem Barents naar de Noordelijke IJszee in den zomer

van 1883 (Haarlem, 1884).

Hoffman, Cornelis, Verslag van den vijfden tocht van de Willem Barents naar de Noordelijke IJszee in

den zomer van 1882 (Haarlem, 1883).

Koolemans Beijnen, Laurens Rijnhart, De reis der Pandora naar de Noordpoolgewesten in den zomer

van 1875 (Amsterdam, 1876).

Koolemans Beijnen, Laurents Rijnhart, De reis der Pandora naar in den zomer van 1876 (Amsterdam, 1877).

Snellen, Maurits, De Nederlandsche pool-expeditie 1882-83 (Utrecht, 1886).

Archivalia

Het Scheepvaartmuseum, Willem Barents Archief. Het betreft de volgende inventarisnummers: WBA.001.

WBA.002. WBA.003. WBA.004.

68 WBA.008. WBA.059. WBA.068. WBA.157. WBA.165. WBA.199. WBA.202. WBA.205. WBA.247. WBA.277. WBA.332. WBA.371. WBA.471. WBA.472. WBA.573. WBA.574. WBA.595. WBA.626. WBA.630. WBA.639. WBA.657. WBA.690. WBA.832. WBA.871. WBA.872. WBA.881. WBA.882. WBA.887. WBA.902. WBA.903. WBA.906. WBA.915. WBA.927.

Het Utrechts Archief, Archief KNAG 1873-1967, inv.nr. 1, notulen van algemene bestuursvergaderingen, 1873-1966 1. 1873 juli-1878 juni.

69 Het Utrechts Archief, Archief KNAG 1873-1967, inv.nr. 2, notulen van algemene

bestuursvergaderingen, 1873-1966 2. 1878 sept-1884 mei.

Het Utrechts Archief, Archief KNAG 1873-1967, inv.nr. 356, stukken betreffende steun van financiële en andere aard aan poolexpedities, poolonderzoek en propaganda-activiteiten van derden, waaronder L.R. Koolemans Beynen, 1874-1939.

Het Utrecht Archief, Archief KNMI 1854-1951, inv.nr. 1512, stukken betreffende de Nederlandse Noordpool-expeditie, 1877-1884.

Krantenberichten en overige tijdschriftartikelen

‘Amsterdam, woensdag 25 mei’, Algemeen Handelsblad (26 mei 1881), 4. ‘Binnenland’, De Gooi- en Eemlander (3 februari 1872), 1.

‘Binnenland’, De Standaard (18 mei 1872), 2.

‘Binnenland’, Leeuwarder Courant (11 augustus 1883), 2.

‘Brieven uit de hofstad’, Arnhemsche courant (9 februari 1877), 1-2.

‘Buitenland’, Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (18 november 1871), 1.

Buys Ballot, Christophorus, ‘Internationale expeditie naar de poolgewesten’, Het Nieuws van den Dag;

Kleine Courant (11 februari 1882), 1.

Buys Ballot, Christophorus, ‘Pool-expeditie’, Algemeen Handelsblad (8 december 1881), 3 Jansen, Marin, ‘Open brief aan Prof. Kan’, Algemeen Handelsblad (31 maart 1880), 5.

‘De overwintering van Barendsz en Heemskerck op Nova-Zembla’, Bijvoegsel tot het Algemeen

Handelsblad (29 september 1872).

‘De Varna’, Algemeen Handelsblad (21 april 1883), 1. ‘De Varna’, Algemeen Handelsblad (9 augustus 1883), 1.

‘Een schat uit Nova Zembla’, Het Nieuws van den Dag; Klein Courant (21 september 1872). ‘Een zaak van nationale eer’, Algemeen Handelsblad (15 juli 1881), 3.

‘Gemengde berigten’, Arnhemsche Courant (30 november 1871), 3

‘Internationaal plan van waarnemingen gedurende de jaren 1882-1882 in de poolstreken’, Leeuwarder

Courant (5 januari 1882), 3.

Koolemans Beijnen, Laurens Rijnhart, ‘De Noordpoolexpeditie’, Algemeen Handelsblad (17 oktober 1875), 5.

Koolemans Beijnen, Laurents Rijnhart, ‘Naar ’t Noorden voor wetenschap en zeevaart’, Algemeen

Handelsblad (31 oktober 1877), 5.

Muller, Samuel, ‘In Memoriam’, Eigen Haard 52 (1879), 514-515. ‘Naar het Noorden’, Algemeen Handelsblad (1 april 1877), 1.

70 Volck, Balthasar Jean George, ‘De aanstaande overwintering der Nederlanders te Dickson-haven aan

de Noordkust van Siberië’, Het Nieuws van den Dag; Kleine Courant (3 april 1882), 2 ‘Wat professor Buys Ballot wenscht’, Algemeen Handelsblad (11 januari 1882), 1.

‘Zweden en Noorwegen’, Algemeen Handelsblad (16 november 1871), 1. ‘Zweden en Noorwegen’, Algemeen Handelsblad (29 november 1871), 1.

Literatuurlijst

Bank, Jan Th. M., Het roemrijk vaderland: cultureel nationalisme in Nederland in de negentiende eeuw