• No results found

3. De Nederlandse natie in het Noordpoolgebied: de zeven tochten der Willem Barents

3.5 Einde van de ijszeevaartbeweging in Nederland

Na de tweede tocht ging het snel bergafwaarts met de aandacht voor de tochten van de Willem

Barents. Het plaatsen van gedenkstenen was nog wel in de instructie voor de derde tocht opgenomen,

maar gold niet meer als een van de gedachten die het Hoofdcomité hadden geleid tot het opstellen van de instructie. In 1880 werd ook geen van de resterende twee gedenkstenen – op de Oranje- eilanden en in Barendsz-ijshaven – geplaatst. In de discussies over de doelstellingen en in de communicatie met de subcomités, alsmede in de media, kwam deze oorspronkelijke doelstelling ook niet meer voor. De dood van De Jonge heeft daar vermoedelijk in grote mate aan bijgedragen. De Jonge was gedurende zijn tijd bij het Hoofdcomité de grootste propagandist van deze doelstelling, terwijl Jansen deze altijd als bijzaak heeft gezien. De doelstelling bleef overigens wel altijd in de instructie staan. In 1881 werd de gedenksteen op de Oranje-eilanden geplaatst, Barendsz-ijshaven

boek, waaruit blijkt dat vooral na 1887-1888 de rol van de staat bij natuurwetenschappelijk onderzoek aanzienlijk toenam; de ijszeevaartbeweging was toen echter al ten einde.

148 Het Scheepvaartmuseum, WBA.871, notulen vergadering Hoofdcomité, 16 februari 1878. 149 Het Scheepvaartmuseum, WBA.202, brief van De Jonge aan De Bruyne, 10 februari 1878. 150 Het Scheepvaartmuseum, WBA.277, brief van Jansen aan De Bruyne, 3 april 1878.

45 werd nooit bereikt. Na het succes van de tweede tocht was de stemming optimistisch, maar de ijszeevaartbeweging kreeg in Nederland nooit voet aan de grond.

Over de laatste vier tochten van de Willem Barents kan men kort zijn. In 1881 vormde het Hoofdcomité zich om tot de Vereeniging Willem Barents, waarbij men via lidmaatschapsgeld bijdroeg aan het ondernemen van tochten. In de statuten werd het nationalistische karakter nog eens expliciet benoemd: één der doelen van de vereniging was het “herstel zooveel mogelijk van vaderlandsche namen.”152 Toch werd het financieel steeds moeilijker de tochten van de grond te krijgen. Onverschilligheid bij het Nederlandse publiek en concurrentie met de voorgenomen tocht van Buys Ballot waren daar in grote mate debet aan. Vanuit subcomités kwam ook de vraag om handelsbelang te verbinden aan de tochten, maar daarin zag het Hoofdcomité – nu bestuur – geen heil.153 De keuzes die het bestuur maakte waren zeker niet bevorderlijk: de reisverslagen werden vanaf 1880 niet meer publiekelijk uitgegeven en ondanks herhaaldelijk verzoek van Buys Ballot wilde het bestuur de Willem

Barents niet afstaan voor zijn expeditie. De nationalistische retoriek bleek bij het publiek niet aan te

slaan en degenen die geïnteresseerd waren in de ijszeevaart, zagen meer heil in het plan van Weyprecht en Buys Ballot. Ook een foto- en schilderijententoonstelling in 1881, die de Vereniging meer bekendheid moest opleveren, lijkt niet direct veel bezoekers te hebben getrokken.154 Op de tentoonstelling werden overigens niet louter relikwieën en beeldmateriaal van de Willem Barents getoond. Men verbond hieraan wederom het verhaal van Willem Barentsz, door enkele voorwerpen die Carlsen in 1871 had gevonden eveneens tentoon te stellen. Zelfs de wetenschappelijke resultaten konden niet meer op belangstelling rekenen. Het KNMI vond dat al na de derde tocht de kwaliteit van de wetenschappelijke waarnemingen was afgenomen, hoewel hier ongetwijfeld ook de frustratie van Buys Ballot over de onwil om met zijn plan mee te werken heeft meegespeeld.155 Charles Boissevain poogde via zijn kranten de belangstelling aan te wakkeren, maar blijkens de financiële moeilijkheden had dit weinig resultaat. Na de zesde tocht constateerde een deel van het bestuur al dat er gebrek aan sympathie bestond.156 Na de zevende tocht kon men er niet meer onderuit. Getuige de notulen bij de opheffingsvergadering van de vereniging, op 8 mei 1886, waren er op dat moment slechts 27 leden.157

De teloorgang van de ijszeevaartbeweging staat in schril contrast met het optimisme dat in 1877 aan de wieg had gestaan van de reizen met de Willem Barents. Deze hadden bij aanvang een bij uitstek nationalistische inslag, waarbij de eer van de natie een enorm grote rol speelde. Als snel werd

152 Het Scheepvaartmuseum, WBA.915, statuten der Vereeniging Willem Barents, opgericht 6 mei 1881 en erkend bij Koninklijk Besluit.

153 Het Scheepvaartmuseum, WBA.595, brief van het Zaanlands subcomité aan het Hoofdcomité, februari 1881. 154 ‘Amsterdam, woensdag 25 mei’, Algemeen Handelsblad (26 mei 1881), 4. De tentoonstelling was reeds de eerste week van mei geopend.

155 Mörzer Bruyns, De eerste tocht van de Willem Barents, I:89.

156 Het Scheepvaartmuseum, WBA.872, notulen bestuursvergadering, 14 januari 1884. 157 Ibidem, notulen Algemene Vergadering, 8 mei 1886.

46 echter het wetenschappelijk belang van de tochten meer en meer benadrukt, waardoor het de overhand kreeg in de overwegingen om de expedities te organiseren. Deze wetenschappelijke resultaten werden echter op dusdanig gepresenteerd, dat zij als nationale prestatie mochten gelden. Een tweede belangrijke doelstelling was het plaatsen van herinneringstenen op plaatsen in het Noordpoolgebied met een roemrijk Nederlands verleden. Op deze doelstelling kwam veel kritiek, maar zij kon van anderen juist rekenen op steun. Het Hoofdcomité probeerde iedereen tevreden te stellen, om zich van zoveel mogelijk steun te kunnen verzekeren. Het Aardrijkskundig Genootschap was om verscheidene redenen niet direct genegen de zaak over te nemen. Deels vanwege het openlijk nationalistische karakter van de reizen, dat niet iedereen in het Genootschap onderschreef, bleef de verhouding tussen het comité en het Genootschap gespannen. Ook uit relaties met andere partners blijkt dat het Hoofdcomité zich meer van cultureel-nationalistisch gedachtengoed bediende dan andere instanties. De overheid gaf weliswaar materiële steun, maar bleef van mening dat het organiseren van ijszeetochten een particuliere aangelegenheid was. Gedurende de gehele periode bleek echter dat publieke steun voor de ijszeevaartbeweging lastig te vergaren was. Het idee bleek wel aan te slaan bij een beperkte groep, maar dat leidde niet direct tot financiële donaties vanuit het hele land. Hoewel men, mogelijk terecht, veronderstelde dat een nationalistischere toon beter zou vallen bij het publiek, bleek dat het publiek pas echt bereid was geld te geven toen daadwerkelijk concrete resultaten werden geboekt, namelijk het bereiken van Franz Josefland. Louter wetenschappelijke data was voor het Nederlandse publiek te weinig reden om tot veelvuldig doneren over te gaan. Vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre Nederland hierbij verschilde van andere landen, waarin de poolzaak wel voet aan de grond wist te krijgen. Het Nederlandse publiek bleek echter te weinig interesse te hebben in de tochten van de Willem Barents.

47

4. Op weg naar het Internationale Pooljaar: Buys Ballot en de