• No results found

Gedrags en maatschappijwetenschappen

In document Ruimte voor ongebonden onderzoek (pagina 71-77)

De Sociaal-Wetenschappelijke Raad (SWR) richt zich op de gedrags- en maatschap- pijwetenschappen. Onder andere behoren daartoe: antropologie, bestuurskunde, communicatiewetenschap, demografie, economie, onderwijskunde, pedagogiek, plano- logie, politicologie, psychologie, sociologie, sociale geografie en de sociaalwetenschap- pelijke aspecten van de gezondheids-, rechts- en historische wetenschappen.

Planvorming

Voor de meeste gebieden in de gedrags- en maatschappijwetenschappen bestaan geen sectorplannen of visiedocumenten. In de onderwijswetenschappen en sociale wetenschappen zijn in 2014 wel sectorplannen gepubliceerd. Het Sectorplan Sociale

Wetenschappen heeft betrekking op de disciplines sociologie, culturele antropologie,

politieke wetenschappen en bestuurskunde, psychologie, communicatiewetenschap, demografie, geografie/planning en milieuwetenschappen. Het doet onder meer een oproep aan bestuurders en onderzoekers om meer te coördineren. Dat betreft dan de inhoudelijke, vaak interdisciplinaire samenwerking, maar ook de strategische afstemming (bijvoorbeeld aangaande de bekostigingssystematiek en nationale en internationale coördinatie van de onderzoeksprogrammering). Ook het Sectorplan

Onderwijswetenschappen adviseert meer landelijke afstemming. De commissie ziet als

randvoorwaarde voor het realiseren van de ambities in het veld dat er – naar analogie van vergelijkbare organisaties op het gebied van bèta en techniek en de wiskunde – een landelijk platform onderwijswetenschappen wordt opgericht. De ambitie is om op deze wijze te komen tot bundeling van krachten, het verhogen van de instroom in de opleidingen, het versterken van de lobbykracht en het verbeteren van de reputatie van

de onderwijswetenschappen.

In de rechtswetenschappen en economie & bedrijfswetenschappen wordt over de noodzaak van een sectorplan of visiedocument gediscussieerd. Bij de afronding van dit KNAW-advies waren van beide disciplines geen vastgestelde documenten beschikbaar. Witte vlekken en signaalgebieden

In de sectorplannen Sociale wetenschappen en Onderwijswetenschappen worden geen witte vlekken benoemd. Het Sectorplan Onderwijswetenschappen noemt wel bepaalde thema’s die door de praktijk en het beleid van belang gevonden worden, maar relatief weinig aandacht krijgen in het huidige onderzoek. Genoemd wordt onderzoek op het terrein van selectie en kwaliteitszorg, management, de relatie tussen school en omgeving en het bestel. Ook wordt opgemerkt dat de verdeling over secto- ren niet evenwichtig is. Er wordt tegenwoordig relatief weinig aandacht besteed aan voor- en vroegschoolse educatie, de sector BVE (Beroepsonderwijs en Volwassenen- educatie) en werkplekleren en vakdidactiek van schoolvakken.

Het versterken van de landelijke regie, zoals genoemd in beide sectorplannen, kan bijdragen aan meer landelijke afstemming en het verkleinen van het risico op het ont- staan van witte vlekken en signaalgebieden.

In het Sectorplan Sociale Wetenschappen signaleert de commissie een ontwikkeling in het domein Gedrag & Maatschappij waarbij het onderzoek in toenemende mate is ingekaderd in een context van nationale en internationale onderzoeksprogrammering langs de lijn van universitaire profilering, maatschappelijke vraagstukken, valorisatie en toepasbaarheid. Geconcludeerd wordt dat er wel degelijk een witte vlek dreigt, namelijk ‘de bewegingsvrijheid en de tijd die nodig is om zich als wetenschapsgebied te blijven vernieuwen en ontwikkelen’ (Sectorplan Sociale Wetenschappen p. 64).

De ruimte voor ongebonden onderzoek en overige knelpunten

Het Sectorplan Sociale Wetenschappen beschrijft voorts dat de externe sturing die in de afgelopen periode op het onderzoeksveld is afgekomen telkenmale nadelig voor het domein MaGW uitpakte (Breedtestrategie, Dieptestrategie met toponderzoekscholen, Vernieuwingsimpuls, Nationale Roadmap grootschalige onderzoeksfaciliteiten, topsec- toren-beleid en recentelijk Zwaartekracht). Hierbij wordt verwezen naar de analyses die prof. Bert Klandermans maakte in zijn afscheidsrede Het sturen van wetenschap:

sociale wetenschappen in bedrijf (2009) op basis van cijfers uit het rapport van de

NWO-evaluatiecommissie uit 2008. Meer specifiek spelen de volgende knelpunten een rol:

• Op basis van cijfers van de VSNU blijkt de onderwijslast in het domein gedrag & maatschappij groot te zijn in vergelijking met andere domeinen, mede veroor- zaakt door de lage bekostigingsfactor en de systematische achteruitgang in OCW- financiering per student. Dit heeft een negatief effect op de mogelijkheid van het

wetenschappelijk personeel om ook voldoende tijd aan onderzoek te kunnen besteden.

• De eerste geldstroom dreigt uitgeput te raken vanwege matchingsproblematiek6

• De NWO-gelden blijven achter bij de omvang van het domein, met als gevolg een achterblijvende inverdiencapaciteit.

• Met name in de gedragswetenschappen neemt de behoefte aan laboratoriumin- frastructuur toe als gevolg van het toenemend bèta-karakter, maar de bekostiging blijft hierbij achter.

• Er zijn onvoldoende infrastructurele voorzieningen voor het werken met big data. Het Sectorplan Onderwijswetenschappen bevestigt dit beeld. Wel worden in dit rap- port mogelijkheden voor additionele financiering gezien door betere aansluiting van onderzoek op prioriteiten van OCW en EU. Verder zijn er in de onderwijswetenschap- pen zorgen over de beperking van mogelijkheden voor financiering van grootschalig en longitudinaal onderzoek door de afnemende budgetten in de eerste geldstroom. Ook gaat de sterkere focus van projecten in de tweede en derde geldstroom op toepas- baarheid en korte-termijnresultaten ten koste van fundamenteel onderzoek.

De Commissie Sectorplan Sociale Wetenschappen constateert dat bij de inhoude- lijke formulering van de huidige topsectoren het belang van sociaalwetenschappe- lijke inbreng onvoldoende wordt onderkend. Topsectoren moeten een essentiële rol spelen in het nationale bedrijvenbeleid, maar tegelijkertijd is het onderzoek in sociale wetenschappen een kritische factor in innovatie en technologische vernieuwing. In het rapport Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt; Innovatie- en

concurrentiemonitor topsectoren uit 2012 wordt bevestigd dat sociale innovatie voor

een belangrijk deel het innovatie succes bepaalt.

Geesteswetenschappen

Vakgebieden die tot het aandachtsgebied van de Raad voor Geesteswetenschappen (RGW) behoren zijn: talen en culturen (Nederlands, moderne Europese talen, klas- sieke talen, niet-Westerse talen), geschiedenis, kunst- en architectuurgeschiedenis, wetenschaps- en techniekgeschiedenis, wijsbegeerte, archeologie, theologie en religie- studies, media en cultuur, muziek- en theaterwetenschap. Tevens gaat het om boven- disciplinaire gebieden als algemene taal- en literatuurwetenschap, algemene cultuur- wetenschappen, culturele analyse, gender-studies, creatieve industrie, e-humanities en visuele cultuur, Europese studies, Amerikanistiek en Internationale studies.

6  Naar de mening van de commissie speelt matching de laatste jaren echter een geringe rol in de beperking van de financiële speelruimte van universiteiten, o.a. door het verdwijnen van de FES middelen.

Planvorming

In 2008 verscheen het rapport Duurzame Geesteswetenschappen, in zekere zin een sectorplan avant la lettre. Voor de uitvoering ervan stelde de minister een Regie- orgaan Geesteswetenschappen in. Hiervoor stelde hij een bedrag van 15 miljoen per jaar beschikbaar voor de periode van 2011 tot 2016. Het rapport was vooral gericht op een algehele versterking van de positie van de geesteswetenschappen en zou worden opgesteld in nauwe samenwerking met de decanen. Sectorplannen of visiedocumen- ten voor specifieke gebieden zijn er verder nauwelijks, al is recentelijk, mede op aan- dringen van de minister van OCW een toekomstvisie voor de talen verschenen.7 Er zijn

in het verleden op andere gebieden verkenningen geweest (meestal door de KNAW uitgevoerd), maar recentelijk zijn alleen verkenningen uitgevoerd op het gebied van de kunstgeschiedenis (2013) en de theologie en religiestudies (2015). Deze beide hebben wel geleid tot verdergaande activiteiten in deze velden, in het bijzonder tot agendavor- ming. Voorts is er in het kader van de Topsector Creatieve Industrie binnen het gebied van media- en cultuurstudies een Roadmap Smart Culture ontwikkeld, gericht op de relatie tussen wetenschap en maatschappelijke en economische processen. CLICK, het ‘regieorgaan’ van de Topsector Creatieve Industrie, werkt aan een nieuwe versie van de Strategische Research- en Innovatieagenda 2014-2015.8

Witte vlekken en signaalgebieden

Witte vlekken in enge zin worden in bestaande plannen niet benoemd9. In de toe-

komstvisie voor de talen worden wel keuzes gemaakt. Zo is besloten dat de school- talen – op meerdere locaties – in stand worden gehouden. De officiële talen van de Verenigde Naties (Chinees, Russisch, Spaans en Arabisch) worden op ten minste één locatie gehandhaafd. De instellingen stellen zich verder garant voor de instandhouding van de opleidingen in de talen van Amerika, Afrika, het Midden-Oosten, Zuid-, Zuid- oost- en Oost-Azië (in Leiden) en de Europese talen (in Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Groningen). Dat betekent dat het voortbestaan van talen als Portugees, Italiaans, de Scandinavische of Oost-Europese talen in Nederland afhankelijk is van lokale keuzes, maar dat daarover wel landelijk overleg plaats vindt.

Binnen de theologie en religie-gerelateerde wetenschappen dreigt een verschraling van expertises te ontstaan. Voor zover er sprake is van een algemenere tendens, heeft die vooral te maken met studentenbelangstelling – en niet met wetenschapsinhoude- lijke kwesties. Het onderzoekstelsel is in hoge mate afhankelijk van de financiering – en financierbaarheid – van opleidingen.

7  DLG en Regieorgaan GW, Toekomstvisie voor de talen binnen de geesteswetenschappen in

Nederland (30-06-2014).

8  Zie: http://www.clicknl.nl/research-en-innovatieagenda/.

9  In het Rathenau-onderzoek onder KNAW- en DJA-leden worden talen vaak genoemd als signaalgebied.

De geesteswetenschappen in Nederland spelen effectief in op nieuwe ontwikkelin- gen en tonen op sommige gebieden, zoals mediastudies, taalwetenschap, techniek- en medische filosofie en muziek-cognitie een sterk innovatief vermogen. De problemen liggen eerder op behoud van traditionele disciplines dan op het vlak van het in kunnen spelen op nieuwe gebieden.

De ruimte voor ongebonden onderzoek en overige knelpunten

Geesteswetenschappelijk onderzoek is voor financiering sterk afhankelijk van studen- tenbelangstelling. Daarnaast blijft de druk op subsidie-instrumenten onverminderd groot. Bij NWO is nog steeds voldoende ruimte voor vrij en nieuwsgierigheidsgedre- ven onderzoek (binnen de krappe mogelijkheden); vanuit sommige disciplines zouden er meer aanvragen mogen komen. De geesteswetenschappen hebben zich, behoudens enkele uitzonderingen, nog onvoldoende effectief kunnen federeren voor Europese subsidies, en dat heeft misschien ook wel te maken met de somtijds ‘onvermijdelijke kleinschaligheid’ (Commissie-Cohen). Ook is in Horizon 2020 slechts beperkt ruimte voor geesteswetenschappelijk onderzoek. Erfgoedcollecties en bibliotheekvoorzienin- gen bevinden zich in een overgangsfase, waarin het lastig is te zien hoe adequaat en toekomstbestendig de voorzieningen zullen blijken te zijn.

Door de grote afname van het aantal promotieplaatsen in de afgelopen jaren ontstaat er op sommige plaatsen een Nachwuchs-probleem, waardoor voor sommige UD-posities (te) weinig sterke kandidaten zijn, of uitsluitend buitenlandse kandidaten. Ook hebben door de daling in het aantal promotieplaatsen, veel research-master oplei- dingen een spookachtig karakter gekregen. Daarbij moet in aanmerking genomen wor- den dat sommige geesteswetenschappelijke opleidingen een duidelijke onderzoekstra- ditie hebben, terwijl andere die ontberen (en bijvoorbeeld gericht zijn op het opleiden van leraren). Wel is duidelijk dat, vanwege afgedwongen verbreding, vanwege overle- vingsstrategieën en kwesties van rentabiliteit, de veel geprezen eenheid van onderwijs en onderzoek ernstig bedreigd wordt. Ook dreigen universiteiten door landelijk beleid van sterke controle op procedures te Fachschulisieren, hetgeen goed is voor de lopende rekening maar strijdig met de missie van het wetenschappelijk onderwijs.

De positie van geesteswetenschappen in de topsectoren ten slotte, is niet eenvou- dig. De Topsector Creatieve Industrie noopte tot initiatieven te komen op een vlak waarin geen traditie bestond. Een aantal groepen en disciplines slaagt erin om succes- vol te opereren binnen de Sector Creatieve Industrie; voor vele andere disciplines is er geen plaats in de topsectoren. De participatie in andere topsectoren (zoals Water, Agri & Food) is wel gezocht door de geesteswetenschappen, maar heeft tot op heden nog nergens toe geleid. De archeologie heeft geprobeerd aan te haken via de erfgoedkant, maar veel bedrijven hebben vanwege de crisis nauwelijks ademruimte; iets dergelijks speelt ook elders in de creatieve industrie (bij voorbeeld architectuur). Voor de talen en culturen is er binnen de topsectoren eigenlijk geen plaats – terwijl ze voor Neder- land als transitland van groot belang zijn (waarbij men zich ook kan afvragen waarom

druk en uitgeverij nooit tot topsector benoemd is). Met name voor een historiserende, hermeneutische en kritische aanpak is in de topsectoren geen plaats – terwijl die het hart van een deel van de geesteswetenschappen vormt. Het programma Maatschap- pelijk Verantwoord Innoveren is bij NWO een groot succes, omdat daar juist wel een vraag bij bedrijven bestond, ook al hebben sommige disciplines moeilijkheden erbij aan te kunnen sluiten.

bijlage 2

methodiek rathenau-enquêtes

In document Ruimte voor ongebonden onderzoek (pagina 71-77)