• No results found

conclusies en aanbevelingen

In document Ruimte voor ongebonden onderzoek (pagina 52-57)

knelpunten voor de wetenschapsbeoefening

5. conclusies en aanbevelingen

In dit rapport zijn drie vragen aan de orde geweest:

1. Welke ongewenste ontwikkelingen worden er op stelselniveau in de verschillende vakgebieden gesignaleerd, wat zijn de effecten daarvan op het mogelijk ontstaan van witte vlekken en welke rol speelt het facultaire beleid daarbij?

2. Welke factoren zijn van invloed op de ruimte voor het fundamentele ongebonden onderzoek en hoe belangrijk is daarbij het effect van het topsectorenbeleid? 3. Welke andere knelpunten vormen een bedreiging voor de wetenschapsbeoefening

in Nederland?

5.1 Conclusies

(1) Witte vlekken en signaalgebieden

• De commissie heeft in dit onderzoek weinig of geen echte witte vlekken ontdekt, in de zin van vakgebieden die ten onrechte zijn verdwenen of waarvoor dat op korte termijn dreigt te gebeuren.

Een belangrijke reden hiervoor is gelegen in het feit dat de Nederlandse wetenschap over het algemeen in staat blijkt dergelijke dreigingen te pareren. Gebleken is dat een tijdelijke witte vlek vaak ook weer snel wordt opgelost. Dit is mede het gevolg van het feit dat vooral in de bèta - en medische wetenschappen het landelijk overleg over de ontwikkeling van de diverse vakgebieden sterk ontwikkeld is. Dergelijk overleg is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een heldere visie op de gewenste en onge- wenste ontwikkelingen. Die visie is op zijn beurt noodzakelijk om tijdig het gevaar van

het ontstaan van witte vlekken te onderkennen. In de alfa-en gammawetenschappen blijft dit landelijk overleg nog achter, al lijkt daar geleidelijk verandering in te komen. • De commissie ziet wel een aantal gebieden dat door het huidige beleid in de knel

dreigt te komen en daarom extra aandacht behoeft. De commissie spreekt in dat geval niet van witte vlekken maar van signaalgebieden.

Signaalgebieden komen in alle vijf brede wetenschapsgebieden voor, maar het meest nijpend is de situatie in de geesteswetenschappen, vooral bij een aantal kleine talen (en ook delen van het Nederlands dat gemeten naar de studentenbelangstelling ook een kleine taal aan het worden is!) en het Nederlands recht. Maar ook binnen de natuurwetenschappen zijn er signaalgebieden, zoals de zuivere wiskunde en de plant- kunde. De commissie merkt hierbij wel op dat dit in een aantal gevallen al heeft geleid tot acties (er is bv. een toekomstvisie voor de talen verschenen).

• De Nederlandse wetenschap bezit dus flexibiliteit, mede ingegeven doordat men elkaar over het algemeen goed weet te vinden. Dat is een groot goed. Tegelijkertijd kent flexibiliteit ook zijn grenzen, zeker nu de commissie ook concludeert dat het een groeiend probleem voor veel decanen is de middelen evenwichtig te verdelen. Evenwicht in de middelenverdeling is belangrijk om in de breedte voldoende kwaliteit te kunnen behouden. En die is nodig om te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelin- gen, zowel van wetenschappelijk als van maatschappelijk belang, opdat er in de toe- komst geen witte vlekken ontstaan (dit is wat in het sectorplan sociale wetenschappen blinde vlekken wordt genoemd). Kortom, de beleidsruimte van faculteiten om snel te kunnen schakelen wordt steeds kleiner- financieel en daarmee uiteindelijk ook inhou- delijk. Als universiteiten onvoldoende snel kunnen schakelen – iets wat de huidige tijd lijkt te verlangen – dan loopt het competitieve voordeel dat ze nu nog hebben in de internationale context in de toekomst gevaar.

(2) De ruimte voor fundamenteel ongebonden onderzoek

• In de afgelopen decennia is de ruimte voor fundamenteel ongebonden onderzoek sterk afgenomen.

Het topsectorenbeleid is daarvan een belangrijke oorzaak, maar dit beleid past in een bredere trend, ook internationaal. In de laatste decennia is er bij veel subsidiegevers een voorkeur gegroeid voor thematisch onderzoek, vaak ook in grotere verbanden. Het effect hiervan wordt nog eens versterkt doordat universiteiten, faculteiten en onder- zoeksgroepen op dit beleid lijken te preluderen.

• De financiering via NWO, de 1e geldstroom, en de Europese programma’s werkt in toenemende mate ongunstig uit voor het fundamentele ongebonden onderzoek. NWO en de Europese programma’s subsidiëren steeds vaker thematisch onderzoek, en de 1e geldstroom wordt steeds afhankelijker van succes in die externe bronnen. Uit

de enquête onder KNAW/DJA-leden – door wie de genoemde drie bronnen als belang- rijkste worden genoemd- blijkt dat bijna driekwart van de respondenten in de topsec- toren een belangrijke oorzaak ziet van de krimp van hun vakgebied. Er is daarbij geen opvallend verschil tussen vakgebieden.

• Er is sprake van een steeds verdergaande concentratie van onderzoek en van onderzoeksmiddelen. In sommige wetenschapsgebieden zijn ‘focus en massa’ ongetwijfeld van essentieel belang voor de kwaliteit van het onderzoek, maar tegelijkertijd is deze ontwikkeling in het bijzonder nadelig voor jonge groepen die vernieuwing willen brengen en bedreigt deze de eenheid van onderwijs en onder- zoek, één van de wezenskenmerken van de universiteit.

• De overheidsuitgaven voor R&D nemen verder af in de jaren 2012-2018 terwijl de studentenaantallen een stijgende lijn vertonen (een record aantal ingeschrevenen in 2015). Dit impliceert een afname van de rijksbijdrage per student. Dit gaat – ervan uitgaande dat de opleidingskosten per student gelijk blijven – de facto niet alleen ten koste van de financiering van het onderwijs maar ook van het onderzoek

(3) Belangrijke knelpunten

• Mede door bovengenoemde ontwikkeling is de evenwichtige financiering van on- derwijs en onderzoek voor decanen een steeds groter wordend probleem. • Er dreigt een scheiding te ontstaan tussen onderwijs en onderzoek, tussen docen-

ten en onderzoekers, vooral in de onderwijsintensieve faculteiten. Een in december 2014 door de KNAW georganiseerde conferentie toonde aan dat vele partijen zich zorgen maken over dit onderwerp, waaronder zoals boven gemeld, ook de AWTI. Een concreet vervolg is nodig dat ten minste de effecten in verschillende vakgebie- den in kaart brengt.

• Zowel het behouden van talent als het bieden van een carrièreperspectief voor jonge onderzoekers is in veel gebieden een groeiend organisatorisch en financieel probleem.

Onder invloed van een aantal ontwikkelingen bestaat binnen diverse disciplines onvol- doende ruimte om jonge onderzoekers langdurig te binden en zich kwalitatief te laten ontwikkelen. De subsidiemogelijkheden nemen sterk af wanneer onderzoekers niet

langer vallen onder de vernieuwingsimpuls en vergelijkbare instrumenten voor ver- nieuwend onderzoek van de EU (ERC-starting/consolidated). Een generatie talentvolle onderzoekers, waarin veel is geïnvesteerd, dreigt hierdoor verloren te gaan.

• De infrastructuur (ook de digitale) heeft in veel gebieden een gebrek aan voldoen- de structurele financiering. Onvoldoende landelijke coördinatie verergert in een aantal gevallen dit probleem.

• Op Nederland gerichte vakgebieden, zoals bijvoorbeeld Nederlands recht, dreigen in de knel te komen in een onderzoekscultuur waarin vrijwel uitsluitend interna- tionale peer reviewed publicaties er toe doen.

5.2 Aanbevelingen

• Voor de overheid en universiteiten: Bevorder dat (groepen van) vakgebieden op landelijk niveau visies ontwikkelen op het onderwijs- en onderzoekspalet, mede in relatie tot maatschappelijke vragen. Daarbij zou voorrang gegeven moeten worden aan de gebieden die geheel of ten dele als signaalgebied zijn aangemerkt.

• Voor universiteiten en NWO: Creëer zowel in de eerste als tweede geldstroom meer ruimte voor ongebonden onderzoek, alsmede voor kleinere initiatieven van jonge groepen als tegenwicht tegen de voortschrijdende thematisering van het onder- zoek.

• Voor universiteiten: Verbeter de doorstroommogelijkheden voor jong toptalent gedurende het gehele academische carrièrepad, en zorg voor een betere verdeling van subsidies over disciplines.

• Voor de academische wereld: Zorg ervoor dat de eenheid van onderwijs en on- derzoek, waarmee universiteiten zich onderscheiden van andere onderwijs- en onderzoekinstituties, stevig op de beleidsagenda komt te staan.

55

selectie geraadpleegde literatuur

selectie geraadpleegde

documenten

Aanbiedingsbrief adviezen midterm review 2014, Review Commissie Hoger Onderwijs en Onder-

zoek, Den Haag, 3 november 2014

AWTI, Verwevenheid van onderzoek en hoger onderwijs. Eenheid in verscheidenheid, Den Haag,

2015

Chemistry and Physics, Fundamentals for our Future, NWO 2013

Duurzame Geesteswetenschappen, Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen,

Amsterdam University Press 2008

Eindrapport inzake Monitoring en Evaluatie Duurzame Geesteswetenschappen, Regieorgaan Gees-

teswetenschappen, mei 2015

Effecten van universitaire profilering en topsectorenbeleid op de wetenschap in Nederland. Een eerste kritische reflectie, KNAW 2013

Horizon 2020, The Framework Programme for Knowledge and Innovation, European Commission

2011

Kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van het Bedrijvenbeleid: begrotingsartikelen 12 en 13; kenmerk: DGBI-TOP / 15054950; Den Haag 13 mei 2015

Klaar om te wenden… De academische bestudering van religie in Nederland: een verkenning,

KNAW 2015

Kwaliteit in verscheidenheid. Strategische agenda hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap,

ministerie van Onderwijs en Wetenschap 2011

Kwaliteitsbeoordeling in de ontwerpende en construerende disciplines, KNAW 2010 Kwaliteitsindicatoren voor onderzoek in de geesteswetenschappen, KNAW 2011

Naar de top. Hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, ministerie van Economische Zaken

Landbouw en Innovatie 2011 (TK32 637)

Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland, WRR, Amsterdam

University Press 2013

Naar een raamwerk voor de kwaliteitsbeoordeling van sociaalwetenschappelijk onderzoek, KNAW

2013

Roadmap Smart Culture, NWO – CLICK 2015

Samen verantwoordelijk. De academische zorg en innovatiekracht van de UMC’s. Doelstellingen tot 2020, NFU 2012

Standard Evaluation Protocol 2015-2021, Protocol for Research Assessment in the Netherlands, KNAW, NWO en VSNU

Sectorplan onderwijswetenschappen. Wetenschap voor het onderwijs, VSNU

Sociale wetenschappen: verantwoord en verantwoordelijk, Commissie Sectorplan Sociale Weten-

schappen, september 2014

Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie 2012-2018, Jan van Steen, Rathenau Instituut

2014

Talent Centraal. Ontwikkeling en selectie van wetenschappers in Nederland, Rathenau Instituut,

2013

Toekomstvisie voor de talen binnen de geesteswetenschappen in Nederland, Decanenoverleg Let-

teren en Geschiedenis (DLG) en Regieorgaan Geestwetenschappen, 2014

Verschilzicht. Beweging in het kunsthistorisch onderzoek in Nederland, KNAW 2013

Wetenschapsvisie 2025. Keuzes voor de toekomst, ministerie van Onderwijs en Wetenschappen,

2014

Aanbiedingsbrief adviezen midterm review 2014, Review Commissie Hoger Onderwijs en Onder-

zoek, Den Haag, 3 november 2014

AWTI, Verwevenheid van onderzoek en hoger onderwijs. Eenheid in verscheidenheid, Den Haag,

2015

Chemistry and Physics, Fundamentals for our Future, NWO 2013

De waarde(n) van weten. Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015-2025,

ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag, juli 2015

Duurzame Geesteswetenschappen, Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen,

Amsterdam University Press 2008

Eindrapport inzake Monitoring en Evaluatie Duurzame Geesteswetenschappen, Regieorgaan Gees-

teswetenschappen, mei 2015

Effecten van universitaire profilering en topsectorenbeleid op de wetenschap in Nederland. Een eerste kritische reflectie, KNAW 2013

Horizon 2020, The Framework Programme for Knowledge and Innovation, European Commission

2011

Kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van het Bedrijvenbeleid: begrotingsartikelen 12 en 13; kenmerk: DGBI-TOP / 15054950; Den Haag 13 mei 2015

Klaar om te wenden… De academische bestudering van religie in Nederland: een verkenning,

KNAW 2015

Kwaliteit in verscheidenheid. Strategische agenda hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap,

ministerie van Onderwijs en Wetenschap 2011

Kwaliteitsbeoordeling in de ontwerpende en construerende disciplines, KNAW 2010 Kwaliteitsindicatoren voor onderzoek in de geesteswetenschappen, KNAW 2011

Naar de top. Hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, ministerie van Economische Zaken

Landbouw en Innovatie 2011 (TK32 637)

Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland, WRR, Amsterdam

University Press 2013

Naar een raamwerk voor de kwaliteitsbeoordeling van sociaalwetenschappelijk onderzoek, KNAW

2013

Roadmap Smart Culture, NWO – CLICK 2015

Samen verantwoordelijk. De academische zorg en innovatiekracht van de UMC’s. Doelstellingen tot 2020, NFU 2012

Standard Evaluation Protocol 2015-2021, Protocol for Research Assessment in the Netherlands, KNAW, NWO en VSNU

Sectorplan onderwijswetenschappen. Wetenschap voor het onderwijs, VSNU

Sociale wetenschappen: verantwoord en verantwoordelijk, Commissie Sectorplan Sociale Weten-

schappen, september 2014

Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie 2012-2018, Jan van Steen, Rathenau Instituut 2014 Talent Centraal. Ontwikkeling en selectie van wetenschappers in Nederland, Rathenau Instituut, 2013 Toekomstvisie voor de talen binnen de geesteswetenschappen in Nederland, Decanenoverleg Let-

teren en Geschiedenis (DLG) en Regieorgaan Geestwetenschappen, 2014

Verschilzicht. Beweging in het kunsthistorisch onderzoek in Nederland, KNAW 2013 Wetenschapsvisie 2025. Keuzes voor de toekomst, ministerie van Onderwijs, Cultuur en

In document Ruimte voor ongebonden onderzoek (pagina 52-57)