Bij de vorige vraag kwam reeds naar voren dat de Franse situatie niet één op één te vertalen is naar het Nederlandse systeem. Daarom moet bij deze onderzoeksvraag ook een enigszins teleurstellend antwoord worden gege-ven, namelijk dat dit niet mogelijk is. Overigens wordt hier nogmaals (zie 10.1) opgemerkt dat de onderzoekers er niet van overtuigd zijn dat het Franse systeem van opsporing en vervolging veel beter met een melding van
welijke genitale verminking omgaat dan dit in Nederland het geval zou zijn. Het (in absolute getallen in ieder geval) hogere aantal veroordelingen is toch vooral het gevolg van het grotere aantal meldingen. Dit kan met name worden verklaard door de (wat) grotere meldingsbereidheid onder, en meldingsmoge-lijkheden voor, artsen, de grotere populatie immigranten en de systematische controle van de kleine kinderen van deze groep.
10.13
Conclusie
De overkoepelende probleemstelling van dit onderzoek luidde:
In hoeverre is of was in Frankrijk sprake van een succesvollere praktijk van opsporing en vervolging van vrouwelijke genitale verminking dan in Nederland, hoe is deze inge-richt en kan hieruit lering worden getrokken voor de Nederlandse praktijk?
Na het voorafgaande is die vraag betrekkelijk eenvoudig te beantwoorden: er kan niet onverkort volgehouden worden dat er sprake is van een succesvollere praktijk van opsporing en vervolging in Frankrijk dan in Nederland, aange-zien het ‘succes’ zich beperkt tot de regio in en rond Parijs. Daarnaast kan ook voor deze regio betwijfeld worden of er sprake is van een succesvollere praktijk van opsporing en vervolging dan in Nederland, nu het grotere aantal veroordelingen niet het resultaat lijkt te zijn van een succesvollere opsporings- en vervolgingspraktijk, maar veeleer van het verhoudingsgewijs grote aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking dat bij de strafrechtelijke auto-riteiten bekend is geworden.
Ten aanzien van de inrichting van opsporing en vervolging van vrouwelijke genitale verminking geldt dat deze voornamelijk een reactief karakter heeft. Intensieve opsporing en de inzet van bijzondere opsporingsmethoden vindt alleen plaats wanneer concrete bruikbare informatie over een snijdster bekend is geworden, maar bijvoorbeeld niet om in zaken waar de vrouwelijke genitale verminking wel vaststaat, maar het onduidelijk is wie de snijdster is, de snijd-ster met eigen opsporingswerk te vinden.
De lessen die (althans voor wat betreft Nederland) uit de opsporing en vervol-ging van vrouwelijke genitale verminking in de Parijse regio kunnen worden getrokken, beperken zich dan ook grotendeels tot de fase van ontdekking en melding, welke vooraf gaat aan de opsporingsfase. In absolute aantallen is daarbij het hebben van een snijdsterzaak de grootste factor om hogere aantal-len vervolgingen te krijgen. Overigens kan de Franse opsporing en vervol-ging bij dit soort zaken wel tot voorbeeld dienen voor zover het gaat om het inzetten van bepaalde opsporingsmethoden om via snijdsters andere zaken te
vinden. Dit, gecombineerd met de grote bijdrage die snijdsterzaken kunnen leveren aan de bekendheid van het probleem vrouwelijke genitale vermin-king en van het belang van een strafrechtelijke aanpak, leidt de onderzoekers ertoe te pleiten voor een relatief grote inspanning van opsporingsinstanties om snijdsters te vinden. Meer in het algemeen menen de onderzoekers dat er mogelijkheden zijn voor het Nederlandse opsporingsapparaat om meer actief op te treden dan de Franse opsporings- en vervolgingsinstanties doen. Daarbij dient nog wel bedacht te worden dat in Nederland de opsporing en vervolging gemakkelijker centraal kan worden (aan)gestuurd. Ondanks het klassieke beeld van het centralistische Frankrijk, brengt de Franse bestuursstructuur (zie paragraaf 3.2) mee dat er grote regionale verschillen kunnen bestaan.344
Tegelijkertijd zal ook bij een meer actieve houding nog steeds een aanwijzing nodig zijn om überhaupt een onderzoek naar een snijdster te kunnen starten. In Frankrijk zijn snijdsters nooit onafhankelijk van een lopend onderzoek in een zaak van vrouwelijke genitale verminking gevonden. De snijdsterzaken kunnen dan ook niet als enige verklaring van de hogere aantallen veroorde-lingen in Frankrijk worden aangewezen; daarvoor moet ook worden gekeken naar “originele” meldingen.345 De grote rol van artsen lijkt hierbij doorslagge-vend. Deze rol is in Frankrijk in twee opzichten groter dan in Nederland. Ten eerste worden kinderen regelmatiger lichamelijk onderzocht, ook genitaal. Daarnaast vindt dit onderzoek plaats door artsen van één instantie (het PmI) in plaats van door verschillende soorten artsen van verschillende instanties. De kans dat de vrouwelijke genitale verminking wordt ontdekt is daarmee groter. Ten tweede hebben artsen in Frankrijk meer mogelijkheden om vrou-welijke genitale verminking te melden aan (en samen te werken met) straf-rechtelijke autoriteiten dan de Nederlandse artsen.
Tot slot willen de onderzoekers benadrukken dat Frankrijk weliswaar meer veroordelingen voor vrouwelijke genitale verminking kent, maar dat de aan-pak van vrouwelijke genitale verminking in Nederland veel meer geïnte-greerd is en in sommige opzichten ook weer voorloopt op de Franse praktijk. De voorlichting over risico-indicatoren is daar een voorbeeld van. De onder-zoekers menen dan ook dat het de moeite waard is niet alleen te kijken naar de Franse strafrechtelijke aanpak van vrouwelijke genitale verminking om het aantal vervolgingen en veroordelingen in zaken betreffende vrouwelijke geni-tale verminking te vergroten, maar ook juist te kijken hoe de eigen aanpak tot meer meldingen kan leiden. Het gaat echter het bestek van dit onderzoek te buiten om concretere handvatten op dit gebied aan te bieden.
344 Zie ook paragraaf 2.2.
345 Waarmee meldingen van zaken worden bedoeld die niet voortvloeien uit andere onderzoe-ken.
Literatuur
Adviesbureau Van Montfoort, Resultaten analyse meldingen VGV. Een onderzoek naar de kenmerken
en de afhandeling van adviesvragen en meldingen vrouwelijke genitale verminking binnengekomen bij het AmK en de Raad voor de Kinderbescherming, Woerden 2008 (dossieronderzoek voor VWS ‘Beschermd en Weerbaar’)
A. Andro en M. Lesclingand, ‘Les mutilations sexuelles féminines: le point sur la situation en Afrique et en France’, Population & Sociétés nr. 438 (oktober 2007)
A. Andro, M. Lesclingand en D. Pourette, Rapport final Volet qualitatif du projet Excision et Handicap
(ExH), Comment orienter la prévention de l’excision chez les filles et jeunes filles d’origine
Afri-caine vivant en France: Une étude des déterminants sociaux et familiaux du phénomène, Universiteit Parijs & INED: januari 2009
W.D.H. Asser, J.F. Nijboer en Y.E. Schuurmans, Bewijsrecht: het bewijs geregeld?, preadvies Neder-landse Vereniging voor Rechtsvergelijking, Nijmegen: Wolf 2010
P. Baeten, Protocol van handelen Advies- en meldpunten kindermishandeling bij vermoedens van
kinder-mishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid, Utrecht: MOgroep Jeugdzorg juni 2009 A.E. van Burik en A.M. Persoon, Opbrengsten pilotprojecten VGV. Eindrapport procesevaluatie
pre-ventieprojecten meisjesbesnijdenis, Woerden: Van Montfoort juli 2009
Commissie Bestrijding Vrouwelijke Genitale Verminking, Bestrijding vrouwelijke genitale
vermin-king. Beleidsadvies¸ Zoetermeer: RVZ, 2005
Commission Nationale Consultative des Droits de l’Homme, Etude et propositions sur la pratique
des mutilations sexuelles féminines en France, aangenomen 30 april 2004
M. Crowder, The Cambridge history of Africa (volume 8) c. 1940 – c. 1975, Cambridge: University Press 1984, p. 19
F. Debove en F. Falletti, Précis de droit pénal et de procédure pénale, France: Presses Universitaires de France, 2006
F. Desportes en F. Le Gunehec, Droit Pénal Général, Parijs: Economica 2001
W.L.J.M. Duijst-Heesters, Boeven in het ziekenhuis. Een juridische beschouwing over de verhouding
tus-sen het medisch beroepsgeheim en de opsporing van strafbare feiten, Den Haag: Sdu 2007
B. Durand, J-P. Le Crom en Alessandro Somma, Le droit sous Vichy, Frankfurt am Main: Vittorio Klosterman 2006, p. 326 e.v.
S. Fainzang, ‘Excision et ordre social’, Droit et Cultures (20) 1990, p. 177-182
M. Feldblum, Reconstructing Citizenship: The Politics of Nationality Reform and Immigration in
C. Feldman-Jacobs en D. Clifton, Female Genital mutilation/Cutting: Data and Trends, Washington: Population Reference Bureau 2008
R.B. Felson e.a., ‘Reasons for reporting and not reporting domestic violence to the police,
Crimi-nology (40), 2002, p. 617-648
M.-C. Foblets, ‘De Parijse besnijdenis-processen: Franse rechters in het ‘beschavingsoffensief’’,
Recht der Werkelijkheid (2) 1992, p. 107-119
F. Fourment, Procédure Pénale, Orléans: Éditions Paradigme 2008
Gespreksprotocol meisjesbesnijdenis, 2005 (www.meisjesbesnijdenis.nl) I. Gillette-Faye, La juridiciarisation de l’excision: historique, G.A.M.S. 2007
S.K. de Groot, Internationale bewijsgaring in strafzaken (III): Nederland en Frankrijk, Deventer: Klu-wer 2004
E. Gruenbaum, ‘Socio-Cultural Dynamics of Female Genital Cutting: Research Findings, Gaps, and Directions’, Culture, Health & Sexuality, Vol. 7 (2005), No. 5
A. Guiné en F.J. Moreno Fuentes, ‘Engendering redistribution, Recognition, and Representation: The Case of Female Genital Mutilation (FGM) in the United Kingdom and France’, Politics &
Society (3) 2007, p. 477-519
N. Henry, H. Gréou en L. Weil-Curiel, Exciseuse: entrentien avec Hawa Gréou, City 2007
T. Hill en R. Westbrook, ‘SWOT analysis: It’s time for a product recall’, Longe range planning (30) 1997, nr. 1, p. 51 e.v.
G. Hofstede, Culture’s consequences: comparing values, behaviors, institutions and organizations across
nations, Thousand Oaks CA: Sage Publications 2001
G. Hofstede, Allemaal andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen, Amsterdam: Contact 2005 IRIN, Razor’s Edge – The Controversy of Female Genital mutilation, Nairobi/Dakar: IRIN News 2005 H. Johnson, N. Ollus en S. Nevala, Violence against Women: an International Perspective, Berlijn/
Heidelberg: Springer 2007
Ch. Joubert en W. Huisman, ‘La politique de tolérance en matière de drogue: un phénomène bien néerlandais?’, Revue de droit pénal et de criminologie vol. 77 (1997), afl. 11, p. 963-987
Khady, mutilée, Oh! Éditions 2005
KNMG, Artsen en kindermishandeling. meldcode en stappenplan, Utrecht september 2008
R.S.B. Kool e.a., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend)
onder-zoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale vermin-king, Utrecht: Willem Pompe Instituut, Universiteit Utrecht 2005 (achtergrondstudie bij het beleidsadvies bestrijding vrouwelijke genitale verminking 2005)
D. Korfker, M. Rijnders en S. Detmar, Retrospectief onderzoek naar de prevalentie van
Vrouwenbesnij-denis of VGV (vrouwelijke genitale verminking) in de verloskundigenpraktijk in 2008, TNO-rapport mei 2009
M. Kramer e.a., Vrouwelijke Genitale Verminking nader bekeken. Een onderzoek naar de aard, omvang
en attitude onder professionals en risicogroep in Amsterdam en Tilburg, GG&GD Amsterdam en GGD Hart voor Brabant 2005 (achtergrondstudie bij het beleidsadvies bestrijding vrouwe-lijke genitale verminking 2005)
A. van der Kwaak e.a., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en
aanbe-velingen, VU Amsterdam en VU medisch centrum 2003
F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2004
D. Leigh, ‘SWOT Analysis’, in: R. Watkins en D. Leigh, Handbook of improving performance in the
workplace, San Francisco: Pfeiffer 2010
E. Leye e.a., ‘An analysis of the implementation of laws with regard to female genital mutilation in Europe’, Crime, Law and Social Change (47) 2007, p. 1-31
E. Leye, Female Genital mutilation. A study of health services and legislation in some countries of the
European Union (diss. Universiteit Gent), Gent: International Centre for Reproductive Health 2008
P.P.J. van der Meij, De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek, Deventer: Kluwer 2010 Ministerie VWS, Uniting Europe and Africa to fight Female Genital mutilation, flyer congres Den
Haag: 25 november 2009
Ministerie VWS, Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Stappenplan voor het
handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, december 2009 J.F. Nijboer, De (straf)rechtspleging als lerend systeem, Deventer: Kluwer 2008 Pharos, Focal point meisjesbesnijdenis, 2009
Pharos, Signaalwijzer meisjesbesnijdenis: folder voor leerkrachten, 2009 J. Pradel, Procédure Pénale, Paris: Éditions Cujas 2004
C. Quiminal, ‘Les Soninké en France et au Mali: le débat sur les mutilations sexuelles’, Droit et
Cultures (20) 1990, p. 183-192
P.M. Schuyt, Verantwoorde straftoemeting (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2009
D. Silverman, Interpreting qualitative data, Londen/Thousand Oaks/New Delhi: Sage publications 2001
S. Trechsel, R. Schlauri, ‘Les mutilations génitales féminines en Suisse Expertise juridique, Revue
internationale de criminologie et de police technique et scientifique vol. LVIII, oct. 2005, p. 387-440 “Vechten tegen vooroordelen over besnijdenis”, NRC 6 maart 2004, p. 3
R. Verdier, ‘Une exciseuse en cour d’assises. Le procès de Soko Aramata Keita’, Droit et Cultures (21) 1991, p. 184-187
D. Vernier, ‘Le traitement pénal de l’excision en France: historique’, Droit et Cultures (20) 1990, p. 193-199
P.A.M. Verrest, Ter vergelijking: een studie naar het Franse vooronderzoek in strafzaken, Den Haag: WODC 2001
E. Vloeberghs e.a., Versluierde pijn: een onderzoek in Nederland naar de psychische, sociale en relationele
gevolgen van meisjesbesnijdenis, Pharos 2010
J.M. ten Voorde, Cultuur als verweer: een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht (diss. Rotterdam), Nijmegen: Wolf 2007
M. Weber, Wirtschaft und Gesellschaft, Frankfurt am Main: Zweitausendein 2005
L. Weil-Curiel, French Legislation regarding female genital mutilation and the implementation of the law
in France, EC Daphne project ICRH Universiteit Gent, België 2004
B. Winter, ‘Women, the Law, and Cultural Relativism in France: The case of Excision’, Signs 1994 H.D. Wolswijk, Locus delicti, Deventer: Gouda Quint 1998
World Health Organization, Eliminating Female Genital mutilation, an interagency statement, Genève: WHO 2008
P.S. Yoder en S. Kahn, Numbers of women circumcised in Africa: The Production of a Total, Calverton: Macro International Inc. 2008