• No results found

kader van de Franse strafrechtspraktijk

3.5 Beroepsgeheim en meldplicht

In Frankrijk is het voor alle ambtenaren verplicht om bij wetenschap van een

délit of crime, dit te melden aan een procureur de la République (40 CPP).145 Met betrekking tot artsen geldt verder het volgende. In Frankrijk zijn alle artsen formeel geheimhouders.146 Dit betekent dat zij een beroepsgeheim hebben dat zij niet mogen schenden. Schending van dit beroepsgeheim is een délit (226-13 CP). Hierop bestaan echter enkele wettelijke uitzonderingen (226-14 CP). Voor het onderwerp van deze studie is vooral van belang dat het schenden van het beroepsgeheim door een arts niet strafbaar is indien hij bij de procureur de la

République melding maakt van de psychische of fysieke slechte behandeling

of verwaarlozing die hij heeft geconstateerd en die hem hebben doen veron-derstellen dat fysiek, psychisch of seksueel geweld is gepleegd. Voorwaarde voor dit ‘meldrecht’ is dat hij toestemming heeft van het slachtoffer, of dat het slachtoffer minderjarig is. Andere professionals met een beroepsgeheim zijn overigens ook niet strafbaar als ze de autoriteiten informeren over de slechte behandeling of verwaarlozing van een minderjarige. Een conform deze rege-ling gedane melding kan verder nooit reden zijn voor een disciplinaire sanctie. Verder bestaat er een aparte sectie binnen de Code Pénal, betreffende de ver-plichting tot het melden van bepaalde strafbare feiten. Het voor dit onder-zoek meest relevante artikel binnen deze sectie bepaalt onder andere dat het verplicht is om ieder geval van seksuele aantasting, verwaarlozing of slechte behandeling te melden bij juridische of administratieve autoriteiten, mits het feit is gepleegd tegen een persoon jonger dan vijftien jaar en de melding niet conflicteert met een beroepsgeheim in de zin van art. 226-13 CP (434-3 CP). Het 143 Zie F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2004.

144 Zie wetsvoorstel wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, Kamerstukken ii 2004-2005, 30243 nr. 2, en de Memorie van Toelichting Kamerstukken ii 2004-2005, 30243 nr.3 (MvT).

145 Het niet naleven van deze plicht is overigens niet strafbaar gesteld, maar kan wel leiden tot disciplinaire sancties. Specifieke strafbaarstelling is ook niet nodig, aangezien de artikelen van de na te noemen sectie van de CP onverkort gelden voor de hier bedoelde personen (zie

jo Sénat 1 oktober 2009, p. 2308). 146 Art. R.4127-4 Code de la Santé Publique.

niet naleven van deze meldplicht is een délit. Deze meldplicht geldt dus voor iedereen, of men nu vanuit zijn beroep of in de privésfeer de mishandeling constateert.

In feite hebben artsen door de voorgaande regelingen een meldplicht indien het slachtoffer minderjarig is en ten tijde van de VGV jonger dan vijftien jaar was. Was het slachtoffer vijftien jaar of ouder toen de VGV plaatsvond, maar is zij nog wel minderjarig (dat wil zeggen jonger dan 18 jaar), dan heeft de arts een meldrecht. Is het slachtoffer inmiddels meerderjarig, dan kan de arts slechts met haar toestemming een melding doen (ongeacht de leeftijd waarop de VGV is gepleegd).

3.6

Jeugdgezondheidszorg

Het onderwerp vrouwelijke genitale verminking heeft zeer veel raakvlak-ken met de gezondheidszorg. Hoewel dit onderzoek zich richt op de straf-rechtelijke aanpak van vrouwelijke genitale verminking, is een goed begrip van de Franse aanpak niet mogelijk zonder enige achtergrondinformatie over de jeugdgezondheidszorg. In deze paragraaf wordt het Franse systeem van jeugdgezondheidszorg daarom op enkele punten vergeleken met het Neder-landse systeem. In het volgende hoofdstuk wordt meer aandacht besteed aan de individuele Franse instanties die in het kader van de jeugdgezondheids-zorg een rol kunnen spelen bij de signalering en melding van VGV.

De ouders van alle in Frankrijk geboren kinderen (ook die van illegalen) wor-den na de geboorte door een PmI (protection maternelle et infantile) opgeroepen om hun kind te laten onderzoeken en in te laten enten. Dit kan gebeuren bij een PmI, welke voor moeders en jonge kinderen de functies van gynaecoloog, huisarts en consultatiebureau verzorgt. Er kan echter ook voor worden geko-zen om een vrij gevestigde arts te bezoeken. Bij dit eerste onderzoek krijgen de ouders een carnet de santé, een boekje waarin alle onderzoeken van hun kind worden geregistreerd. Het halen van een carnet de santé en het laten vaccineren van het kind is verplicht, ook voor illegalen. In de praktijk voldoen vrijwel alle ouders aan deze verplichtingen, mede omdat het kind anders niet kan wor-den ingeschreven op een school. Eventuele weigeraars worwor-den overgehaald door functionarissen van het PmI.147 De kinderen worden tot en met hun zesde levensjaar op gezette tijden door het PmI medisch gecontroleerd. Zitten de kinderen eenmaal op school, dan hebben zij regelmatig contact met de

school-147 In het uiterste geval zou aangifte gedaan kunnen worden bij de procureur de la République, maar dit gebeurt eigenlijk nooit.

zuster, die aan elke school verbonden is, en daar niet alleen is om kinderen met gezondheidsproblemen te verzorgen en op te vangen, maar bijvoorbeeld ook de algehele hygiëne van de schoolgebouwen controleert. Verder geeft de schoolzuster zowel aan leerlingen als aan docenten voorlichting over zaken die te maken hebben met gezondheid, hygiëne en veiligheid.

In Nederland is de jeugdgezondheidszorg een taak waar verschillende instan-ties een rol in spelen, die ook vallen onder verschillende bestuurlijke lagen. Bij de vergelijking met Frankrijk valt voornamelijk op dat er in Nederland geen functioneel equivalent bestaat voor het PMI, maar dat deze hulpverlening is verdeeld over verschillende instanties (met name consultatiebureaus, huis-artsen, schoolartsen en specialisten in ziekenhuizen). Daarbij moet worden gezegd dat de Nederlandse schoolarts veel minder vaak contact heeft met kin-deren dan de Franse schoolzuster, en ook overigens de lichamelijke controle van kinderen minder systematisch is.148

3.6.1 meldingen

Ten aanzien van het melden van zaken als kindermishandeling en seksueel misbruik geldt in Nederland dat dit (zelfs zonder toestemming van de patiënt) gemeld kan worden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), onderdeel van Bureau jeugdzorg (meldrecht).149 Het AMK is tevens het centrale aanspreekpunt voor hulpverleners wanneer zij vragen hebben over kindermishandeling. Nederland werkt momenteel aan een wet die hulp-verlenende professionals verplicht een meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld te hebben.150 De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft zo’n meldcode reeds voor artsen opgesteld.151 In deze meldcode is geregeld dat indien een arts een vermoeden heeft van kindermishandeling, hij zoveel mogelijk feitelijke informatie vast-legt. Eerst dient hij met de ouders te spreken. Als dit zijn vermoedens niet wegneemt en er een reële kans op schade is, dient hij een melding te maken bij een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Hoewel de meldcode van het KNMG niet specifiek spreekt over VGV, is in het protocol van handelen van het AMK als richtlijn weergegeven dat er altijd melding wordt gemaakt 148 In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreider stilgestaan bij de Nederlandse aanpak van

VGV, waarbij enkele punten van de jeugdgezondheidszorg ook weer naar voren komen. 149 Art. 53 lid 3 Wet op de jeugdzorg (WJZ).

150 Zie paragraaf 1.1.

151 KNMG, Artsen en kindermishandeling. meldcode en stappenplan, Utrecht september 2008 (te vinden op www.knmg.nl). Zie overigens ook het Basismodel meldcode huiselijk geweld en

kindermishandeling. Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kinder-mishandeling van het Ministerie VWS, december 2009, welke als voorbeeld dient voor alle beroepskrachten.

van VGV bij het AMK.152 Het AMK doet vervolgens zelfstandig onderzoek naar de melding. Na het onderzoek geeft het AMK de melding door aan de justitiële autoriteiten, tenzij er (uit het onderzoek) redenen zijn gebleken om dat niet te doen.153

In artikel 11 en de bijlagen van de meldcode van het KNMG wordt het beroeps-geheim van artsen ten opzichte van justitie echter uitgebreid benadrukt. Dit beroepsgeheim van medische hulpverleners (art. 7:457 BW en 88 BIG) kan slechts worden doorbroken met toestemming van de patiënt, wegens een wet-telijke bepaling of wegens een conflict van plichten. Het meldrecht bij kinder-mishandeling is weliswaar een wettelijke bepaling, maar deze ziet uitsluitend op melding aan Bureau Jeugdzorg (art. 53 lid 3 j° art. 1 sub f WJZ). Een arts zal meestal slechts kunnen melden aan politie en justitie wegens een conflict van plichten. In de literatuur zijn de ‘Leenen criteria’ ontwikkeld om te bepalen of een conflict van plichten inderdaad het beroepsgeheim mag doorbreken. Daarbij moet sprake zijn van alle volgende omstandigheden:154

– er is getracht toestemming van de patiënt te verkrijgen;

– het niet doorbreken van het geheim levert ernstige schade op voor een ander;

– er is geen andere manier om het probleem op te lossen (subsidiariteit); – de arts is in gewetensnood;

– doorbreken van het geheim beperkt of voorkomt de schade voor de ander; – het geheim moet zo min mogelijk worden geschonden (proportionaliteit). Een centraal punt bij dit conflict van plichten blijkt dus te zijn dat de melding het toebrengen van schade zal beperken, en dat niet melden tot schade leidt. Daarmee wordt de mogelijkheid van samenwerking tussen arts en politie eigenlijk alleen opengehouden indien er direct gevaar dreigt; iets dat bij een gepleegde VGV meestal al is geweken (de daad is immers al voltooid). Hoog-uit indien er in het desbetreffende gezin zusjes zijn die mogelijk nog niet zijn besneden, lijkt een conflict van plichten mogelijk.

Formeel mag/moet155 de Franse arts weliswaar een melding doen aan de

pro-cureur de la République, maar in de praktijk blijken meldingen van kindermis-handeling en VGV niet altijd direct aan de procureur de la République te worden 152 P. Baeten, Protocol van handelen Advies- en meldpunten kindermishandeling bij vermoedens van

kindermishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid, Utrecht: MOgroep Jeugdzorg juni 2009.

153 Deze mogelijkheid is geopend door art. 11 WJZ.

154 Uit: W.L.J.M. Duijst-Heesters, Boeven in het ziekenhuis. Een juridische beschouwing over de

ver-houding tussen het medisch beroepsgeheim en de opsporing van strafbare feiten, Den Haag: Sdu 2007, p. 64.

gedaan.156 In veel gevallen kiest de arts er voor om te melden aan de direct leidinggevende arts, de leiding van de vestiging van het PmI of ziekenhuis, of (een dienst van) een directoraat van het conseil général.157 Deze diensten moeten deze melding doorzenden aan de procureur de la République, hetgeen niet altijd gebeurt. Het is dus wel zo dat men in Frankrijk, in tegenstelling tot in Neder-land, kan kiezen uit verschillende instanties en functionarissen om met een melding te benaderen. Verder is de arts niet geheel afhankelijk van de gekozen instantie bij de beslissing of de melding de procureur de la République bereikt; hij kan bij zijn melding aangeven dat deze moet worden doorgezonden aan het parket en, in het uiterste geval, alsnog zelf melden bij de procureur de la

République.