• No results found

Fiscale behandeling van lonen en vervangingsinkomens

HET LONEND MAKEN VAN WERK

3. B ELANG VAN HET LONEND MAKEN VAN WERK VOOR B ELGIË

4.1. B ESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE MECHANISMEN DIE WERKZAAM ZIJN BIJ FINANCIËLE VALLEN

4.1.2. Fiscale behandeling van lonen en vervangingsinkomens

Het fiscale en parafiscale stelsel van het arbeidsinkomen bestaat in de eerste plaats uit de betaling van persoonlijke socialezekerheidsbijdragen ten belope van 13,07 pct.65 van het

brutoloon, en in de tweede plaats uit de betaling van een progressieve belasting voor een bedrag dat afhankelijk is van de samenstelling van het gezin en de diverse inkomsten ontvangen in het kader hiervan. De gezinnen betalen bovendien gewestelijke en locale belastingen en daarnaast ook nog een bijzondere socialezekerheidsbijdrage66. De volgende tabel vermeldt de

belastingschaal die van toepassing is op de inkomsten van 2003 (aanslagjaar 2004). Deze schaal bestaat uit 5 belastingschijven.

64 Dit bedrag is ook van toepassing op studenten met een voltijdse leeropdracht die deeltijds werken en aan wie het OCMW een uitkering toegekend heeft. Het bedrag van de SPI-vrijstelling is wel lager wanneer de student tevens van een studietoelage geniet.

65 Waarvan 0,87 pct. voor werkloosheid, 1,15 pct. voor ziekte, 3,55 pct. voor gezondheidszorg en 7,50 pct. voor pensioenen, situatie op 1 oktober 2004. Het bedrag van 13,07 pct. geldt alleen voor loontrekkenden uit de privé- sector en maakt abstractie van de vermindering van de persoonlijke bijdragen toegepast op de lage lonen.

66 De bijzondere socialezekerheidsbijdrage is in april 1994 van kracht geworden in het kader van de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Deze bijdrage betreft gezinnen van wie het belastbaar inkomen voor aanslagjaar 2004 gelijk of hoger is dan 18.598,02 euro. Het afgehouden bedrag stijgt overeenkomstig het gezinsinkomen: 9 pct. van de schijf hoger dan 18.592,02 euro voor een inkomen tussen 18.592,02 en 21.070,96 euro; 223,10 euro + 1,3 pct. van de schijf hoger dan 21.070,90 euro voor een inkomen tussen 21.070,96 en 60.161,85 euro ; 731,28 euro voor een inkomen hoger dan 60.161,85 euro.

HRW – Verslag 2005

De beroepsinkomsten worden individueel belast. Maar binnen het Belgische belastingstelsel bestaat het "huwelijksquotiënt" waardoor het mogelijk is om een gedeelte van het belastbaar inkomen van de ene echtgenoot over te hevelen naar de andere67. Wanneer

het beroepsinkomen van een van de echtgenoten lager is dan 30 pct. van de beroepsinkomsten van de beide echtgenoten, dan wordt 30 pct. van het totaal van de beroepsinkomsten toegekend aan deze echtgeno(o)t(e). Dit gedeelte van 30 pct. wordt evenwel verminderd met het eigen inkomen van de echtgeno(o)t(e) die het quotiënt geniet en mag niet hoger zijn dan 8.030 euro. Het effect van het huwelijksquotiënt is dus dat het totale belastbare inkomen van het gezin wordt verminderd, aangezien een deel van het inkomen van de andere echtgenoot dat aan de marginale aanslagvoet belast zou moeten worden, door deze overheveling profiteert van het tarief dat toepasselijk is op de eerste inkomstenbelastingschijf en, gedeeltelijk, de tweede schijf, wanneer het overgehevelde inkomen hoger is dan 6.840 euro (met naleving van het plafond van 8.030 euro). Het huwelijksquotiënt heeft bijgevolg een ontradend effect op de werkhervatting van de inactieve echtgenoot (boven een bepaald inkomstenniveau). In dat geval zal immers niet alleen het beroepsinkomen van de voordien inactieve echtgenoot aan een eigen belastingstelsel onderworpen worden, maar zal de verdwijning van het huwelijksquotiënt bovendien bijkomende belastingen ten gevolge hebben die gekoppeld zijn aan het feit dat het huwelijksquotiënt opnieuw wordt toegepast in de zwaarst belaste inkomensschijven.

Vooraleer de belastingsschaal wordt toegepast, worden er op het inkomen van de belastingplichtige diverse vrijstellingen uitgevoerd om te komen tot het globaal belastbaar inkomen (GBI). Elke belastingplichtige geniet individueel een basisvrijstelling van 5.570 euro voor een alleenstaande en 4.610 euro voor een echtgeno(o)te. Als de vrijstelling van een van de echtgenoten hoger is dan het bedrag van het inkomen waarvan het moet worden afgetrokken, dan wordt het resterende deel zo mogelijk naar de andere echtgenoot overgeheveld. Naast de individuele vrijstelling, hebben de voornaamste fiscaal aftrekbare bedragen betrekking op het aantal kinderen en andere personen ten laste van het huisgezin, de kosten voor kinderopvang en beroepskosten68. Deze diverse vrijstellingen worden bij voorrang toegekend aan de echtgenoot

met het hoogste belastbaar inkomen.

Gewoonlijk zijn vervangingsinkomens belastbaar. Bepaalde sociale toelagen, o.a. het leefloon en de kinderbijslag, worden evenwel vrijgesteld van belastingen. In vergelijking met de beroepsinkomsten worden de vervangingsinkomsten (behalve het leefloon) onderworpen aan een specifiek belastingstelsel met als gevolg dat de financiële prikkels om aan het werk te gaan verminderen. Inderdaad, vervangingsinkomens69 geven recht op één bijkomende aftrek per gezin

op het verschuldigde bedrag aan belastingen.

Het basisbedrag van deze aftrek hangt af van het type vervangingsinkomen en van de gezinstoestand (alleenstaande of niet). Voor aanslagjaar 2004 bedraagt het basisbedrag van de belastingaftrek voor werkloosheidsuitkeringen 1.612,27 euro voor een alleenstaande en

67 Er bestaat eveneens een aandeel voor de meewerkende echtgenoot dat het mogelijk maakt om een aandeel van het netto inkomen van de belastingplichtige toe te wijzen aan de meewerkende echtgenoot. Deze toewijzing mag maar gebeuren als de meewerkende echtgenoot een beroepsinkomen heeft dat niet hoger is dan 10.423 euro (netto kosten en verliezen) afkomstig van een andere activiteit.

68 Vgl. FOD Financiën (2004) voor meer informatie.

69 Het gaat om pensioenen, brugpensioenen, vergoedingen van de ziekteverzekering, werkloosheidsuitkeringen en andere vergoedingen die toegekend worden ter compensatie van een volledig of gedeeltelijk inkomensverlies uit beroepsactiviteiten.

Tabel 13 Percentage personenbelasting van

toepassing op inkomsten 2003

Belastbaar inkomen Marginale aanslagvoet

0 - 6.840 euro 25 pct.

6.840 - 9.740 euro 30 pct.

9.740 - 14.530 euro 40 pct.

14.530 - 29.740 euro 45 pct.

29.740 euro en meer 50 pct.

1.882,54 euro voor een echtgenoot. Deze basisaftrek wordt vervolgens drievoudig beperkt: - het gedeelte van het inkomen dat recht geeft op de belastingvermindering op het totaal

van het netto inkomen ("horizontale beperking"); de belastingvermindering die wordt toegekend aan een alleenstaande zal bijvoorbeeld beperkt worden tot 17 pct. van het basisbedrag als de alleenstaande voor aanslagjaar 2004 werkloosheidsuitkeringen ten bedrage van 2.000 euro en een nettoloon van 10.000 euro ontvangt;

- de hoogte van het GBI ("verticale beperking"); in dit verband moet er een onderscheid worden gemaakt tussen werkloosheidsuitkeringen zonder en met anciënniteitstoeslag, omdat de verticale beperking veel zwaarder is voor de eerste dan voor de tweede (die gelijkgesteld zijn met andere vervangingsinkomens) ;

- de belasting in verhouding tot de betrokken inkomsten, d.w.z. dat de belastingvermindering die na de twee beperkingen nog overblijft, niet hoger kan zijn dan de aandeelsverhouding van de belasting die evenredig betrekking heeft op het inkomen waarop de belastingvermindering werd toegestaan.

De onderstaande tabellen beschrijven de wijze waarop de beperkte aftrek (R') wordt vastgesteld na de horizontale aftrek (R), respectievelijk voor werkloosheidsuitkeringen en andere vervangingsinkomsten (met inbegrip van werkloosheidsuitkeringen met anciënniteitstoeslag).

Tabel 14 Beperking van de basisbelastingaftrek op werkloosheidsuitkeringen

GBI-schijven Beperking van de aftrek

GBI < 17.870 euro R’ = R

17.870 euro ≤ GBI ≤ 22.300 euro R’ = R * (22.300 euro - GBI) / 4.430 euro

GBI > 22.300 euro R’ = 0

Bron: FOD Financiën (2004).

Tabel 15 Beperking van de basisbelastingaftrek op vervangingsinkomsten die geen werkloosheidsuitkeringen zijn

GBI-schijven Beperking van de aftrek

GBI < 17.870 euro R’ = R

17.870 euro ≤ GBI ≤ 35.730 euro R’ = {R * 1/3} + {R * 2/3 * (35.730 euro - GBI) / 17.860 euro}

GBI > 35.730 euro R’ = R * 1/3

Bron: FOD Financiën (2004).

Na toewijzing van de belastingaftrek voor vervangingsinkomsten, worden de overblijvende belastingen tot nul teruggebracht als het belastbaar inkomen van het gezin uitsluitend bestaat uit vervangingsinkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 12.008,04 euro voor werkloosheidsuitkeringen en 13.197,73 euro voor werkloosheidsuitkeringen met anciënniteitstoeslag70.

Op voorwaarde dat zij hun uitkeringen niet cumuleren met beroepsinkomsten, worden tal van werklozen vrijgesteld van de bedrijfsvoorheffing die 10,09 pct. bedraagt. Het gaat hier om volledig werklozen met gezinslast, alleenstaande volledig werklozen, samenwonende werklozen zonder gezinslast in de tweede uitkeringsperiode, op voorwaarde dat het gezin uitsluitend vervangingsinkomens heeft, samenwonende volledig werklozen zonder gezinslast in de derde uitkeringsperiode (forfaitaire werkloosheidsuitkering), volledig werklozen die een wacht- of overbruggingsvergoeding ontvangen, volledig werklozen die vrijgesteld zijn omwille van sociale en familiale redenen en ten slotte de werklozen met een bezoldiging voor de binnen het PWA-stelsel gepresteerde uren.

HRW – Verslag 2005

Kortom, een gezin dat tijdens de aanslagperiode geen enkel ander inkomen heeft dan een werkloosheidsuitkering hoeft geen belastingen te betalen. Maar vanaf het ogenblik dat het gezin ook andere inkomsten heeft, treden er beperkingsmechanismen in werking. Ook al verschilt de weerslag naargelang de gezinssamenstelling en de financiële situatie van het gezin, toch wordt elke herinschakeling in de arbeidsmarkt omgezet in een geleidelijke ontmanteling van de belastingaftrek en wordt de marginale aanslagvoet die vanaf de herintreding van toepassing is hoger dan de aanslagvoet die het gevolg is van het gewone progressief karakter van de belastingschijven71.

Het is evenwel niet zeker dat het effect van de fiscaliteit terdege wordt overwogen door iemand die van een werkloosheidsuitkering overschakelt naar een baan, aangezien dit effect in de vorm van een hogere belasting of van een lagere terugbetaling van belastingen maar pas voelbaar is op het ogenblik van de belastingaanslag, d.w.z. ongeveer 18 maanden nadat de betrokkene opnieuw aan het werk is gegaan72.