• No results found

D EFINIËRING VAN DE GEBRUIKTE CONCEPTEN EN AFBAKENING VAN HET ONDERWERP

HET LONEND MAKEN VAN WERK

2. D EFINIËRING VAN DE GEBRUIKTE CONCEPTEN EN AFBAKENING VAN HET ONDERWERP

In verband met het lonend maken van werk wordt vaak gebruik gemaakt van de term werkgelegenheidsval (piège à l'emploi, employment trap), die verwijst naar verschillende situaties waarin het voor een persoon objectief/rationeel gezien niet wenselijk is (meer) te werken of voor een onderneming om meer mensen aan te werven. Aangezien de betreffende situaties van totaal uiteenlopende aard kunnen zijn, wordt deze algemene term in dit verslag niet gebruikt. Er wordt voor gekozen de verschillende situaties aan te geven met de duidelijker specifieke termen, zoals ze ook in de literatuur worden gebruikt.

Zo kunnen de volgende concepten gedefinieerd worden:

- werkloosheidsval (piège du chômage, unemployment trap): het is (financieel) voordeliger werkloos te zijn (met een uitkering) dan te werken;

- inactiviteitsval (piège de l'inactivité, inactivity trap): een persoon is (financieel) beter af als inactieve/uitkeringsbegunstigde (o.a. leefloon, pensioen) dan door te werken;

- armoedeval (piège des bas salaires, low wage trap/poverty trap): een laagbetaalde persoon (veelal laaggeschoold) ondervindt geen (financiële) prikkel om zijn situatie te verbeteren, aangezien het verhogen van het brutoloon (o.a. door het verhogen van de arbeidstijd, na het volgen van een opleiding of door de overstap naar een betere baan) er door de specificiteit van het belasting- en/of uitkeringsstelsel niet toe leidt dat de betrokkene uit de armoede kan ontsnappen.

Een gelijkaardige situatie, waarbij de keuze voor meer werken (onder andere door de overschakeling van deeltijds naar voltijds werken, of het presteren van overuren) wordt afgeremd door bijvoorbeeld hoge marginale aanslagvoeten, kan overigens ook bij hogere inkomens voorkomen. De literatuur bevat geen specifieke term voor dit soort val, die uiteraard geen armoedeval genoemd kan worden.

- productiviteitsval (piège de la productivité, productivity trap): ontstaat doordat sommige jobs onvoldoende productief zijn in verhouding tot de arbeidskosten ervan. De eerste drie soorten vallen hebben betrekking op het aanbod van arbeid. Daarbij verwijzen de werkloosheids- en de inactiviteitsvallen naar de afweging tussen werken (een voltijdse of een deeltijdse betrekking) en niet-werken (respectievelijk werkloosheid en inactiviteit). Bij de armoedeval daarentegen is de betreffende persoon aan het werk, maar wordt de mobiliteit op de arbeidsmarkt (verandering van arbeidsstelsel, van functie, enz.) beperkt.

De productiviteitsval, ten slotte, betreft de vraag naar arbeid. Indien de loonkost voor een bepaalde functie hoger uitvalt dan de productiviteit (opbrengst) ervan, zal een werkgever voor die taak immers niet overgaan tot de aanwerving van een additionele arbeidskracht.

Potentiële aanbieders of vragers van arbeid moeten een afweging maken van verschillende alternatieven, zoals de keuze tussen al dan niet werken, meer werken of niet, of al dan niet

iemand aanwerven. Bij die afweging kunnen, zoals in het onderstaande kaderstuk wordt verduidelijkt, in principe zowel financiële als niet-financiële elementen een rol spelen.

Theoretische definitie van de vallen en concretisering in dit verslag

In het algemeen hebben de verschillende gedefinieerde vallen betrekking op de afweging van het nut dat de betreffende persoon (aanbieder respectievelijk vrager van arbeid) ondervindt/zal ondervinden in de ene versus in de andere arbeidsmarktsituatie. Het nut van een bepaalde situatie is echter het resultaat van een individuele evaluatie. Hierin kunnen zowel financiële als niet-financiële elementen aan bod komen, waaraan een eveneens door het individu bepaald belang wordt gehecht.

Deze afweging kan in formulevorm als volgt worden weergegeven: Ui(s1) versus Ui(s2) (1)

waarbij Ui(sj) het nut weergeeft van individu i in situatie j (j= 1, 2)

sj de verschillende alternatieve situaties weergeeft waartussen gekozen moet

worden (b.v. werken of niet, een deeltijdse versus een voltijdse baan, al dan niet iemand aanwerven)

Bij deze afweging komen zowel financiële als niet-financiële aspecten aan bod die, afhankelijk van het individu (in die bepaalde situatie), een relatief groter of kleiner gewicht krijgen toegewezen. Tevens kan het individu een bepaalde tijdsvoorkeur hebben, waarin b.v. een groot belang wordt gehecht aan het actuele inkomen of eerder aan het resulterende inkomen in de latere levensfase (pensioen). Aldus kan (1) worden uitgeschreven als:

Ui (ρi, βi, Fs1, NFs1) versus Ui (ρi, βi, Fs2, NFs2) (2)

waarbij Fsj de financiële aspecten weergeeft in situatie j (j= 1, 2)

NFsj de niet-financiële aspecten weergeeft in situatie j

βi het belang weergeeft dat individu i hecht aan het nut van de

financiële aspecten, relatief t.o.v. de niet-financiële aspecten ρi de tijdsvoorkeur van individu i weergeeft

De niet-financiële en subjectieve elementen (het nut Ui, het relatief belang βi van de financiële

versus de niet-financiële aspecten en de tijdsvoorkeur ρi) kunnen, zoals vermeld in de tekst, in

een toegepaste economische (gekwantificeerde) analyse zeer moeilijk in overweging worden genomen en zijn in het kader van een analyse van (objectieve) vallen van minder belang. Hierdoor blijven de in dit verslag verrichte kwantitatieve afwegingen beperkt tot de vergelijking van de omvang van de financiële factoren. Aldus wordt de theoretische afweging uit (1) en (2) gereduceerd tot:

Fs1 versus Fs2 (3)

De financiële aspecten liggen veelal voor de hand. Het betreft in het geval van de vallen aan de aanbodzijde vooral het verkregen inkomen (loon, uitkering), eventueel gecorrigeerd voor de kosten (kinderopvang, vervoer, enz.) die samengaan met de keuze voor het ene of het andere alternatief. Voor de productiviteitsval betreft het de financiële netto-opbrengst versus de loonkost van de additionele arbeidskracht.

De niet-financiële elementen die bij die afweging een rol kunnen spelen, zijn van velerlei aard. Zo kan de betreffende persoon, ongeacht het inkomen dat ermee samenhangt, verkiezen te werken, omwille van de sociale contacten die dit meebrengt, of om een sociaal stigma te

HRW – Verslag 2005

vermijden. Anderzijds kan niet-werken de voorkeur wegdragen, b.v. doordat men dan over meer vrije tijd beschikt of meer zelf zijn activiteiten kan bepalen en plannen. Ook bij werkgevers kunnen niet-financiële factoren de doorslag geven, zoals wettelijke verplichtingen (b.v. quota), persoonlijke redenen (b.v. discriminatie) of sociale bekommernissen.

Bij de beide elementen kunnen "objectieve" factoren een rol spelen, zoals institutionele factoren als het belasting- en uitkeringsstelsel (financieel) of de aan- of afwezigheid van voldoende betaalbare (financieel) of kwalitatieve (niet-financieel) opvangmogelijkheden voor de kinderen van het gezin. Daarnaast komen er ook "subjectieve" factoren aan bod, die verbonden zijn aan persoonlijke voorkeuren2.

Alhoewel de subjectieve determinanten een doorslaggevende rol kunnen spelen in de afweging van de alternatieven3, zijn ze zeer moeilijk te kwantificeren. Bovendien is er in feite enkel

sprake van een echte val indien, ongeacht de subjectieve factoren, de objectieve redenen in het nadeel van (méér) werken uitvallen4. Hierdoor wordt de problematiek van "make work pay" in de

literatuur veelal verengd tot de financiële aspecten. Ook in dit verslag zal de nadruk liggen op de financiële afweging van de verschillende situaties. Waar nuttig, zullen echter ook niet-financiële elementen worden aangehaald, zij het logischerwijs in niet-gekwantificeerde vorm.

In principe is overigens een dynamische aanpak aangewezen, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van de verschillende keuzemogelijkheden op de langere termijn, zoals op de toekomstige pensioenrechten. Een dergelijke analyse is echter heel gecompliceerd, ook al omdat ze opnieuw deels afhangt van de persoonlijke voorkeuren. Derhalve zal de gekwantificeerde analyse louter betrekking hebben op de korte termijn, alhoewel - indien nuttig - de gevolgen van bepaalde beslissingen voor de toekomst zullen worden vermeld.

De in dit verslag gepresenteerde gekwantificeerde analyse dient dan ook met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd, aangezien een aantal - potentieel belangrijke - factoren die de keuzes van arbeidsaanbieders en -vragers beïnvloeden niet of nauwelijks in rekening kunnen worden gebracht. Niettemin blijft een louter kwantitatieve analyse nuttig en noodzakelijk, aangezien ze inzicht kan verschaffen in een aantal belangrijke - financiële of institutionele - barrières die de werkgelegenheid remmen. Indien deze financiële vallen vervolgens weggewerkt zouden kunnen worden, zou werken ongetwijfeld voor velen een aantrekkelijker optie worden.

Het lonend maken van werk omvat verschillende situaties waarin het voor een persoon niet optimaal is te werken of méér te werken, of voor een onderneming om meer mensen aan te werven. Deze vallen kunnen dus zowel het arbeidsaanbod als de -vraag betreffen. Alhoewel dergelijke beslissingen beïnvloed kunnen worden door subjectieve elementen of langere- termijnoverwegingen, spitst de analyse in dit verslag zich voornamelijk toe op de kwantificeerbare financiële aspecten op de korte termijn.

2 Zoals in het kaderstuk wordt verduidelijkt, wordt dit in economische termen aangeduid door middel van de term "nut".

3 Zoals zal worden aangehaald in het hoofdstuk m.b.t. het aanbod van arbeid, tonen studies o.b.v. reële gegevens aan dat sommige personen zich in een andere arbeidsmarktsituatie bevinden dan wat op basis van een louter financiële afweging optimaal zou zijn.

4 D.w.z. dat indien de optie (méér) werken op basis van objectieve elementen de bovenhand haalt en de betreffende persoon niettemin - wegens persoonlijke redenen - voor niet of minder werken kiest, deze persoon zich niet in een val lijkt te bevinden.