• No results found

(FILM)FESTIVALISERING EN HET NEDERLANDSE CULTUURBELEID

In document De reis om de wereld in filmfestivals. (pagina 45-48)

Filmfestivalisering in Nederland; en wat dit betekent voor niet-Westerse filmfestivals

(FILM)FESTIVALISERING EN HET NEDERLANDSE CULTUURBELEID

De proliferatie van filmfestivals, en festivals in het algemeen, in Nederland vanaf de jaren ‘80 ging hand in hand met enkele belangrijke ontwikkelingen in het Nederlandse cultuurbeleid vanaf 1982. De toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Elco Brinkman, besloot een andere koers te gaan varen op het gebied van kunst en cultuur. De belangrijkste verandering die hij voor ogen had met het nieuwe cultuurbeleid was een omslag in de relatie tussen kunst en het publiek. Brinkman hechtte bijzonder veel waarde aan de publieke belangstelling voor het

                                                                                                               

110 Blankers, I., Goudriaan, R., Groot, N. de, Everhardt, T.P., Friperson, R., Mazzola, G.J. Effecten van

de economische crisis in de cultuursector. APE rapport nr. 1016, 2012: 38

111 Stichting Filmonderzoek. Bioscoopmonitor 2012/2013: een onderzoek in opdracht van de

Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs en de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten. Stichting Filmonderzoek, Amsterdam, 2013: 92

112 Stichting Filmonderzoek (2014). Dashboard Bioscoopbezoek 2014.

<http://www.cultuurindex.nl/sites/default/files/inline_files/Dashboard-bioscoopbezoek-2014.pdf>

(geraadpleegd op 3 april 2015)

113 Blankers, I., Goudriaan, R., Groot, N. de, Everhardt, T.P., Friperson, R., Mazzola, G.J. Effecten van

de economische crisis in de cultuursector. APE rapport nr. 1016, 2012: 38

46

 

culturele aanbod en het bereiken van meer publiek.115 Festivals, als plekken waar kunst en cultuur op laagdrempelige manier te ontdekken is, speelden goed op deze behoefte van de overheid in en konden daarom in grotere mate financiële steun verwachten. Vanaf 1985 is er dan ook een sterke stijging van het aantal festivals waar te nemen. Daarnaast stelde Brinkman op het gebied van film dat er meer aandacht moest komen voor de distributie en vertoning van film, in tegenstelling tot filmproductie, om zo de Nederlandse filmcultuur te stimuleren.116 Om dit te realiseren werd in de periode 1982 - 1989 het totale Rijksbudget voor film meer dan verdubbeld, wat op het gebied van filmfestivals concreet werd in de financiering voor IFFR, de Nederlandse Filmdagen (nu

Nederlands Filmfestival), Holland Animation Film Festival en IDFA.117

Vanaf deze periode in het Nederlandse cultuurbeleid werden filmfestivals en hun succesfactoren erkend door de overheid en beschouwd als een belangrijk doorgeefluik van het (internationaal geproduceerde) filmaanbod:

“Zij (de filmfestivals, red.) zijn in die zin de ontdekkers van cinematografisch waardevolle films en nieuwe genres die (vervolgens ook via de filmtheaters) een waardevolle culturele aanvulling zijn op het merendeel van het aanbod dat bestaat uit commerciële films uit de Verenigde Staten.” (OCenW-Filmbrief 2001)118

Sinds filmfestivals in de afgelopen decennia op de radar van de overheid zijn verschenen zorgt het Rijk standaard voor een basisinfrastructuur voor grote internationale filmfestivals in Nederland. In de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) 2009 - 2012 nam toenmalig minister Plasterk van OCenW maar liefst vijftien festivals op, waaronder vijf filmfestivals: Holland Animation Film Festival, IFFR, IDFA, Nederlands Film Festival en Cinekid. Vanuit de Rijksoverheid wordt de filmsector tevens via het Nederlands Film Fonds gesubsidieerd, een belangrijke subsidiënt voor filmfestivals die sinds 1993 actief is.

In de Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid voor bestuurders van provincies en gemeenten wordt benadrukt wat filmfestivals kunnen betekenen voor een regio of een stad. Het subsidiëren van filmfestivals wordt daarom sterk aangeraden vanwege de verschillende voordelen die filmfestivals opleveren voor een stad of een gemeente:

                                                                                                               

115 Pots, R. Cultuur, Koningen en democraten: overheid & cultuur in Nederland. SUN, Nijmegen,

2000: 325

116 Keijzer, W. de, Voor een beter filmklimaat. Eburon Uitgeverij, 2009: 64

117 Pots, R. Cultuur, Koningen en democraten: overheid & cultuur in Nederland. SUN, Nijmegen,

2000: 375

118 Bunnik, G., Kramer, J. Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid. VNG Uitgeverij, Den Haag,

47

 

Zo versterken ze [de filmfestivals, red.] het stedelijk culturele prestige en de

cultuurparticipatie maar geven ook een extra economische impuls aan de stad.119

Deze woorden uit 2002 zijn niet opmerkelijk te noemen, gezien de opleving van de zogenaamde

citymarketing in Nederland aan het begin van de 21ste eeuw. Door de vraag naar een nieuwe

taakverdeling tussen de drie overheden kwam er in de jaren ’80 en ’90 een

decentralisatiebeweging op vele terreinen van cultuur op gang, waardoor gemeenten meer

gelegenheid kregen voor het bepalen van een eigen cultuurbeleid.120 Door deze verkregen vrijheid begonnen gemeenten meer na te denken over het imago van hun stad en hoe zich het beste te onderscheiden van andere gemeenten. Bij het ‘marketen’ van de stad bleek cultuur een belangrijk aspect waarmee dit gedaan kon worden, iets wat onder andere blijkt uit cijfers die tonen dat gemeenten aan het begin van 21ste eeuw twee keer zoveel uitgaven aan cultuur dan het Rijk.121 Festivals stonden bij veel gemeentes hoog op het subsidielijstje. Inez Boogaarts, secretaris van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, legt in één zin alle voordelen van het festival voor de stad uit:

Festivals maken de stad gezelliger, nemen de hoge drempels van

cultuurparticipatie weg, werken democratiserend, zorgen voor een bredere verspreiding van het cultuurproduct, vijzelen de stedelijke autonomie op, trekken toeristen, bedrijven en nieuwe bezoekers aan, versterken de lokale identiteit, brengen sfeer (“buzzing”) en verbeteren het imago van de stad.122

Het (jaarlijks) terugkerende karakter van festivals is daarnaast ook een belangrijk voordeel voor gemeenten. Dit zorgt voor meer continuïteit en maakt festivals voor gemeenten zeer

aantrekkelijke culturele evenementen om financieel te steunen.123 Bij veel gemeenten

manifesteerde het bovenstaande zich in het festivalbeleid dat gemeenten gingen voeren en de toename in het budget voor festivals.

                                                                                                               

119 Bunnik, G., Kramer, J. Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid. VNG Uitgeverij, Den Haag,

2001: 48

120 OCenW. Cultuurbeleid in Nederland. Den Haag, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschappen, 2002: 64

121 Pots, R. Cultuur, koningen en democraten: overheid & cultuur in Nederland. SUN, Nijmegen, 2000:

423

122 Boogaarts, I., Stad, kunst en cultuur: de ‘nieuwe’ rol van kunst in de stad, in:

Boekmancahier 7 (1991): 42

123 Noordman, Th. B .J., Kroese, M., Grauw, C.A.H. de, Meulmeester, F., Festivals en gemeentelijk

beleid in Nederland. Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek, afdeling

48

 

NIET-WESTERSE FILMFESTIVALS IN HET STEEDS GROTER WORDENDE

In document De reis om de wereld in filmfestivals. (pagina 45-48)