• No results found

6. Analyse

6.4 Fase 3 (2002-heden): Stand van zaken identiteit lang na totstandkoming van het Pact

De periode lang na de totstandkoming van het Pact gaat om de periode van 2002 tot nu. Op deze manier is vast te stellen of de regionale identiteit van De Bollenstreek door de jaren heen duurzamer en dikker is geworden. De beleidsdocumenten van de gemeenten in de streek en die van de

overkoepelende instanties als de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) en het Economic Board Duin- en Bollenstreek (EBDB) zijn voor dit deel van het onderzoek geanalyseerd. De interviews met Paul Groen (Rabobank Bollenstreek) en Lars Flinkerbusch (EBDB) zijn voor dit onderdeel extra interessant, omdat zij nog altijd op dagelijkse basis met diverse actoren in de streek te maken hebben. De dreiging van de verstedelijking is inmiddels wat naar de achtergrond verdrongen, ook al noemen alle

geïnterviewde experts de dreiging ervan nog altijd actueel. Het acute karakter van de dreiging van een stad-land conflict vergelijkbaar met die in het begin van de jaren ’90 is op dit moment echter niet aan de orde:

“Kijk, hij hangt nog steeds in de lucht maar tot nu toe is die bollenstad niet iets waar de tweede kamer zich druk over maakt.” (Geïnterviewde C).

De vraag is hoe het dan met de regionale identiteit is gesteld. In 2009 is een bindende

intergemeentelijke structuurvisie opgesteld die in 2016 is herzien. Er zijn bovendien door de jaren heen enkele gemeentelijke fusies geweest, waardoor het aantal gemeenten in De Bollenstreek is

teruggelopen naar zes. De GOM en de EBDB zijn op initiatief van de gemeenten opgericht, met als doel een gezamenlijke organisatie van het grondbeleid in de regio te realiseren (GOM) en een brug te slaan tussen in de streek gevestigde ondernemers en de publieke sector (EBDB). Er zijn dus nog meer

35 bewustzijn heerst over het bestaan van die instanties. De territoriale vorm is nog intact, al zijn er twijfels over de betrokkenheid van de gemeente Katwijk. Hoewel de grootste bloemenveiling (Flora Holland) op Katwijks grondgebied staat, heeft de gemeente Katwijk in regionale discussies meerdere petten op. Geïnterviewde F zegt daarover:

“Katwijkers zijn de kooplieden bij uitstek. De bijbel ligt onder het hoofdkussen, maar ze sluiten geen enkele optie uit. Die sjansen met Leiden en die sjansen met De Bollenstreek. En bij beiden zitten ze er gewoon met een been in. Die zullen nooit een keuze maken als ze niet worden gedwongen.”

(Geïnterviewde F).

Ook geïnterviewde G ziet dat er in Katwijk twijfels bestaan over het aanhangen van de identiteit van Bollenstreek:

“In De Bollenstreek zelf, die bollenvijf, dat gaat wel goed. Mijn zorg is Katwijk. Ik vind dat Katwijk er ook bij hoort. Maar Katwijk is een hele vreemde gemeente.” (Geïnterviewde G).

Desalniettemin lijken de overige vijf gemeenten wel achter het concept van De Bollenstreek te staan, en staat de verzameling van die gemeenten bekend als de ‘bollenvijf’. De symbolische vorm van de regio is met de bollensector nog aanwezig. Dit uit zich onder meer in de stijgende populariteit van De

Keukenhof. Kwamen in 2013 nog 800.000 bezoekers af op de bloemententoonstelling in het voorjaar, in 2019 was dat aantal gestegen tot ruim anderhalf miljoen (blikoplisse.nl, 2019). Ook de bloemencorso bestaat nog en doet met de parade alle gemeenten (met uitzondering van Katwijk) in De Bollenstreek aan. De kenmerken van een regionale identiteit volgens Paasi (2002) zijn nog altijd aanwezig. De dikte van die identiteit is echter niet gegroeid, maar eerder afgenomen:

“Als ik hier toen op bezoek kwam, dan praat je over twintig jaar terug, toen was het top of mind. Er werd veel aan het regionale pact gerefereerd. Je hoort het tegenwoordig veel minder. Er zijn natuurlijk een aantal mensen die weten met wat de GOM bezig is. Dat heeft als basis dan weer het Pact van Teylingen. Maar ik hoor het eigenlijk in de markt nauwelijks meer.” (Geïnterviewde F).

“Je ziet al deze gemeenten. Allemaal weer aan het kutviolen op de eigen vierkante meter.” (Geïnterviewde G).

Waar in de tijd vlak na het Pact de rijen volgens betrokkenen gesloten waren, zijn de gemeenten nu juist weer meer naar binnen gekeerd. De institutionele basis van de regio is met de GOM, de EBDB en de intergemeentelijke structuurvisie wel aanwezig, maar blijkt fragiel:

“De EBDB en de GOM zijn een bliksemafleider voor de gemeenten. Dan kunnen ze zelf lekker in hun eigen stof blijven rondwentelen. Dat is een slimme list. Je gaat lekker niet met z’n allen op dat schip zitten. Nee, je laat het aan een ander. Je huurt een schip in, en je zet er iemand op. En zelf blijf je lekker op de wal staan.” (Geïnterviewde F).

36 “Als het puntje bij het paaltje komt, beslist de gemeente. Zij moeten bestemmingsplannen wijzigen en kunnen daarmee oordelen of het plan goed is. De GOM kan het wel willen, maar zonder

bestemmingsplanwijziging kan je niets.” (Geïnterviewde E).

Op basis van deze beweringen lijkt de regionale identiteit een schijnidentiteit te zijn, die geen enkele gemeente echt aanhangt. Vanuit de betrokkenen in de bollensector zelf wordt dat net als in de tijd van voor het Pact van Teylingen anders ervaren:

“Een maand geleden zitten we in het motel van Sassenheim. Hele mooie, grote zaal. Helemaal versierd. Met tafels die gekocht zijn door bedrijven. En al die bedrijven zijn daar bijeen in het belang van de toekomst van De Bollenstreek. En dat lied wordt meer en meer gezongen.” (Geïnterviewde D). De motieven van de ondernemers worden door de andere respondenten echter ook nu in twijfel getrokken. Het is duidelijk dat de tulpen, hyacinten en narcissen veel toeristen naar de streek trekken. Samen met de stranden genereert dat veel inkomsten en werkgelegenheid voor de streek en alle dorpen afzonderlijk. Het is vooral een open netwerk dat enkel gebruikt wordt door bestuurders om te kunnen profiteren van het imago van de bloemen, die inmiddels ook nauw aansluiten bij het

uitgedragen nationale imago. Het neerzetten van de regionale identiteit heeft op die manier vooral een economisch karakter, wat door gemeenten inzet om naar buiten toe meer toeristen en dus meer inkomsten naar de eigen kernen aan te trekken. Volgens geïnterviewde F is dat zeker de motivatie voor het gebruik van een regionale identiteit. De symbolische vorm van de regionale identiteit is bovenmatig aanwezig:

“Jij zit hier middenin de koopmanscultuur. En de koopman is: proberen iedereen te vriend te houden en gewoon er tussendoor laveren. Zorgen dat je centen verdient. En daarvoor moet heel veel wijken.” (Geïnterviewde F).

De regionale identiteit, die daadkrachtig gevormd werd in de jaren tijdens en na het Pact van Teylingen en soms contouren had van een dikke identiteit, is nu weer flinterdun. De gemeenten kijken afzonderlijk weer naar hun eigen omgrensde gebied. En niet alleen op bestuurlijk niveau. Geïnterviewde C en F zeggen daarover:

“Als je kijkt nu, anno 2019, dan zie je dat De Bollenstreek nog steeds tien verschillende dorpen heeft.” (Geïnterviewde C).

“Om meteen maar antwoord te geven op wat een vraag van je zou kunnen zijn: Paul, zie jij nou veel bollenstreekachtige mentaliteit bij ondernemers of wat dan ook? Nou nee, bij bevolking ook helemaal niet. Wat je ziet is dat we weliswaar een Rabobank Bollenstreek hebben, maar dat we gisteren onze beste bijeenkomst van onze ledenraad hebben gehad. En waardoor is die nou heel goed? Omdat we weer marktteams gaan maken naar de kernen toe.” (Geïnterviewde F).

De dikte van de lokale identiteit ligt nog altijd bij de kernen in De Bollenstreek en de kenmerken van een dikke, regionale identiteit zijn verdwenen. De gemeenten zijn, net als in de periode voor het Pact van Teylingen, weergesloten plaatsen, met een breed gedragen, lokale cultuur die gebaseerd is op stabiliteit en historie. De regionale identiteit is in verval geraakt en heeft enkel nog de eigenschappen van een

37 dunne identiteit, die vooral gericht is op economische motieven. Voor de verschillende kernen is de lokale, dikke identiteit de enige identiteit:

“Ik ben een Sassemer. Ik ben geen Teylinger, ik ben ook geen Bollenstreker. Ik woon in Sassenheim en ik voel me Sassemer. Dat is natuurlijk zo met al die mensen.” (Geïnterviewde C).

“Een Noordwijkerhouter is een heel ander persoon dan een Noordwijker. Dat is gewoon zo, maar dat is ook niet erg.” (Geïnterviewde E).