• No results found

Fabrieks- en nijverheidsenquêtes van 1816 en 1819

In document Waar nijverheid naast landbouw bloeit (pagina 39-45)

Hoofdstuk 3 - De beroeps- en bedrijfsstructuur in Nieuwe Pekela en Oude Pekela in

3.1 De bedrijfsstructuur in de eerste helft van de 19e eeuw: de bronnen

3.1.2 Fabrieks- en nijverheidsenquêtes van 1816 en 1819

De beroepstelling van 1807 geef niet een volledige weergave van de bedrijvigheid omdat het in deze telling gaat om de gezinshoofden en niet om de totale beroepsbevolking. Het tweede minpunt van deze beroepstelling is dat het onduidelijk is bij welke categorie de gezinshoofden zonder beroep zijn geteld en wat het totaal aantal gezinshoofden was. Ten slotte, zijn de beroepscategorieën zeer breed en algemeen gekozen en is het daarom onduidelijk welk beroep in welke categorie valt, aldus Voerman.61

Toch biedt de beroepstelling van 1807 enig inzicht in de beroepsstructuur van de Beide Pekela’s in het begin van de 19e

eeuw. Vergeleken met de andere Oost-Groninger plaatsen die in de beroepstelling zijn opgenomen, lag het percentage boeren in Nieuwe Pekela en Oude Pekela aanzienlijk lager. In de plaatsen Kropswolde (43,81%), Windeweer (22,41%), Hoogezand (19,94%), Muntendam (20,43%), Meeden (18,48%), Onstwedde (36,31%) Zuidbroek (19,38%) en Borger (44,92%) lag het percentage dat werkzaam was in de agrarische sector hoger dan in de beide Pekela’s. Daarnaast is Oude Pekela in deze beroepstelling de plaats met procentueel de minste boeren in de Oost-Groningse Veenkoloniën.62 Juist de diensten- en nijverheidssector waren het sterkst vertegenwoordigd in Oude Pekela. Het lage percentage boeren lijkt een verband te hebben met de ligging van de dorpen. Alle plaatsen die langs de hoofddiepen lagen hadden een aanzienlijk lager aandeel boeren in de beroepsbevolking, dan de dorpen die niet langs de hoofddiepen gelegen waren.

3.1.2 Fabrieks- en nijverheidsenquêtes van 1816 en 1819

Naast de beroepstelling van 1807 zijn er nog twee enquêtes gehouden in het begin van de 19e eeuw. Deze enquêtes werden gebruikt om inzicht te krijgen in de toestand van de nijverheid in de provincie Groningen. De eerste enquête, ‘de statistische tabel der fabrieken en trafieken in de provincie Groningen’, is gehouden in 1816. In deze telling zijn alle fabrieken en trafieken opgenomen, samen met het aantal medewerkers in deze bedrijven en het gemiddelde loon van de werknemers. De meeste ambachten kwamen echter niet aan bod in deze telling. Deze lijst is dus onvolledig wanneer men een beeld van de beroepsstructuur in beide Pekela’s wil construeren.

61 Ibidem, 32.

40

De telling geeft echter wel inzicht in de hoeveelheid fabrieken in Oude en Nieuwe Pekela en geeft ons een beeld van de belangrijkste bedrijfstakken in beide dorpen. In de tabellen 1.2. en 1.3. zijn de resultaten van de enquête van 1816, van de gemeente Nieuwe Pekela en de gemeente Oude Pekela, weergegeven.

Tabel 3.2 Fabrieken en trafieken in de gemeente Nieuwe Pekela in 1816

Benaming Aantal bedrijven Aantal werknemers Loon

Bierbrouwerijen 4 4 50 cent per dag

Blauwververijen 3 - -

Grutmolens 4 - -

Veldkalkbranderijen 2 - -

Scheepstimmerwerven 1 2 90 cent per dag

Veentrafiek 1 (45 eigenaren) 400 (3 maanden per jaar)

1 á 1,5 cent per dag63

Bron: Regionaal historisch centrum Groninger Archieven, (800) Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950), toegangsnummer: 5561, Statistische tabel der fabrieken en trafieken in de provincie Groningen op den eersten augustus 1816.

Uit de tabel hierboven blijkt dat de fabrieksnijverheid in Nieuwe Pekela redelijk bescheiden was in 1816. Het dorp telde een aantal veldkalkbranderijen, grutmolens en blauwververijen. Alleen de bierbrouwerijen hebben een aantal werknemers in dienst. Verder telt het dorp één scheepstimmerwerf met twee werknemers. Wat opvalt is het veentrafiek, waarbij drie maanden per jaar wel 400 mensen aan het werk zijn. De veenafgravingen speelden in het begin van de 19e eeuw klaarblijkelijk nog een belangrijke rol in Nieuwe Pekela. Deze basisbedrijfstak ging echter in de loop van de 19e eeuw een steeds kleinere rol vervullen. Juist de scheepvaart, die haar bestaan had te danken aan de turfgraverij, begon steeds meer de motor te worden achter de economische groei in beide Pekela’s en in het gehele Veengebied.64

63 Het loon voor de veenarbeiders is overgenomen uit de enquête van 1816, maar 1 á 1,5 cent per dag is aan de lage kant en moet waarschijnlijk 1 á 1,5 gulden per dag zijn.

64

M. Clement, ‘De Groningse handel en zeevaart in de 19e eeuw’, in: P. Brood, e.a., Gronings historisch jaarboek (1994) 110. Keuning, De Groninger Veenkoloniën, 105. Voerman, Verstedelijking en migratie, 82.

41

Tabel 3.3 Fabrieken en trafieken in de gemeente Oude Pekela in 1816

Benaming Aantal bedrijven Aantal werknemers Loon

Blokmakerijen 3 1 75 cent per dag

Cichoreifabrieken 1 1 25 cent per dag

Grutmolens 2 2 40 cent per dag

Hoedenfabrieken 2 10 1 gulden per dag

Houtzaagmolens 1 2 1,25 gulden per dag

Jeneverstokerijen 1 - -

Kaarsmakerijen 1 1 75 cent per dag

Kalkovens en branderijen 2 Onbepaald, alleen als er gebrand werd

75 cent per dag

Leerlooierijen 3 2 75 cent per dag

Mosterdmolens 2 2 40 cent per dag

Oliemolens 1 3 60 cent per dag

Pelmolens 1 2 90 cent per dag

Roggemolens 1 3 80 cent per dag

Scheepstimmerwerven 12 19 Zomer: 90 cent per

dag

Winter: 50 cent per dag

Touwslagerijen 2 9 80 cent

per dag

Zeilmakerijen 1 2 75 cent per dag

Zeepziederijen 1 2 1,50 gulden per dag

Bron: Regionaal historisch centrum Groninger Archieven, (800) Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950), toegangsnummer: 5561, Statistische tabel der fabrieken en trafieken in de provincie Groningen op den eersten augustus 1816.

De telling in Oude Pekela laat een geheel ander beeld zien. In tegenstelling tot Nieuwe Pekela, waar er amper variatie was in de fabrieksnijverheid en waar het zwaartepunt lag op de veenafgraving, was er in Oude Pekela een groot en gevarieerd aanbod aan fabrieksnijverheid. Naast de hoeveelheid variatie, valt ook de hoeveelheid bedrijven van één specifieke bedrijfstak op, namelijk de scheepsbouw en alle bijbehorende bedrijven die tevens (gedeeltelijk) voor de scheepsbouw produceerden. In Oude Pekela stonden er 12 scheepswerven, met in totaal 19 werknemers. Daarnaast waren er drie blokmakerijen, één houtzaagmolen, twee touwslagerijen en één zeilmakerij. Van de in totaal 37 genoemde bedrijven waren er 19 bedrijven (51%) direct of indirect betrokken bij de bouw van schepen. Ook aan de hand van het aantal werknemers in deze bedrijfstak valt te zien dat Oude Pekela gespecialiseerd was in de scheepsbouw. Van de in totaal 98 mensen die in de fabrieken werkzaam waren in

42

Oude Pekela (eigenaren meegeteld) waren er 52 werkzaam (53%) in de scheepstimmerwerven en de bedrijven die indirect bijdragen aan de scheepsbouw. Uit deze enquête van 1816 kunnen een aantal zaken geconcludeerd worden. Ten eerste dat Oude Pekela een groter en gevarieerder aanbod had in de fabrieksnijverheid dan Nieuwe Pekela, ook al telde Nieuwe Pekela meer inwoners. Ten tweede lag de nadruk in Nieuwe Pekela nog voornamelijk op de veenafgravingen. Tot slot valt er te concluderen dat de scheepsbouw en de aanverwante bedrijfstakken ongeveer de helft van de fabrieksnijverheid in Oude Pekela in beslag namen, zowel in het totaal aantal bedrijven als in het aantal werknemers.

Naast de enquête van 1816 is er een tweede nijverheidsenquête afgenomen, deze keer werden alle fabrieken en ambachten van heel Nederland in kaart gebracht. Deze enquête, genaamd de Provinciale opgaven der fabrieken en werkwinkels in de provincie Groningen, is voor de gemeenten Nieuwe Pekela en Oude Pekela in de tabellen hieronder weergegeven.

Tabel 3.4 Fabrieken en werkwinkels in de gemeente Nieuwe Pekela in 1819

Benaming Aantal bedrijven Aantal werknemers Loon

Bierbrouwerijen 3 3 65 cent per dag

Blauwververijen 3 - -

Broodbakkerijen 16 8 65 cent per dag

Goud- en zilversmederijen

3 1 80 cent per dag

Grofsmederijen 6 3 65 cent per dag

Kleermakerijen 18 12 55 cent per dag

Korenmolens 2 2 75 cent per dag

Kuiperijen 4 - -

Linnenweverijen 8 3 55 cent per dag

Scheepstimmerwerven 3 1 70 cent per dag

Schoenmakerijen 18 4 50 cent per dag

Slagerijen 4 - -

Timmerwinkels 12 - -

Touwslagerijen 2 5 55 cent per dag

Olieververijen 7 - -

Wagenmakerijen 2 2 -

Bron: Regionaal historisch centrum Groninger Archieven, (800) Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950), toegangsnummer: 5562, Staat der fabrieken en werkwinkels op 31 december 1819.

43

Tabel 3.5 Fabrieken en werkwinkels in de gemeente Oude Pekela in 1819

Benaming Aantal bedrijven Aantal werknemers Loon

Blauwververijen 4 - -

Blokmakerijen (tevens mastenmakerij)

2 1 Zomer: 90 cent per

dag

Winter: 50 cent per dag

Boekbinderijen 1 - -

Broodbakkerijen 13 6 60 cent per dag

Cichoreifabrieken 1 2 55 cent per dag

Garentwijnderijen 2 7 70 cent per dag

Goud- en

zilverdraadtrekkerijen

1 - -

Goud- en zilversmederijen 3 1 80 cent per dag

Grofsmederijen 7 3 65 cent per dag

Hoedenmakerijen 2 10 70 cent per dag

Kaarsenmakerijen 1 2 20 cent

Kalkbranderijen 2 3 80 cent per dag

Kleermakerijen 12 7 60 cent per dag

Koperslagerijen 2 - -

Korenmolens 1 2 70 cent per dag

Kuiperijen 5 - -

Leerlooierijen 2 2 80 cent per dag

Linnenweverijen 6 8 60 cent per dag

Molenmakerijen 1 3 90 cent per dag

Olieslagerijen 2 6 90 cent per dag

Pelmolens 2 4 90 cent per dag

Scheepstimmerwerven 11 14 70 cent per dag

Schoenmakerijen 11 3 50 cent per dag

Slagerijen 7 3 60 cent per dag

Tabaksfabrieken 3 2 80 cent per dag

Timmerwinkels 13 6 70 cent per dag

Touwslagerijen 2 4 60 cent per dag

Olieververijen 7 - -

Zaagmolens 1 2 80 cent per dag

Zeepziederijen 1 1 80 cent per dag

Zeilenmakerijen 1 1 80 cent per dag

Bron: Regionaal historisch centrum Groninger Archieven, (800) Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950), toegangsnummer: 5562, Staat der fabrieken en werkwinkels op 31 december 1819.

De enquête van 1819 is aanzienlijk uitgebreider dan de enquête van 1816, omdat in de telling van 1819 ook de ambachten zijn meegeteld. Dit zorgt ervoor dat er een completer beeld ontstaat van de nijverheid en de beroepsstructuur in de beide Pekela’s.

44

In tabel 3.4. zijn de fabrieken en werkwinkels in de gemeente Nieuwe Pekela uiteen gezet. Vergeleken met de telling van 1816 zijn er een aantal verschillen te ontdekken. Ten eerste wordt er in de telling van 1819 niet meer gesproken over veentrafieken. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de manier van tellen, want de veenafgravingen waren nog steeds belangrijk in Nieuwe Pekela in 1819. Ten tweede valt het op dat het aantal scheepstimmerwerven toegenomen was van één naar drie werven. Het aantal werknemers was echter wel gedaald van twee naar één medewerker. Het aantal bedrijven in deze bedrijfstak was dus wel uitgebreid, maar de gemiddelde grootte van de bedrijven is was gekrompen. Tot slot zijn er een tweetal aanverwante bedrijfstakken in deze enquête opgenomen die tevens goederen produceerden voor de scheepsbouw, namelijk zes grofsmederijen (produceren van ankers en dergelijke), met drie werknemers en twee touwslagerijen met vijf werknemers. In Nieuwe Pekela breidden de scheepsbouw en de aanverwante bedrijfstakken zich dus rond het jaar 1820 enigszins uit.

De nadruk in de fabrieksnijverheid en de ambachten bleef echter liggen op de kleermakerijen, schoenmakerijen, timmerwinkels en de broodbakkerijen. Deze bedrijfstakken kwamen allen meer dan tienmaal voor in het dorp. Van de in totaal 112 bedrijven behoorden er 64 tot de bovengenoemde bedrijven (57%) en werkten er hier 88 van de 158 mensen in deze bedrijfstakken (56%).

Voor Oude Pekela gold niet hetzelfde als voor Nieuwe Pekela. Het aandeel kleer- en schoenenmakerijen, timmerlieden en broodbakkerijen was ook in Oude Pekela groot, maar in tegenstelling tot Nieuwe Pekela, behoorden de scheepstimmerwerven tot de groep meest voorkomende bedrijven in het dorp. In totaal waren er 129 bedrijven opgenomen in de telling. Elf daarvan waren scheepstimmerwerven (8,5%). Daarnaast zorgden de scheepstimmerwerven voor de meeste werkgelegenheid, met 25 arbeidsplaatsen.

Vergeleken met de telling van 1816 heeft Oude Pekela wel enigszins moeten inkrimpen als het gaat om de scheepsbouw en de aanverwante bedrijfstakken. Het aantal scheepswerven was met één afgenomen en daarbij zijn er vijf arbeidsplaatsen verloren gegaan. Tevens was het aantal blokmakerijen en het aantal arbeidsplaatsen in de touwslagerijen en zeilmakerijen afgenomen. Ondanks deze cijfers, en de afnemende bedrijvigheid in de scheepsbouw in Nieuwe Pekela, is het duidelijk dat de scheepsbouw nog steeds geconcentreerd was in Oude Pekela rond 1820.

45

3.1.3 De bedrijfsstructuur van Nieuwe Pekela en Oude Pekela 1819-1856: een

In document Waar nijverheid naast landbouw bloeit (pagina 39-45)