• No results found

Deel II Polen tijdens het communistische tijdperk

5. De opmaat naar herziening van de Poolse geschiedschrijving

5.1 Exclusivisme vs Pluralisme: de opkomst van Solidarność

De ‘politieke’ crisis van 1968 waren de eerste tekenen van de communistische neergang in Polen. Na de jaren van stalinistische onderdrukking was er vanaf de tweede helft van de jaren ’50 een kleine liberale opening ontstaan. Gomułka was zijn beloften voor meer vrijheden weliswaar niet nagekomen, maar onder studenten en Katholieke intelligentsia was er wel iets aangewakkerd. Hetzelfde gold voor de arbeiders die zich hadden verenigd en in maart ’68 waren opgekomen voor hun rechten. Omdat het politieke falen van de communistische partij aanbleef ontstond er debat over de manier waarop invulling gegeven moest worden aan het Marxisme. Politiek werd een publieke aangelegenheid en er was halverwege de jaren ’60 zelfs even sprake van publiek debat. Maar, de pluralistische visie van de intelligentsia en studenten vormden een bedreiging voor de etno-nationalistische communisten, omdat hun benadering botste met het exclusivisme van de partizanen. Met name de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog die geclaimd werd door de invloedrijke partizanen was moeilijk overeen te komen. Toch werd er sinds 1968 alvast een begin gemaakt met de herziening van de etno- nationalistische geschiedenis.204

De geschiedenis van Moczar was de ‘offici le’ versie van de Tweede Wereldoorlog, alle interpretaties die hierbuiten vielen werden zorgvuldig gecontroleerd. Dit gold met name voor de berichtgeving vanuit de Westerse media, waarin thema’s als de Jodenvervolging en de kampgeschiedenis –onder anderen door het wereldberoemde Eichmannproces onderwerp van debat waren geworden. Ook de rol van Polen werd hier onder de loep genomen bijvoorbeeld de vijandige Poolse houding ten opzichte van Joden maar Moczar deed alle kritiek af als een ‘anti-pools offensief’. Moczar reageerde met een propagandaoffensief waarin hij louter verhalen verspreidde over Poolse helpers en Joodse collaborateurs. Natuurlijk werden ook artikelen uit eigen land getoetst aan Moczar’s officiële geschiedschrijving. De strijd om de historische interpretatie van de Tweede Wereldoorlog bereikte zijn hoogtepunt toen de Wielka Encyklopedia Powszechna –de grote universele encyclopedie een artikel opnam in haar reeks waarin duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen concentratiekampen, ‘waar de meeste Polen gevangen zaten’, en vernietigingskampen, ‘waar hoofdzakelijk Joden werden omgebracht’. Naar aanleiding hiervan werden de zogeheten Encyclopedisten ervan beschuldigd het Poolse martelaarschap bewust onderbelicht te laten, dit in

204

81

tegenstelling tot het lijden van de Joden en de Duitsers. Hierop volgden ontslagen op de redactie van

Encyklopedia en werd een ‘gecorrigeerde’ versie van het artikel ge ist, waarin beschreven moest

worden dat álle kampgevangenen –Joden en Polen- in principe in aanmerking kwamen voor vernietiging.205

Een opvallend verschil tussen de Stalinistische jaren en de jaren ’60 is dat ‘Joden’ nu überhaupt genoemd werden in de geschiedschrijving. Dat wil niet zeggen dat er ook onderscheid gemaakt werd tussen specifiek het Joodse lot en het lot van de Poolse natie, maar de Joodse bevolkingsgroep werd in ieder geval niet langer genegeerd in historische teksten. Een voorbeeld hiervan is het pamflet van Poterański, dat in 1968 verscheen ter herdenking van de Opstand van Warschau. Hierin werden alle nationale minderheden als slachtoffergroep aangemerkt en er ging opvallend veel (negatieve) aandacht uit naar de Joodse geschiedenis in Polen, de Judenrat en de Joodse politie (de collaborateurs). Er werd verder niet gerept over een Jodenvervolging. Ditzelfde gold voor de publicaties van Pilichowski, hoofd van de onderzoekscommissie naar nazi-misdaden. Wanneer hij sprak over slachtoffers van nazi-kampen, dan sprak hij consequent over ‘Poolse slachtoffers’. Steinlauf concludeert in Bondage to the dead: “One can nevertheless arrive at the conclusion that the Holocaust was something that happened to Poles”. 206

Moczar’s geschiedenis over de Pools-Joodse relaties stond eveneens bol van verdraaiingen, overdrijvingen en verzinsels en hier ging een paranoïde kijk op de realiteit achter schuil. De partizanen geloofden in een wereldwijde samenzwering tegen Polen, die aangestuurd werd door West-Duitsland en de zionisten. Zij zouden uit zijn op de Poolse westgrens, maar ook de Poolse herinnering. De ‘Isra lische genocide’ in het Midden-Oosten werd volgens de partizanen (militair) gesteund door Duitsland en dit maakte dat de Isra li rs precies zoals de nazi’s waren. De veronderstelde alliantie tussen Joden en nazi’s ging volgens hen al terug naar de Holocaust, die zou bewust gecreëerd zijn om steun te vergaren voor de nieuwe Isra lische staat. Joden hadden dus op grote schaal gecollaboreerd met de nazi’s, en dit maakte dat in wezen Polen het slachtoffer was geworden van de Holocaust. Aan de hand van deze drogredenering wisten de partizanen zelfs de Holocaust te transformeren naar een Duits-Joodse samenzwering.207

De geschiedschrijving ging dus gepaard met een overvloed aan anti-joodse en antizionistische stereotyperingen. Omdat de campagne voornamelijk een politieke aangelegenheid was, reageerde de Poolse samenleving hier over het algemeen onverschillig op. Zelfs vanuit de Katholieke kerk, die de beschikking had over onafhankelijke pers en bekend stond om haar kritische houding ten opzichte van

205 Steinlauf, Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust, 80-81. 206

Ibidem, 82-83.

207

82

het communistische regime, was nauwelijks een kritisch geluid te horen. Na de campagne van 1968, die naast de interpretatie van geschiedenis ook gepaard ging met discriminatie, uitsluiting en gedwongen migratie van Poolse-Joden, bleef het tijdelijk stil rondom ‘de Joodse kwestie’ in Polen. Dit in tegenstelling tot het buitenland waar gesproken werd over “the end of thousand years”; het einde van duizend jaar Joden in Polen. Totdat zich in Polen, in de jaren ’70 opnieuw een crisis voordeed die leidde tot arbeidersopstanden en repressie. In dit politiek instabiele klimaat kwam de weg vrij voor de opkomst van een sterke oppositie.208

Gomułka werd, ondanks het succesvol neerslaan van de studentendemonstraties, uit zijn functie als Eerste partijsecretaris gezet. In 1970 werd hij opgevolgd door de voormalig secretaris van Katowice, Edward Gierek. Met het aftreden van Gomułka en de aanwas van jonge naoorlogse socialisten brak een nieuwe periode aan voor de Poolse bureaucratie. De ideologische toon van de nieuwe lichting communisten was gematigder en de focus lag op economische en sociale hervormingen ter bevordering van de Poolse levensstandaard. De welvaart nam misschien voelbaar toe, maar met de buitenlandse leningen die Gierek hiervoor was aangegaan bracht hij Polen nog dieper in de problemen. Het vertrouwen in de communistische partij had zijn dieptepunt nu bereikt. Gierek’s laatste strohalm waren de –inmiddels vertrouwde anti-joodse thema’s. Halverwege de jaren ‘70 startte hij een campagne waarin hij door middel van anti-joodse stereotyperingen een vijandige tegenstelling probeerde te creëren tussen zijn regering en zijn opponenten; de prominenten van de Katholieke vakbond Komitet

Obrony Robotnikόw (KOR). Ongeacht de etnische afkomst van de KOR-leden, verschenen er

overheidspublicaties waarin verondersteld werd dat zij niet-Poolse belangen behartigden, maar banden onderhielden met revisionistische, dan wel zionistische organisaties.209

De Katholieke bond KOR zette zich speciaal in voor families van werknemers die tijdens de protesten van maart ’68 veroordeeld waren en bood hen financi le, juridische en medische hulp. Hun doel was om zoveel mogelijk autonome centra en socialistische organisaties te stichten om zo de onderlinge solidariteit in Polen te herstellen. De bond beschikte over zijn eigen persorgaan en educatienetwerk; de

Uniwersytet Latający (de Vliegende Universiteit). KOR was opgericht door een groep van Katholieke

intelligentsia die zich eind jaren ’70 ging verdiepen in ‘de Joodse kwestie’. De progressieve katholieken gingen op zoek naar het Joodse verleden in Polen dat decennialang onbesproken was gebleven, en zij streefden ernaar het zwijgen rondom dit onderwerp te doorbreken. Zij gaven hier uiting aan door het

208

Ibidem, 88-90.

209 Michlic, J.B., Poland's threatening other: the image of the Jew from 1880 to the present (Lincoln, University of

Nebraska press 2006) 243 en Steinlauf, M.C., Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust (New York 1997) 259.

83

organiseren van ‘Joodse weken’ die in het teken stonden van de Joodse identiteit en cultuur. De KOR begon als klein genootschap, maar kreeg in de jaren ’80 veel jonge volgers. Dit waren veelal Polen van de naoorlogse generatie die de aanwezigheid van een Joodse gemeenschap in Polen nooit hadden gekend. Als niet-participant van de Pools-Joodse geschiedenis konden zij vaak niet anders dan concluderen dat de Joden uit Polen waren verdreven en werd een herziening van de Poolse geschiedenis voor hen van essentieel belang.210

De Katholieke bond vond in de jaren ’70 aansluiting bij een groep seculiere intellectuelen genaamd

Solidarność, een onafhankelijke vakbeweging die onder leiding stond van Lech Wałęsa. Gezamenlijk

streefden zij naar solidariteit en humanisme. De beweging werd in 1977 bekend na een publicatie van politiek activist Adam Michnik211. Hierin stelde Michnik het dualisme van het communistische systeem aan de kaak; de scheiding tussen publiek en privé moest volgens hem worden opgeheven, dit werkte enkel leugens in de hand, in plaats daarvan moest juist onderlinge verbondenheid worden gecreëerd. Daarnaast probeerde Michnik de lezer in te laten zien dat de Sovjet Unie het slecht voor had met de Poolse natie. ‘De Sovjet Unie was erop uit het Poolse bewustzijn te vernietigen, evenals de Poolse tradities die zij vervangen hadden voor een gefalsificeerd verleden om de huidige orde te legitimeren’.212 De Solidarność begon aanvankelijk als vakbond maar groeide al snel uit tot een breed gedragen, populaire beweging. De bond streefde naar menselijke waarden en kwam op voor iedereen, ongeacht religie, nationaliteit, ideologie of politieke voorkeur. Solidarność bracht arbeiders, intellectuelen, katholieken, maar ook etno-nationalisten en gedesillusioneerde communisten samen. De beweging telde binnen enkele weken maar liefst tien miljoen leden. Het streven naar samenwerking en verbondenheid bleek dan ook de sleutel tot succesvolle oppositie tegen de oppermachtige communistische partij.213

De Solidariteitsbeweging gaf leiding aan diverse stakingen, die ondanks overheidsingrijpen door middel van geweld en arrestaties, aan bleven houden. Omdat het vertrouwen in de PZPR inmiddels tot

210

Steinlauf, M.C., Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust (New York 1997) 92-94.

211

Adam Michnik won diverse onderscheidingen en wordt geroemd om zijn vermogen bruggen te slaan en compromissen te sluiten. Hij won onder anderen de Erasmusprijs. Het Comité omschreef Adam Michnik als volgt: "Adam Michnik verkent in zijn essays de ruimte tussen heroïstiek en verraad, tussen activisme en collaboratie en laat zien hoe hij de kunst van het compromis en tolerantie eigen heeft gemaakt." In: http://www.erasmusprijs.org/ Stichting Praemium Erasmianum, Erasmusprijs, oud-prijswinnaars, Adam Michnik 2001. Geraadpleegd: 26 juni

2014 12.58u. 212

Steinlauf, M.C., Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust (New York 1997) 90-91.

213

Voorheen had verzet van studenten, de intelligentsia en de arbeiders gescheiden van elkaar plaatsgevonden omdat zij allen verschillende belangen hadden. Onder Solidarność werden Poolse burgers verenigd door één gezamenlijk doel, namelijk: het aftreden van de communistische regering. Het samengaan van de Katholieke intelligentsia en de Solidariteitsvakbond was dan ook een succes gebleken.

84

een nulpunt was gedaald werden de communisten uiteindelijk gedwongen met hun oppositie te onderhandelen. De onderhandelingen resulteerde in de legalisering van de Solidariteitsbeweging en dit was de opmaat naar de val van de communistische partij. Met de legalisering van Solidarność ontstond een open sfeer in het publieke leven van Polen. Die openheid leidde ertoe dat weer veelvuldig werd teruggegrepen naar het verleden. Na jaren van onderdrukking en centralisering was er behoefte aan het verwerken en herdenken van gebeurtenissen in het verleden. In die periode werden dan ook tal monumenten opgericht en herdenkingen georganiseerd waarmee met name werd gememoreerd aan de Tweede Wereldoorlog. Gedurende die maanden werd in Polen dus massaal deelgenomen aan het cre ren van een ‘nationaal geheugen’. De Solidariteitsbeweging verspreidde haar boodschap door middel van talloze publicaties en patriottistische liederen. Zelfs priester droegen hieraan bij met het organiseren van herdenkingsceremonies en politiek beladen preken. De omstandigheden in Polen leken ideaal om de stilte rondom ‘de Joodse kwestie’ eindelijk te kunnen doorbreken. 214

Zestien maanden lang werd de openheid van de Solidariteitsbeweging getolereerd, totdat Generaal Jaruzelski in december 1981 een staat van beleg afkondigde. Duizenden activisten werden opgepakt, maar het verzet ging ondergronds verder. Er werd geprotesteerd door de verspreiding van pamfletten, patriottistische symbolen en religieuze iconen. Het ondergrondse circuit werd gekenmerkt door intellectuele en spirituele vrijheid en had daarom een grote aantrekkingskracht op Poolse jongeren. Hetzelfde gold voor de Katholieke kerk. De kerk was sinds de jaren ’70 weer een instituut die midden in de samenleving stond en nauw betrokken was bij sociale, culturele en politieke ontwikkelingen. Onder de katholieke studenten groeide de belangstelling voor het Judaïsme en het Joodse verleden in Polen. De Jood kreeg hiermee een heel nieuw imago en ging symbool staan voor het Oude Polen.215 Joden werden een soort een ‘mode’; Joodse muziek en Joods eten werden modern, er kwam aandacht voor Joodse literatuur en op lokaal niveau ontstonden initiatieven om Joods historisch erfgoed te conserveren. Op internationaal niveau werden Poolse historici in contact gebracht met historici uit het Westen en Israël. Hier kwamen verschillende conferenties en de oprichting van vakgroepen voor de studie naar Pools-Joodse relaties uit voort. De culturele –en wetenschappelijke productie met betrekking tot Joodse thema’s was enorm; er werden films geproduceerd, toneelstukken geschreven en

214

Er werden bijvoorbeeld een herdenkingen georganiseerd ter nagedachtenis aan de Opstand van Warschau en voor de slachtoffers van Katyń. In: Steinlauf, M.C., Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust (New York 1997) 98.

215

Met ‘het Oude Polen’ wordt verwezen naar het Pools-Litouwse gemenebest die in de 16e eeuw tot stand kwam. Het gemenebest bestond uit Polen, Oekraïne, Wit-Rusland en de Baltische staten. Binnen de gemenebest vielen veel dorpen en steden waarin Orthodoxe Joden breed vertegenwoordigd werden. In: Steinlauf, Bondage to the

85

tentoonstellingen gemaakt. Ook verschenen er lokale geschiedenissen over Joodse gemeenschappen, diverse monografieën over het lot van de Joden en werden er tal van Holocaustmemoires uitgegeven.216

In 1981 riep de bond onder de slogan: ‘bouwen aan een nieuw en rechtvaardig Polen voor iedereen’, op tot onafhankelijkheid van de Poolse republiek. De PZPR poogde nog eenmaal door middel van propaganda haar machtspositie te redden. Opnieuw werd de stereotypering van de Joodse staatsvijand toegepast. De communistische partij verspreidde zogenaamde Solidarnośćbrochures waarin de leiders van de Solidariteitsbeweging zichzelf Joden noemden die de intentie hadden een nieuw Polen te stichten. Dit soort antisemitisme joeg echter geen angst meer aan en vond dan ook geen weerklank.217 Generaal Jaruzelski besloot nu in te spelen op het filosemitisme van dat moment en nodigde wereldwijd Joden uit om de veertigjarige herdenking van de Opstand van Warschau bij te wonen. Vanuit de Solidariteitsbeweging kwam kritiek op de betekenisgeving van de opstand uit 1944; de communistische regering herdachten enkel het Poolse martelaarschap en verzet terwijl de Joodse slachtoffers werden genegeerd. De Joden in de getto’s waren immers niet eens in de mogelijkheid geweest deel te nemen aan dit heldhaftige verzet, stelde activist Edelman. ‘Joden konden niet kiezen voor een esthetische dood’, maar “died unimpressively: in terror and darkness”.218

Terwijl de intelligentsia de geschiedenis van de Pools-Joodse relaties door middel van kritische essays aan de kaak probeerde te stellen, werd Polen in 1985 definitief wakker geschud door het verschijnen van de documentaire Shoah, van Claude Lanzmann. In deze wereldberoemde documentaire wordt de Holocaust vanuit drie perspectieven getoond: het perspectief van de slachtoffers (Joden), dat van de daders (nazi’s) en vanuit het perspectief van de getuigen (Polen). Hoewel Lanzmann in zijn documentaire geen waardeoordeel geeft, brengen de Polen het er slecht vanaf. Uit de interviews kwam namelijk een beeld naar voren van Polen die wel degelijk zagen wat er met hun Joodse medeburgers gebeurde, maar hier bewust hun ogen voor hadden gesloten om verantwoordelijkheid te ontlopen. Het thema ‘Pools-Joodse relatie tijdens de Holocaust’ kwam nu volop in het publieke discours. Polen voelde en interpreteerde de documentaire als regelrechte aanval. De Poolse pers verviel dan ook weer meteen in het oude patroon; de schuld werd afgeschoven op de vermeende staatsvijanden van Polen, in dit

216

Ibidem, 102-105.

217

Michlic, J.B., Poland's threatening other: the image of the Jew from 1880 to the present (Lincoln, University of Nebraska press 2006) 243 en Steinlauf, M.C., Bondage to the dead: Poland and the memory of the Holocaust (New York 1997) 260.

218

86

geval Duitsland, die via deze weg een poging deed de nazimisdaden te rechtvaardigen en uit de Europese herinnering te schrappen.219

Door de komst van de televisie werd de discussie die Lanzmann’s documentaire had aangewakkerd tot in de Poolse woonkamers gevoerd. Het was voor het eerst in het naoorlogse Polen dat een debat zoveel publieke aandacht kreeg. De algemene reactie was in lijn met die van de regering; de meerderheid vond de documentaire anti-Pools en voelde zich aangevallen door het Westen. Die reactie kwam voort uit het typisch Pools dualisme, dat wil zeggen dat Polen enkel in staat was te denken in termen van schuldig en onschuldig en er geen ruimte bestond voor nuance. Polen weigerde schuld te bekennen iets hier tussenin bestond niet in de Poolse denkwereld dus Polen plaatste zichzelf automatisch weer in een slachtofferrol. In 1987 nam Jan Błonski in zijn essay ‘De arme Polen kijken naar de getto’220 kritisch stelling in tegen deze Poolse houding. Błonski stelde hierin dat de Poolse psyche volledig bezoedeld was door de jarenlange rationalisering en ontkenning van de Holocaust, maar dat er in werkelijkheid een ondraaglijk schuldgevoel schuilging achter het feit dat zij hier getuigen van waren geweest. Polen waren volgens hem dan ook niet schuldig aan misdaden, maar het is de historische context namelijk dat Joden eeuwenlang onderdeel uitmaakten van de Poolse natie die hen schuldig maakte. Polen hadden tijdens de Holocaust geen enkele solidariteit met hun medeburgers getoond en zelfs toen zij na jaren van gevangenschap of onderduiken terugkeerden, werden zij niet gezien. Polen had de Holocaust volgens Błonski volledig uit het collectieve geheugen gewist, simpelweg omdat zij hier geen morele lessen uit konden trekken en niet medeplichtig wilden zijn. Maar, stelt Błonski, ‘Polen kan er niet langer omheen omdat het schuldgevoel altijd zal blijven knagen’. Wanneer Polen in het reine wil komen met het verleden dient het de geschiedenis in zijn geheel te zien. Vervolgens zou Polen de schuld voor de gedeelde verantwoordelijkheid moeten erkennen en daarna om vergiffenis vragen, aldus Błonski.221

Er kwamen veel Poolse reacties op het essay van Błonski, die waren in de meeste gevallen negatief. Deze kritieken geven duidelijk de publieke opinie van dat moment weer. Tevens laten de vele reacties waarin anti-joodse stereotyperingen werden aangehaald zien hoezeer het antisemitisme in de Poolse samenleving verankerd was. Polen waren dan ook geneigd alle herinneringen binnen een ideologisch en moreel kader te plaatsen. Het Poolse denken werd in die tijd mooi blootgelegd omdat de opkomst van

219

Steinlauf, Bondage to the dead, 110-111.

220

Błonski’s essay was gebaseerd op een gedicht van Miłosz, genaamd ‘Een arme Christen kijkt naar de getto’.