• No results found

Deel I Polen voor het communistische tijdperk

2. Van vernietigingskamp naar museum: de oprichting van Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau

2.3 Auschwitz in dienst van het heden

In 1947, het jaar dat het Staatsmuseum haar deuren opende, was er al kennis genomen van het feit dat er in concentratiekamp Auschwitz-Birkenau een gerichte genocide op Joden had plaatsgevonden. Zeker in kringen van het museumbestuur en het Ministerie van Kunst en Cultuur moet deze informatie bekend zijn geweest. Het betrof hier veelal academici die zelf onderzoek deden naar Auschwitz of die hier vanuit hun professie nauw bij betrokken waren. Desondanks werd de ‘Judeocide’ gemarginaliseerd en werd nadrukkelijk gekozen voor een nationale koers. Waarom werd er zoveel nadruk gelegd op de nationale geschiedenis? Omdat museum en gedenkplaats Auschwitz-Birkenau direct onder toezicht van het Ministerie van Kunst en Cultuur stond, zou een logische verklaring zijn dat hier een politieke overweging aan ten grondslag lag.91

Gerealiseerd moet worden dat de voormalig Poolse regering toentertijd nog steeds in ballingschap verkeerde en het daadwerkelijke landsbestuur op dat moment met behulp van de Sovjet Unie werd overgenomen door de communisten. De aanwezigheid van het Rode Leger in Polen, de (vage) bepalingen van de conferentie in Jalta (februari 1945) en de gespannen verhoudingen tussen Oost en West maakten die machtsovername mede mogelijk. Het nieuwe bestuur van Polen werd samengesteld uit voornamelijk socialisten en communisten –waaronder ook oud-politiek gevangenen die vanuit hun machtsposities invloed uitoefenden op het Staatsmuseum in Oświęcim. Het was dan ook niet toevallig dat het zojuist aangestelde museumbestuur van Auschwitz-Birkenau voornamelijk bestond uit oud- verzetsstrijders die deel uitmaakten van linkse organisaties. Hoe dan ook, volledige zelfstandigheid was bij voorbaat al uitgesloten vanwege de financiële afhankelijkheid van het museum.92

90 In en om Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau werden verschillende kruizen geplaatst waarmee een religieuze

lading werd gegeven aan het kamp, de misdaden en de doden. De rode driehoek die verwijst naar de de politieke gevangenen (dit waren veelal Polen) werd op vlaggen afgebeeld. In: Pelt, R.J., van, Dwork, D., Auschwitz. 1270 to

the present (Londen 1996) 367. 91

Huener, J., Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 1945-1979 (Ohio 2003) 74-78.

92

Onder anderen oud-gevangene Józef Cyrankiewicz; hij werd in 1947 minister-president, en Ludwik Rajewski, hoofd van de afdeling musea en monumenten t.b.v. de Poolse martelaars. Het waren dan ook de linkse oud- gevangenen die de Poolse minister Bolesław Bierut in 1945 hadden opgeroepen het kampgebied te beschermen en te conserveren, “The soil of Auschwitz, stained with blood and mixed with the ashes of martyrs calls for the care

38

Uit hoofdstuk 1 is al gebleken dat de cohesie in de Poolse samenleving vóór 1939 gering was en dat antisemitisme werd toegepast om de eigen nationale identiteit te bepalen en te verstevigen. Onder jarenlange bezetting en terreur in de periode 1939-1945, was de Poolse maatschappij nog meer ontwricht geraakt. Het enige waar hoop uit werd geput en een gevoel van eenheid creëerde was het grootschalige verzet in Polen. Verschillende Poolse verzetsorganisaties schaarden zich in 1944 onder het

Armia Krajowa en hadden tijdens de Opstand van Warschau hun daadkracht getoond. Het Armia Krajowa was voor de meeste Polen dan ook het belangrijkste referentiekader wat de Tweede

Wereldoorlog betreft. Ook was algemeen bekend dat deelname aan georganiseerd verzet zwaar werd bestraft. De politieke gevangenen werden dan wel niet meteen de gaskamers in gestuurd, maar kregen straffen in de vorm van marteling, de hongersdood of werden alsnog geëxecuteerd. Omdat Auschwitz veel nationaliteiten had gekend en relatief veel overlevenden telde, verwierf het concentratiekamp internationale en nationale bekendheid. Dat in dit beroemde concentratiekamp Auschwitz-Birkenau de nationale geschiedenis van Polen werd verteld was voor de burgers hier een belangrijke bevestiging van ‘het Poolse lijden’. Deze plek werd dan ook verankerd in het Pools cultureel geheugen en andersom raakte het Pools cultureel geheugen verweven met Auschwitz.93

Omdat de heldendaden van Poolse verzetsstrijders perspectief bood en het nationaal elan hoog hield, had de Poolse regering al tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten dat Auschwitz een belangrijke symbolische bestemming zou krijgen waar de Poolse strijd herdacht zou worden. Maar, met de komst van nieuwe feiten dreigde de nationale geschiedenis hier nu overschaduwd te worden door ‘het Joodse lijden’. Doordat het Pools nationalisme bedreigd werd door de Shoah, werd ook de collectieve herinnering aan het Poolse heldendom ondermijnd. Daar kwam natuurlijk bij dat het collectieve beeld van Joden hier in die jaren niet positief was en dat er nog behoorlijk veel anti-joods geweld in Polen voorkwam. De pogrom van Kielce in 1946 was landelijk bekend geworden en had tot verwoede discussies geleid over de toekomst van Joden in Polen. Wellicht deed dit de Poolse regering en het Staatsmuseum besluiten de Joodse genocide bewust te marginaliseren, om zo nog meer anti-joods sentiment te voorkomen. Daarnaast speelde op dat moment de communistische machtsovername in Polen. Poolse-Joden die tijdens de oorlog naar de Sovjet Unie waren gevlucht werden vaak geassocieerd met de communistische ideologie en de gehate Sovjetvijand. De communisten in Polen die zojuist aan de macht waren gekomen wilden natuurlijk voorkomen dat het museum anticommunistische gevoelens zou oproepen en zouden om die reden de Joodse geschiedenis opzettelijk genegeerd kunnen hebben. of state and society. For eternity this soil must remain the property of the entire nation and be commemorated with dignity”. In: Express Wieczorny 24 februari 1947.

93

39

Wanneer zij de Joodse slachtoffers een centrale rol in het museum hadden toebedeeld was dit een risico geweest voor hun eigen prille machtspositie.94

Kortom, de politieke situatie in Polen was op dat moment instabiel en vanuit diverse invalshoeken kan worden vastgesteld dat het uitvergroten van het Poolse martelaarschap, in plaats van de Holocaust, op dat moment de veiligste politieke keuze was. Dit thema creëerde eenheid en het minimaliseerde anti-joods geweld en anticommunisme. Wellicht speelde het bezoekersaantal ook een rol; een nationaal epos zou in Polen immers meer bezoekers hebben getrokken dan een tentoonstelling over het lot van de Joden. Dit te hebben vastgesteld kan misschien voorzichtig geconcludeerd worden dat het negeren en marginaliseren van de Holocaust in het museum en de gedenkplaats Auschwitz- Birkenau niet perse in verband staat met antisemitisme, maar veeleer te verklaren is vanuit politieke keuzes die gemaakt werden op basis van de maatschappelijke situatie op dat moment. Wanneer we een stap verder gaan, zouden we zelfs kunnen stellen dat het maken van onderscheid tussen Joods en niet- Joods juist antisemitisch zou zijn, en dat het maken van geen onderscheid –zoals in die tijd gedaan werd dit niet is. 95

Los van de inhoudelijke invulling van de tentoonstelling speelde er ook een ander belangrijk aspect mee in de vormgeving van het museum. Namelijk dat het museum hoofdzakelijk geconcentreerd was in Auschwitz I en voor een klein deel in Birkenau96. De omvang van het herdenkingscentrum behelsde daarmee slechts een fractie van het originele concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Voor de kunstmatige afbakening van het museum is toentertijd bewust gekozen, maar de bezoeker wordt hierover niet duidelijk ingelicht. Naast praktische redenen zoals de hanteerbaarheid van het terrein, gebrek aan capaciteit (geld en arbeid) en de schaarste en woningnood direct na de oorlog, lag aan de afbakening van het terrein en de gebrekkige informatievoorziening nog een andere belangrijke politieke motivatie aan ten grondslag.

Concentratiekamp Auschwitz-Birkenau besloeg ongeveer 500 hectare land, bestaande uit landbouwgrond, maar ook een aanzienlijk industriecomplex waar tijdens de oorlog hoogwaardige chemische industrie had plaatsgevonden. Voor Polen was dit een ideale bijkomstigheid, want de fabrieken die de nazi’s hier hadden gebouwd konden zij nu zelf in gebruik nemen ten behoeve van de eigen economie. De Poolse regering had gepoogd de Duitse olieraffinaderijen en chemische fabrieken al

94

Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration 76-78.

95

Ibidem, 76-78.

96

Hier werden opzettelijk de paardenstallen getoond als standaard verblijfplaatsen voor gevangen. De hoogwaardige bakstenen barakken in Auschwitz I bleven bewust onderbelicht. In: Pelt, R.J., van, Dwork, D.,

40

in februari 1945 over te nemen, maar door de aanwezigheid van het Rode Leger ging dit niet zomaar. Rusland liet de fabrieken, met inzet van krijgsgevangen, in rap tempo ontmantelen en transporteerde zoveel mogelijk onderdelen naar het Oosten. Pas in september 1945 kreeg Polen het fabrieksterrein in zijn bezit.97 Onder leiding van directeur Pawlikowski werd op de restanten van de IG Farben fabriek de chemische fabriek Zakłady Chemiczne Oświęcim neergezet. Maar, wie moesten er in die fabrieken werken? Het stadje Auschwitz dat na de oorlog Oświęcim was gaan heten, telde na de oorlog slechts nog 4000 inwoners, terwijl er tijdens de Duitse bezetting alleen al in de IG Farben fabriek 20.000 dwangarbeiders werkzaam waren geweest98. 99

De industri le nalatenschap van de nazi’s was –in grote tegenstelling tot de concentratiekampen een grote zegen voor Polen. Echter, de geïmplementeerde Duitse industrie kon alleen in stand gehouden worden wanneer er meer arbeidskracht beschikbaar was. Omdat de economische belangen groot waren werden ongeveer 30.000 Poolse burgers naar Oświęcim ‘geïmporteerd’. Dit waren veelal ontheemde Polen uit de oostelijke provincies (Pruisen) die met de komst van het Rode Leger verdreven waren uit hun woongebied. Ogenschijnlijk was het economische belang groter dan het historische, want de fabrieken moesten blijven draaien ook al ging dit ten koste van het historische erfgoed. Dat deze economische keuze toentertijd werd gemaakt is heel begrijpelijk, maar dat decennialang verzwegen werd dat het industriecomplex een essentieel onderdeel van het concentratiekamp heeft uitgemaakt is te betreuren. Met name omdat de geschiedenis van Auschwitz hier was begonnen, omdat Auschwitz-Birkenau van oorsprong een werkkamp was. Doordat bewust gekozen werd om ook deze feitelijkheden te negeren werd de geschiedenis opnieuw ondermijnd.100

Het industriegebied, Auschwitz III-Monowitz en al zijn subkampen, maar ook de voormalige

Kartoffelnbaracken (het distributiecentrum waar onder anderen agrarische producten werden

opgeslagen voordat deze naar Duitsland werden vervoerd) zijn stuk voor stuk primaire bewijsstukken

97 Setkiewicz, P., The Histories of Auschwitz IG Farben Werk Camps (Oświęcim 2006).

98 Het betreft hier het totaal aantal gevangenen die werkzaam zijn geweest in de IG Farben fabriek, in de periode

1941-1945. Zij werkten hier natuurlijk onder slechte omstandigheden. Ongeveer 10.000 dwangarbeiders stierven dan ook aan uitputting of ziekte. Deze omstandigheden zijn dus niet vergelijkbaar met de naoorlogse werksituatie en de Poolse fabriek zou dan ook niet zoveel arbeiders nodig hebben. Daarentegen werkten de dwangarbeiders wel zo’n 12 uur per dag, zoveel uren zouden de ‘vrije’ arbeiders niet maken. De vergelijking tussen IG Farben en

Zakłady Chemiczne Oświęcim is bedoeld ter indicatie: het betreft hier een grote fabriek die in een stadje met

dusdanig weinig inwoners onmogelijk in functie kon blijven.

99

Starink, L., Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië (Amsterdam 2013) 132-133 en Citroen, H., ‘Dood spoor: zestig jaar na de bevrijding’ (februari 2005). Via: http://vorige.nrc.nl/europa/in_europa/article1866528.ece nrc.nl, archief.

100

Citroen, H., ‘Dood Spoor: zestig jaar na de bevrijding van Auschwitz’ in: http://vorige.nrc.nl/europa/ NRC

41

van een geschiedenis die rechtstreek in verband staat met de Duitse ‘Drang nach Osten’. De stad Auschwitz was in wezen de belichaming van de Duitse ‘Lebensraum utopie’; een wereldideaal waarin het Herrenvolk de Üntermensch onderwierp aan slavernij en waar het Germaanse ras zou overheersen.101 Helaas, in januari 1945 begon de nazi-stad al uiteen te vallen, samen met de historie ervan. Dat er onvoldoende capaciteit was om dit gehele gebied te conserveren is in te denken, maar het feit dat er geen openheid was over de werkelijke historie van Auschwitz is opmerkelijk. Hans Citroen stuitte tijdens zijn onderzoek in Oświęcim op het veelgehoorde argument: ‘er moet in Oświęcim ook nog geleefd worden’ en dat is ook exact wat hier vanaf februari 1945 gebeurd is. Er werd bewust een fysieke scheidslijn – met behulp van de originele kampinfrastructuur tussen het museum en de stad gecreëerd, zodat de industrie en landbouw in Oświęcim met de komst van de nieuwe bewoners dienst kon blijven doen. Het onderscheid tussen kamp en stad werd ook een mentale afscheiding tussen vroeger en nu en met de tijd werd dit de waarheid. Omdat de naam Auschwitz negatieve associaties opriep, sprak de lokale bevolking dan ook liever over ‘het museum’.102

Met het marginaliseren en negeren van de Joodse genocide en de subkampen buiten Auschwitz I en Birkenau, kunnen we stellen dat de geschiedenis die in het museum gepresenteerd werd slechts een fractie van de totale kampgeschiedenis omvatte. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat het vertellen van de (volledige) Auschwitz-geschiedenis zeer bewerkelijk is. Het kamp is tijdens zijn bestaan namelijk constant aan verandering onderhevig geweest. Oorspronkelijk was Auschwitz bedoeld als strafkamp, vanaf 1941 diende het hoofdzakelijk als interneringskamp en in 1943 kreeg het ook de functie van vernietigingskamp.103 Het kan niet anders dan dat de museumopzichters en de Poolse regering zich er terdege bewust van zijn geweest dat hun bezoekers destijds verkeerd en onvolledig geïnformeerd naar huis terugkeerden. Klaarblijkelijk waren de politieke en economische doelstellingen van groter belang en werden de grenzen van kamp Auschwitz daarom flink ingedamd en duidelijk afgebakend, zodat deze niet langer in relatie stond met de rest van de omgeving.104 Het museumterrein werd nu hanteerbaar en de ideologische boodschap kon daardoor sterker worden uitgedragen. Van Pelt en Dwork stellen in het standaardwerk Auschwitz: 1270 to the present dat de originele nazi-architectuur misschien ook wel te

101

Laarse, R., van der, Nooit meer Auschwitz? Oratie uitgesproken op 24 januari 2012, ter gelegenheid van zijn aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap van de Westerborkleerstoel: Erfgoed van de oorlog.

102

Citroen, H., Starzyńska, B.,Oświęcim-Auschwitz (Rotterdam 2011) 27-28.

103 Citroen, Starzyńska, Oświęcim-Auschwitz, 51. 104

Citroen, H., ‘Dood spoor: zestig jaar na de bevrijding’, in: http://vorige.nrc.nl/europa/in_europa/, NRC

42

mooi en te intelligent was om de geschiedenis van terreur en onderdrukking geloofwaardig over te brengen.105

Conclusie

In Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau werd in de periode 1945-1949 een onvolledige kampgeschiedenis gerepresenteerd. Het museum ging nadrukkelijk over het Poolse lijden, terwijl overige slachtoffergroepen en kampervaringen genegeerd en gemarginaliseerd werden. De vormgeving van het museum was dan ook grotendeels in handen van oud-politiek gevangenen uit Polen die andere kampervaringen hadden dan bijvoorbeeld Joodse gevangenen. In de aanloop naar het museum werden de afmetingen van het nazi-kamp drastisch teruggebracht; het museumterrein moest hanteerbaar worden en er was niet voldoende capaciteit om het gehele kamp te conserveren. Aan het verdwijnen van de originele kampstructuren lagen echter ook politieke en economische overwegingen ten grondslag. Zo werd de nazi-industrie opgenomen in het naoorlogse leven van Oświęcim en werd het ‘kampterrein’ kunstmatig afgebakend om de boodschap van het Poolse nationaal martelaarschap zo goed mogelijk uit te kunnen dragen. Dat er in het kamp een Jodenvervolging had plaatsgevonden was wel bekend, maar werd opzettelijk buiten beschouwing gelaten. De Jodenvervolging zou de eigen nationale geschiedenis overschaduwen en eventueel anticommunistische sentimenten kunnen oproepen.

105

44