• No results found

Deel II Polen tijdens het communistische tijdperk

3.2 De expositie Auschwitz-Birkenau: een representatie van de overwinning op het Westers

Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau diende tijdens de Koude Oorlog als politieke spreekbuis. Ideologie, politieke doeleinden, internationale verhoudingen en spiritualiteit waren thema’s die gedurende de jaren 1949-1989 in het voormalig concentratiekamp werden gerepresenteerd. De kampgeschiedenis van Auschwitz werd hiermee in dienst gesteld van het heden. Welke geschiedenissen zijn hier door de jaren heen verteld en welk effect heeft dit gehad op de Poolse herinnering aan de Holocaust?

129 Machcewicz, P., Polski Rok 1956 (Warschau 1993) 216-231. In: Michlic, J.B., Poland's threatening other: the image of the Jew from 1880 to the present (Lincoln, University of Nebraska press 2006) 350.

130

Mazowiecki, T. “Anti-Semitism of good and kind people” in: Under one heaven: Poles and Jews, speciale editie (1998): 30.

131 Szaynok, B., ‘The role of Antisemitism in postwar Polish-Jewish relations’ in: Blobaum, R. (ed.), Antisemitism and its opponents in modern Poland(Londen 2005) 283.

132

51

In de jaren 1949-1953 kwam museum en gedenkplaats Auschwitz-Birkenau volledig in dienst te staan van de communistische partij en de Sovjet Unie. Daarmee vond een verschuiving plaats in de interpretatie en representatie van de kampgeschiedenis. Het zwaartepunt van de tentoonstelling kwam nu te liggen bij de strijd tegen het Westerse fascisme. Auschwitz werd de belichaming van de overwinning op fascistisch Duitsland, maar vormde ook een belangrijk instrument om de ernst van de huidige Westerse ‘dreiging’ over te brengen. Het verspreiden van negatieve beeldvorming over het imperialistische Westen was bedoeld om onder Polen solidariteit met de Sovjet Unie te creëren.133

Aan het begin van deze fase van Sovjetisering kwam de Polska Zjednoczona Partia Robotnicza (PZPR) aan de macht. Haar voornaamste doel op dat moment was het creëren van een achterban. De partij deed dit door zorgvuldig in te spelen op de verlangens, maar ook vooral op de angsten van de Poolse burgers. In april 1949 organiseerde de partij een herdenkingsdag in Auschwitz, waarbij zij protesteerden tegen de oorlog en ‘nooit meer concentratiekampen’. Het protest was gericht tegen het ‘agressieve’ Westen. Want, zo stelde de PZPR, ‘de snelle opbouw van Duitsland met behulp van de Angelsaksische landen stond allemaal in het teken van de gezamenlijk verovering van het Oosten’. Dit verklaarde ook het bombardement op kamp Auschwitz III-Monowitz in 1944, die erop gericht was de toekomstige industrie van Polen te vernietigen. Voormalig gevangene en partijactivist Jan Chlebowski waarschuwde: “just as Anglo-American capital armed the Hitlerite hordes, so today it arms the murderers and mercenaries of Chiang-Kai-Shek and Dutch imperialists”134. Door het zaaien van angst legitimeerde de communistische partij haar alliantie met de Sovjet Unie; aansluiting bij deze grootmacht was immers de meest veilige keuze. Met Auschwitz in het kielzog was succes gegarandeerd, omdat het concentratiekamp in direct verband stond met de Poolse nationale geschiedenis en daarmee alle Polen aansprak.135

Sinds de machtsovername van de PZPR in 1947 werd Auschwitz geclaimd door de communisten. De plek was aanvankelijk niet zozeer interessant voor de politieke agenda van de PZPR en daarom is er nog sprake van geweest om het concentratiekamp af te breken en het een nieuwe, economische functie te geven. In deze overweging speelde ook mee dat zij de Stalinistische misdaden die tijdens de Tweede Wereldoorlog waren begaan graag wilden verdoezelen.136 Echter, de communisten realiseerden zich ook

133 Huener, J., Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 1945-1979 (Ohio 2003) 80. 134

In: Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 80.

135

Ibidem, 79-80.

136

Dit werd ook wel het Oświęcim Zaorać argument genoemd. Het argument was waarschijnlijk afkomstig vanuit de communistische top van de partij en werd verspreid om het afbreken van kamp Auschwitz aan te moedigen. Het argument hield in dat het grondgebied van Ascuhwitz een economisch productieve bestemming zou moeten krijgen. De voorstanders van verdwijning van het kamp wilden hier tevens mee voorkomen dat naast de

52

dat Auschwitz niet zomaar kon worden weggevaagd. Uit de bezoekersaantallen bleek dat het voormalig concentratiekamp een belangrijke pelgrimsplek voor veel Polen was137. Auschwitz was onderdeel van de Poolse nationale geschiedenis en het behoud ervan was een eerbetoon aan de Poolse slachtoffers. Het feit dat het kamp essentieel onderdeel uitmaakte van de Poolse geschiedschrijving en daarmee kon worden ingezet als politiek machtsinstrument, maakte het behoud van kamp toch aantrekkelijk. Het museum bleef dus bestaan maar het moest wel in dienst staan van het socialisme.138

De Poolse raad van bescherming die zorg droeg voor monumenten en erfgoed stelde in 1948, samen met de historische commissie van het museum, de nieuwe richtlijnen op voor de toekomst van Auschwitz. In die tijd bestond er veel publiek en politiek debat over de invulling en betekenisgeving van het voormalig nazi-kamp. Een publicatie van Jerzy Putrament toonaangevend auteur en lid van de

PZPR waarin hij aanstuurt op de sluiting van het museum bracht een hevige discussie op gang.

Putrament maakte op sarcastische wijze duidelijk dat de nieuwe plannen voor het museum sensatiegericht en te Amerikaans zouden zijn. Hij schrijft: “We are far from America, that’s for sure. But it appears that the Auschwitz museum is aimed in no other direction”. Putrament was van mening dat het grondgebied en de aanwezige faciliteiten hier beter konden worden ingezet ten behoeve van het economische Driejarenplan.139 Journalist Kazimiers Koźniewski stelde dat Auschwitz-Birkenau geen representatie van de geschiedenis was omdat het al lang zijn authenticiteit had verloren. Auschwitz was in plaats van een monument een museum geworden en vertegenwoordigde daarmee enkel een weergave van de werkelijkheid, maar géén realiteit. De musealisering van het kamp had volgens hem juist afstand gecreëerd tussen de bezoeker en het echte Auschwitz.140 Met dit standpunt sneed Koźniewski een bredere ethische discussie over erfgoed aan. Want, was dit anders geweest wanneer Auschwitz nog wel authentiek was geweest? En is een geconserveerd of gereconstrueerd Auschwitz überhaupt een representatie van de geschiedenis te noemen?141 Huener verdenkt Putrament en

nazimisdaden ook de herinnering aan de stalinistische terreur weer zou opleven. Herdenkingen in Auschwitz- Birkenau zullen immers al gauw aan de werkkampen in de Sovjet Unie, de deportatie van Polen en het bloedbad van Katyń gerelateerd worden. In: interviews met Kazimierz Smoleń –voormalig museumdirecteur- en Lucjan Motyka –voormalig Minister van Cultuur- afgenomen door J. Huener in 1993-1994.

137 In 1949 telde museum Auschwitz-Birkenau maar liefst 250.000 bezoekers en op de feestdag Allerheiligen

brachten 3500 pelgrims een bezoek aan de plek. In: Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of

commemoration, 91. 138 Ibidem, 81-82. 139

Putrament, J., “Notatki o Oświeçimiu” in: Odrodzenie (1948) 23: 3. Geciteerd in: Huener, J., Auschwitz, Poland,

and the politics of commemoration, 1945-1979 (Ohio 2003) 87-88.

140 Koźniewski, K., “Drażliwny problem” in: Prezekrόj (september 1948) 179:3 en Wolni Ludzie (september 1948).

Geciteerd in: Huener, J., Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 1945-1979 (Ohio 2003) 87-88.

141

53

Koźniewski ervan hun radicale stellingen onder aansturing van de communistische partij gepubliceerd te hebben om de publieke opinie met betrekking tot Auschwitz te kunnen peilen. Dit vanwege hun politieke achtergrond en banden met de PZPR.142

Dankzij de chaotische situatie op het Auschwitz terrein in de eerste jaren na de oorlog was manipulatie van het erfgoed en de kampgeschiedenis nog erg gemakkelijk. Allereerst werd de toon van de tentoonstelling aangepast, deze moest positiever en daadkrachtiger. In plaats van slachtofferschap en tragedie werden nu strijd en overwinning de dominante thema’s. Omdat de Sovjetgestuurde regering meer controle wilde hebben over de inhoud van het museum gaf het in 1950 opdracht tot een totale reconstructie van de tentoonstelling. De blokken 5 tot en met 11, blok 17 en de blokken 19 tot en met 21 werden gerenoveerd en volledig in lijn gebracht met Stalin’s Culturele Revolutie. Dat wil zeggen: de religieuze en nationale symbolen werden vervangen voor monumenten ter nagedachtenis aan de socialistische overwinning en in plaats van nazi-Duitsland en de communisten waren ‘de fascisten’ en ‘de imperialisten’ nu de belichaming van de vijand.143

Onder aansturing van de Marxistische Tadeusz Hołuj, lid van Auschwitz’ Historische Commissie, werd allereerst blok 21 onder handen genomen. Dit was het laatste blok in de gehele expositie en moest daarom een positieve boodschap bevatten, aldus Hołuj. Blok 21 was –in tegenstelling tot eerdere plannen waarin alle getroffen landen een eigen nationale tentoonstelling zouden krijgen internationaal georiënteerd en stond in het teken van de Europese internationale strijd tegen de fascistische bezetter. De nadruk lag op de kracht en overwinning van het communisme en op de vooruitgang. De term fascisme was meer internationaal en minder tijdsgebonden dan het nazisme; het duidde de kampslachtoffers aan maar ook de huidige vijanden. In de tentoonstelling werden recente voorbeelden aangedragen van het huidige imperialisme zoals: het bombardement op Hiroshima, de antikoloniale strijd, de Korea-oorlog en de nog steeds bestaande concentratiekampen in onder anderen Spanje, Griekenland en Joegoslavië. De internationalistische toon sprak met name de linkse activisten en verzetsstrijders aan, maar was door de snelle internationale ontwikkelingen ook moeilijk actueel te houden. De expositie werd met een positieve boodschap over de successen van het Poolse Zesjarenplan en het Vijfjarenplan van de Sovjet Unie afgesloten.144

De tentoonstelling over de Pools-Duitse relatie in blok 15 werd eveneens gerenoveerd en ook hier werd het thema nazisme vervangen voor het wereldwijde fascisme. Sterker nog, in plaats van anti- Duitse sentimenten werd hier nu ‘de Duitse kracht van de vooruitgang’ gebaseerd op het Duitse

142 Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 90-91. 143

Ibidem, 80-81.

144

54

verleden van de 19e en 20e eeuw geprezen. De opkomst van het nazisme in Duitsland had volgens deze expositie namelijk de discrepantie tussen het communisme in West-Europa en het communisme in de Sovjet Unie getoond. De Duitse deling in 1949, waarbij Oost-Duitsland tot de Sovjet Unie ging behoren en West-Duitsland opging in het imperialistische Westen, bevestigde dit verschil. De Duitse genocide kwam volgens de tentoonstelling ‘Sources of genocide’ dan ook enkel voort uit fascisme en viel niet de gehele Duitse natie te verwijten. Met andere woorden: de communisten in de Duitse Democratische Republiek (DDR) hadden hier geen schuld aan. Zij waren door de communistische ideologie juist verbroederd met de Sovjet Unie.145 Het antisemitisme van de Nazi’s zou dan ook slechts een dekmantel zijn geweest om de massa af te leiden van de ware vijand; de communisten. De idee van raciaal onderscheid en genocide stamde dan ook al uit de tijd van het Brits-Amerikaans imperialisme, de Boerenoorlog was hier een voorbeeld van. Met deze representatie van de genocide werden de Jodenvervolging en de nazimisdaden sterk gerelativeerd en gemarginaliseerd.146

Toen West-Duitsland in 1949 het Noord Atlantisch Verdrag ondertekende, was dit voor Stalin reden om zijn centraliseringbeleid in het Oosten aan te scherpen. Omdat de militaire dreiging groter werd streefde Stalin ernaar alle Oost-Europese landen te verenigen tot één sterk Sovjetblok. Dit was ook voelbaar in Polen; de PZPR vergrootte de partijcontrole op diverse terreinen en zo ook op culturele zaken. Dit betekende dat de minister van kunst en cultuur niet langer eindverantwoordelijk was voor het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau, maar dat alle blauwdrukken voor de nieuwe exposities door de partij en zelfs de minister-president goedgekeurd dienden te worden. Vervolgens deed de propaganda- afdeling van het Centraal Comité enkele aanbevelingen: de PZPR diende meer invloed uit te oefenen op de tentoonstellingen, het zou meer nadruk moeten leggen op herdenken en nationalistische accenten zien te vermijden. De industriële massamoord op de Joden bijvoorbeeld, leidde teveel af van de antifascistische boodschap en strookte niet met Stalin’s kosmopolitisme.147

Het opzettelijk negeren van de Shoah uitte zich in de tentoonstelling “The extermination of millions” van blok 4. Dit blok, ook wel de ‘Jewish hall” genoemd, werd pas sinds enkele maanden aan de Joodse slachtoffers van Auschwitz gewijd, maar die bestemming werd toch teruggedraaid omdat de genocide op Joden niet relevant was voor de PZPR, noch voor het Poolse nationale geheugen. Hoewel het onderwerp van de expositie nog steeds ‘massavernietiging’ heette, werd de Joodse slachtoffergroep niet

145 Ook Polen, die bang was zijn nieuwe westgrens weer kwijt te raken, werd sinds de aansluiting van de DDR bij de

Sovjet Unie geacht niet langer anti-Duits te zijn. Daarmee dienden ook alle anti-Duitse uitingen in museum Auschwitz-Birkenau verwijderd te worden. In: Huener, J., Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration,

1945-1979 (Ohio 2003) 100. 146

Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 94-95, 102.

147

55

meer specifiek benoemd. Teksten waarop expliciet nationaliteiten stonden vermeld werden verwijderd en opnieuw werden ‘de Amerikaanse imperialisten’ ervan beschuldigd de nieuwe nazi’s van die tijd te zijn. Ook de interpretatie van de historische documentatie werd volledig bepaald door ideologische en politieke motieven. Deze ontwikkeling in museum Auschwitz-Birkenau vond tegelijkertijd plaats met een zuivering van het staatsapparaat waarbij antisemitisme eveneens om politieke redenen werd aangewend.148

Het doorvoeren van dit soort wijzingen geeft heel duidelijk de functionaliteit van Auschwitz in die jaren weer en toont aan hoe flexibel het collectieve geheugen is. Door de politieke functie die het museum nu had, was Auschwitz niet langer een eerbetoon aan de slachtoffers zoals het in de jaren 1945-1947 was geweest. Want, zo stelde de voorzitter van de historische commissie Wincenty Hein, ‘de manier waarop tot dusver uiting werd gegeven aan martelaarschap en leed kan beschouwd worden als teken van zwakheid en een gebrek aan politiek realisme’. Ook Zygmunt Balicki vicevoorzitter van het ministerie van cultuur waarschuwde de Raad van Bescherming voor Monumenten voor ‘de cultivering van het lijden’.149 Omdat het voormalig nazi-kamp een uniek soort museum was die nog niet over een gevestigde tentoonstelling beschikte, was het –in tegenstelling tot de gerenommeerde musea zeer geschikt als educatie -en propagandamiddel. De Poolse bezoeker (waaronder veel scholieren) leerde hier dat de ‘ware ideologie’ –het communisme onoverwinnelijk was en werd gestimuleerd om in verzet te komen tegen het kapitalistische Westen.150

In 1949 richtte de communistische regering de Unie van Vrijheidsstrijders en Democratie (Związek

Bojownikόw o Wolność i Demkracjęe, of ZBoWiD) op waarin diverse veteranenorganisaties, oud-

gevangenen en verzetsstrijders werden verenigd. De unie werd opgericht om nationale sentimenten in Polen terug te dringen en de communistische ideologie naar Sovjetmodel te verspreiden. De ZBoWiD oefende ook invloed op het staatsmuseum uit door hier tal van herdenkingen en demonstraties te organiseren en daarmee de betekenisgeving van het museum te bepalen. Met hun anti-imperialistische protesten vanuit kamp Auschwitz en hun eerbetoon aan de ‘camp of peace’; de Sovjet Unie, droeg ook de unie bij aan de antifascistische interpretatie van de kampgeschiedenis. De protesten werden dusdanig politiek beladen dat ze vaak op geen enkele manier meer in relatie stonden tot Auschwitz.151 148 Ibidem, 101-102. 149Ibidem, 85-86. 150 Ibidem, 84. 151

Bijvoorbeeld: tijdens een demonstratie in april 1950 verzocht ZBoWiD de Fédération Internationale des Anciens

Prisonniers Politiques alle aanhangers van Tito uit de organisatie te zetten. Deze oproep tot politieke zuivering

stond in geen enkel opzicht in verband met voormalig concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. In: Huener, J.,

56

Om ook de invloed van de Katholieke kerk in de Poolse maatschappij te kunnen reguleren trachtte de ZBoWiD tevens door te dringen tot het kerkelijk instituut. In 1949 richtte het de zogeheten ‘Patriottistische priesters’ op; een groep van priesters die het communistische regime binnen de Katholieke kerk vertegenwoordigde en daarmee een tegenhanger vormde van de anticommunistische Katholieke kerk. De organisatie werd zichtbaar toen de zogeheten ‘Priesterscommissie’ –een commissie bestaande uit priesters die tevens oud-gevangene of oorlogsveteraan waren werd opgericht en zou gaan dienen als forum voor kerkelijk activisme. De veteranenafdeling binnen de kerk ging dus een samenwerking met de overheid aan om zich ging in te zetten voor de strijd tegen het fascisme. De doelstellingen van de commissie waren: te infiltreren binnen de clerici, het verkrijgen van katholieke steun voor het buitenland beleid en ‘het beschermen en cultiveren van herinneringen aan de vrijheidsstrijd van de natie en de samenleving’. 152

In 1950 ging de commissie met maar liefst 470 priesters op pelgrimage naar Auschwitz en zij namen hier deel aan een bijzondere demonstratie. De demonstratie vond namelijk plaats in samenwerking met de communistische regering en bevatte een duidelijke politieke boodschap. De demonstratie was gericht tegen de atoomdreiging van het Westen en draaide uit op een ‘viering’ van het Pools nationalisme in de barakken van Auschwitz I. Zo werd er gebeden voor president Bierut en ter afsluiting van de demonstratie werd het volkslied ten gehore gebracht. Nog nooit eerder had een afvaardiging van de Katholieke kerk zo duidelijk sympathie voor het Sovjetregime getoond. De patriottistische organisaties waren dan wel niet zo populair onder de geestelijken, zij hadden wel het gewenste effect. De kerk had zich door aanwezigheid bij deze Auschwitz-demonstratie ‘officieel’ achter het beleid en de historische interpretatie van de Sovjet Unie geschaard.153

Concentratiekamp Auschwitz-Birkenau werd dus gereduceerd naar de weergave van een ideologische strijd. Auschwitz moest een hedendaagse, internationale relevantie hebben en werd de belichaming van de internationale klassenstrijd. Huener omschreef dit als volgt: “to exploit Auschwitz as an ideological battlefield and tool of the party”. De partijcontrole over de tentoonstelling en museummedewerkers was dan ook zeer groot. Zelfs museumdirecteur Tadeusz Wąsowicz werd vervangen omdat hij niet voldoende politiek gericht was. Door de ideologische indoctrinatie en nieuwe politieke betekenis van Auschwitz werden de verschrikkingen van de kampgeschiedenis afgezwakt en raakte de herdenkingscultuur meer ingetogen. Toen Stalin in 1953 overleed en de Koude oorlog de fase van détente inging, werd daarmee ook de politieke betekenisgeving van Auschwitz irrelevant. De

152

Huener, Auschwitz, Poland, and the politics of commemoration, 97-99.

153

57

tentoonstelling ‘Struggle and Victory’ in blok 21 werd gesloten omdat deze niet langer actueel was en opnieuw laaide de discussie over de bestemming van het grondgebied van Auschwitz-Birkenau op. Dit duidde erop dat Auschwitz niet langer interessant was als politiek of didactisch instrument, maar het hing ook samen met het wanbeleid van het museum dat in de jaren 1950-1955 voor financiële problemen had gezorgd.154

Ondanks de onzekere status van Auschwitz bleven de bezoekers naar het museum komen voor een eerbetoon aan bijvoorbeeld familieleden of om ‘de Poolse tragedie’ te herdenken. Het Poolse karakter van Auschwitz was dus ondanks de gewijzigde boodschap in stand gebleven. De oud-gevangenen Tadeusz Hołuj, Kazimierz Smoleń en Franciszek Targosz maakten in 1953 een begin met het ‘terugclaimen’ van Auschwitz-Birkenau door een onofficiële bijeenkomst in het kamp te organiseren. Zij kwamen bijeen om opnieuw historische documentatie over Auschwitz te verzamelen, deze documentatie was tijdens de jaren van het Sovjetregime vrijwel genegeerd. Deze eerst poging om de kampgeschiedenis aan de ideologische Sovjetrestricties te onttrekken deed de PZPR realiseren dat er hervormingen nodig waren. In 1955 werd Smoleń als directeur aangesteld en kreeg het museum budget om de huidige tentoonstelling te verbeteren en uit te breiden. De periode van politieke dooi en destalinisatie had ook effect op het staatsmuseum; de stalinistische retoriek van de jaren 1949-1953 werd weer vervangen voor een nationalistisch idioom.155

Conclusie

De Stalinistische jaren zouden een dempend effect op het antisemitisme in Polen gehad moeten