• No results found

Evolueren naar een samenleving zonder vrouwvriendelijke wetgevingen

Hoofdstuk 10 De toekomstige verhouding man-vrouw

10.3 Evolueren naar een samenleving zonder vrouwvriendelijke wetgevingen

In deze sectie proberen we een antwoord te vinden op de volgende vragen: kunnen we evolueren naar een samenleving waarbij we geen maatregelen moeten nemen omtrent genderaspecten? Kunnen we binnen x aantal jaren de quota-wetgevingen afschaffen?

De politiek blijft door een concurrerend klimaat gekenmerkt waarbij de mannen makkelijker de overhand krijgen, vertelt mevrouw Byttebier. Als er dan geen regelgevend kader is, dan zullen vrouwen minder aanwezig zijn. Niet omdat ze echt uitgesloten worden, maar eerder omdat er geen rekening met hun bekommernissen gehouden wordt. Meneer Van Nuffel is het hiermee eens. Meneer Jellema zegt dat als het ritssyteem of quota niet verplicht zijn, partijen naar hun “oude DNA” zullen terugkeren. Je mag er dus niet vanuit gaan dat de pariteit voor eeuwig verworven is.

“Rien n’est acquis” (Meneer jellema, Etterbeek)

Mevrouw Van Den Broucke deelt deze mening. Ze hoopt in principe om de quotaregelgeving en pariteit te kunnen afschaffen omdat evenwicht de normaliteit zou moeten zijn. Maar zowel de bevolking als de politieke partijen moeten er klaar voor zijn. Of dat binnen de komende jaren het geval zal zijn, blijft een vraag. Ze is echter wel hoopvol want vroeger moesten de Nederlandstalige kandidaten binnen Brussel vechten voor een plaats, terwijl tegenwoordig de Nederlandstalige

kandidaten, veel makkelijker dan vroeger, een verkiesbare plaats op de Franstalige lijsten ontvangen.

Mevrouw Byttebier zegt dat ze niet gelooft dat we als democraat geboren zijn. Ook mevrouw Persoons, zegt dat de regelgeving een vorm van democratisch herstel is. Het kan zijn dat de

veranderende mentaliteit voor blijvende verandering zorgt, maar het kan ook dat na verloop van tijd de politiek weer naar zijn oude vorm evolueert. Persoons, die een voorstander van het ritssyteem is, hoopt dat we in de toekomst zonder kunnen leven, maar ze durft er haar hand voor in het vuur te steken dat het niet gaat lukken.

“De colleges zijn redelijk evenwichtig verdeeld, maar kijk eens naar de burgemeesters. Schepen zijn, is een job die veel impact op je privéleven heeft. Je moet veel meer dan een? parlementair beschikbaar zijn. Het vergt veel avonden

en weekenden.” (Mevrouw Persoons, Brussel Stad)

Volgens mevrouw Roex zijn het ritssyteem en quota-maatregelen geen doel op zich maar eerder een middel om het uiteindelijke doel te bereiken. We zijn door deze hulpbronnen goed op weg naar pariteit. Mevrouw Roex hoopt op een continuüm. Ze haalt aan dat we binnen x aantal jaren de focus

van vrouwen naar andere doelgroepen kunnen verleggen. Mevrouw De Vos is tegen een

quotaregeling maar vreest dat vrouwen zonder quota onvoldoende in de politiek aanwezig zijn. Het is spijtig, maar we kunnen niet anders, besluit ze.

Hoofdstuk 11 Conclusie

Deze masterproef zoekt een antwoord op de onderzoeksvraag of de ordonnantie van 1 maart 2018 pariteit in de Brusselse schepencolleges brengt. Zoals we aangaven bevat de Ordonnantie veel uitzonderingen. In welke mate ondermijnen deze de ordonnantie in de praktijk?

Een eerste opvallende vaststelling is dat de oorspronkelijke ordonnantie verschilt van de gestemde ordonnantie. In de gestemde ordonnantie wordt pariteit wel vooropgesteld, maar kunnen

schepencolleges in de praktijk kiezen voor het 1/3 principe. Meneer De Lille gaf aan dat de indieners met de wijzigingen akkoord zijn gegaan omdat er in principe niet onder de minimale 1/3

aanwezigheid van het minderheidsgeslacht kan gedoken worden. Verwijzend naar de verschillende uitzonderingen, die in de ordonnantie zijn opgenomen, stelt ook de heer Ghyssels dat de

ordonnantie een compromis is. Tijdens de interviews kwamen enkele discussiepunten omtrent de uitzondering van de OCMW-voorzitter en de schepen van de minderheidstaalgroep aan bod. Zo was bijvoorbeeld meneer De Lille bang dat gemeenten voornamelijk de uitzondering omtrent de

minderheidstaalgroep zouden misbruiken. Tijdens de interviews met de schepenen werd dit tegengesproken. De meeste gemeenten vonden het normaal dat er een poging tot pariteit werd gedaan en dachten er niet aan alle uitzonderingen te gebruiken. Omdat een schepencollege slechts uit enkele personen bestaat, is het echter niet altijd eenvoudig om pariteit te bereiken. In die zin juichen ze de flexibiliteit van de ordonnantie toe.

De ordonnantie is enkel van toepassing op de Brusselse gemeentes. De vraag was dan eerder hoe het komt dat het Brussels Gewest de voorloper is. De schepenen gaven hierbij drie mogelijke redenen, die elkaar onderling beïnvloeden. Ten eerste is Brussel een jong gewest met jonge inwoners die vaak frisse en nieuwe gedachten meebrengen. Ook is Brussel een stadgewest en hebben steden vaak een progressiever bevolking en dus sterkere progressieve partijen. Voor hen zijn thematieken zoals de gendergelijkheid belangrijk. Hierdoor neemt Brussel, volgens de schepenen, de leiding in de gendergelijkheid binnen de uitvoerende mandaten.

De indieners van de ordonnantie beoogden meer vrouwelijke politici in de uitvoerende mandaten. Voor meneer De Lille die, alvorens parlementslid te worden, eerst schepen en nadien staatssecretaris bevoegd voor Gelijke Kansen is geweest, was dit een belangrijke strijd. Volgens meneer Ghyssels is de ordonnantie een stap naar een beter gendervertegenwoordiging. De schepenen zijn het hiermee eens. In principe is het jammer dat er zulke regels moeten bestaan, maar zonder deze wetgeving zou de politiek voornamelijk een mannelijke aangelegenheid blijven. Zowel indieners als schepenen zien quota als een noodzakelijk kwaad. Ze voelen dat de maatschappij verandert, maar zijn er

tegelijkertijd van overtuigd dat het nog behoorlijk lang zal duren alvorens we zonder quota kunnen. Een mentaliteiswijziging is immers een trage aangelegenheid.