• No results found

Evaluatie: Mislukken Fries Regionaal Media Centrum

4. Resultaten: Fries Regionaal Mediacentrum

4.3 Evaluatie: Mislukken Fries Regionaal Media Centrum

“De stekker gaat uit het Fries Mediacentrum”, kopt de Leeuwarder Courant op 31 oktober 2017 (LC, 2017) ON . “Fries mediacentrum van de baan”, melden Omrop Fryslân en Friesch Dagblad op dezelfde dag. De Leeuwarder Courant wijdt in het artikel het afketsen van de samenwerking enkel aan de Mediawet. Deze biedt volgens hen geen ruimte voor samenwerking tussen publieke en private mediabedrijven. Ook Omrop Fryslân geeft de Mediawet als enige knelpunt aan voor het niet doorgaan van een structurele samenwerking. “Omrop Fryslân mag geen geld verdienen aan programma's die worden gemaakt met publiek geld. Andersom geldt dat ook. De NDC mag geen geld verdienen aan registraties van Omrop Fryslân. Als dat wel het geval is, zou het Commissariaat voor de Media ingrijpen”, schrijft de omroep op haar website (Omrop Fryslân, 2017) ON . Het Friesch Dagblad is minder stellig: “Onder meer de Mediawet maakt de oprichting onmogelijk” (Friesch Dagblad, 2017) ON ”, en de krant citeert daarmee de commissaris van de Koning Arno Brok.

In dit hoofdstuk wordt het FRMC geëvalueerd. De drie mediabedrijven zijn het er naar

buiten toe over eens dat het mislukken van het samenwerkingsproject komt door juridische beperkingen. Uit dit onderzoek blijkt echter dat er meer gespeeld heeft. Het mislukken van een duurzame samenwerking tussen de drie grootste media van Friesland is te wijten aan een samenspel van meerdere redenen. De hieronder genoemde knelpunten worden dus niet in volgorde van urgentie opgesomd.

4.3.1 Mediawet

Doordat er onder het FRMC een duurzaam verdienmodel zou moeten komen te liggen werd tegen de Mediawet aangelopen. Een commercieel medium mag geen winst maken aan publiek gefinancierde content en een publiek medium mag geen geld verdienen aan commercieel gefinancierde content. Projectleider Annema geeft aan dat de opdracht bij voorbaat al erg lastig te realiseren zou zijn. “Het is sowieso al heel erg moeilijk om in de journalistiek een aardig verdienmodel te bedenken maar helemaal als jij een verdienmodel wilt organiseren waardoor

zo'n mediacentrum zichzelf kan bedruipen tussen commerciële uitgevers of in ieder geval titels van een commerciële uitgeverij en een publieke omroep want daar staat gewoon de Mediawet zo snoeihard tussen”. Ook Koster realiseerde zich dat de formulering van de subsidiebeschikking een probleem zou gaan opleveren. “Ja terwijl we in alle eerlijkheid ook wel grote twijfel hadden of dat ooit zichzelf zou kunnen bedruipen. Want hoe zou je dat moeten bekostigen?” Op de vraag hoe überhaupt beoogd werd geld te verdienen aan het platform Nijs reageert Kooistra illustrerend “Je ne sais pas”.

Door de betrokkenen is vooral gekeken of er via kaartverkoop van evenementen een duurzaam verdienmodel zou kunnen ontstaan. Hier is echter niet voor gekozen omdat er een aanzienlijke kans zou bestaan dat de bedrijven zouden worden teruggefloten door het Commissariaat voor de Media. Het risico op een boete was te groot. Annema geeft aan dat de website exploiteren door middel van advertentiegelden vermoedelijk de enige optie was waarbij men niet tot de orde zou worden geroepen door het CvdM. Maar hij plaatst daar direct ook al een grote kanttekening bij. “ Dat je natuurlijk met buttontjes en bannertjes op een site geen geld verdient, ten minste niet voldoende om daar grote ambities mee te hebben”. Waarom er desondanks niet gekozen is om met advertenties geld te verdienen wordt hierna uitgelegd.

4.3.2 FRMC, ondermijning eigen verdienmodel

Naast dat de Mediawet dus een drempel opwierp in het vormen van een gezamenlijk project, speelden ook de belangenverschillen een grote rol. Indien er wel een verdienmodel was gekomen, of er was wel geld verdiend met de portal/site Nijs.frl dan zou dit het verdienmodel van NDC ondermijnen. “Dat platform hebben we reclamevrij gehouden. Want op het moment dat we hadden gezegd we gaan daar wel commerciële mogelijkheden op aanbieden dan had NDC geroepen van ‘ho jongens je komt nu eigenlijk aan ons verdienmodel’”, legt projectleider Annema uit. Bedrijven die zouden adverteren op de website van Nijs zouden niet meer adverteren op de websites van de NDC, zo was de onderliggende redenatie. “Dan kom je in termen van kannibaliseren”, aldus Snijder.

“Bovendien had ik daar (een extra medium) geen belang bij. Ik had belang dat ze naar www.frieschdagblad.nl gaan, en Hans Snijder, [...], wij hadden belang bij onze eigen internetnieuws. En dat was al lastig genoeg. Dus ik heb dat nooit gezien.”, legt Kooistra uit. Een extra (sterk) medium dat een groot publiek trok zou dus schadelijk zijn voor NDC. “Wat je

natuurlijk wilt is dat iedereen bij al het Friese nieuws denkt: we moeten naar de lc.nl”, legt Van Dijk het belang van NDC uit. Hij onderkent dat de belangenverschillen te groot zijn geweest om gezamenlijk een sterk platform op te richten. “ Ja ja, en ik denk. maar dan echt ik denk. Dat alle verschillende belangen, de belangen verschillen zijn te groot. En misschien moet je wel zoals Limburg zeggen. Als je wilt dat nijs.frl alles is, dan moet je misschien wel zeggen dan is lc.nl minder belangrijk maar dat gaan we niet zeggen. En dan ga je zo hybride op twee paarden wedden. Zo werkt het niet”, aldus Van Dijk. Een extra medium zou adverteerders wegtrekken bij hun eigen sites terwijl advertentiegelden, samen met abonnees, nog altijd de belangrijkste inkomstenpost zijn voor NDC.

Deze belangenverschillen zijn vanuit de mediapartijen ook gecommuniceerd naar de provincie. “Daar is altijd ook duidelijk naar voren gekomen dat het erg moeilijk was om publiek en privaat geld bij elkaar te brengen. Kranten die hebben een ander belang. Ze hebben natuurlijk allemaal een journalistiek belang. Maar de kranten bij ons die zijn commercieel, en de omroep is dat niet”, aldus Duijff.

4.3.3 Friesch Dagblad, geen heil in online

Een ander knelpunt is dat gedurende het project de hoofdredacteur van het Friesch Dagblad zijn twijfels had bij de algehele transitie van de journalistiek naar online. “Wat is het verdienmodel voor een uitgever om naast print internet te gaan doen? Dat is er dus nog steeds niet”, uit Kooistra zijn twijfels. “Je moet je realiseren dat 98% of 95% van de omzet van een krantenbedrijf komt uit print en uit advertenties in print. En internet kost”, legt Kooistra uit. “Dus ik vond dat als je nieuws weggeeft, dan kun je het schudden dat je er ooit nog voor betaald krijgt. En ik vond dat het in Friesland niet goed mogelijk was om een winstgevende portal op te zetten”, vervolgt hij. De focus voor het Friesch Dagblad bleef in die tijd dus op print gericht.

Een portal zoals Nijs.frl past dan ook niet binnen deze opvatting. “Zij hebben natuurlijk tot dat moment onder die oude hoofdredacteur het standpunt gehad. Wij geven onze journalistiek verhalen niet weg, want als je onze verhalen wilt consumeren dan moet je die krant maar kopen”, zegt projectleider Annema daarover. Wat er vanuit het Friesch Dagblad op Nijs.frl kwam te staan was volgens de projectleider “oude meuk”. Hoewel het Friesch Dagblad wat betreft schaal de kleinste speler van de drie partijen was, is het niet bevorderlijk voor de samenwerking dat één van de partijen niets ziet in een online medium.

4.3.4 Concurrentieverhouding

Een ander knelpunt voor het niet slagen om op structurele basis samen te werken is de onderlinge concurrentieverhouding. Dit uit zich vooral in de keuze voor een portal, die reclamevrij werd gehouden. Maar ook in het niet opstarten van een gezamenlijke redactie en het slechts mondjesmaat uitwisselen van stukken. In de subsidiebeschikking van de provincie stond als een van de kernelementen “partners binnen het Media Centrum produceren niet alleen in gezamenlijkheid content, maar wisselen die ook uit.” Met het maken van uitwisselbaar nieuws zou volgens de partijen niet tegen de beperkingen van de mediawet zijn aangelopen, andere elementen speelden hier dus een rol.

“Dus kijk dat was ook best een gevoelig puntje hoor, een gezamenlijke redactie want dan gaat het op fusies lijken. En dat was absoluut niet aan de orde, dat was geen optie, dat wilde helemaal niemand en dat hoefde ook niet”, legt Koster uit over het samen maken van nieuws. Snijder zag een gezamenlijke redactie ook niet zitten. “Dan doe je feitelijk het werk voor je publieke soortgenoten”.

De partijen waren dus geen voorstander voor een gezamenlijke redactie voor bijvoorbeeld het eerstelijns nieuws. Maar ook het uitwisselen van stukken waarmee het FRMC overeenkomsten zou vertonen met een persbureau was een heikel punt. Kooistra vertelt dat hierover wel degelijk gesproken is maar dat dit plan bij hem geen draagvlak had. “Als je zegt oké, we gaan nu artikelen van de LC in het Friesch Dagblad plaatsen dan is de volgende stap ‘oh die voetbalwedstrijden staan we met z'n tweeën te blauwbekken, laten we maar één doen’. Dat moet je niet willen”. De voormalig hoofdredacteur was bang dat men zich dan op een hellend vlak zou gaan begeven, en dat het onderscheidende kenmerk van de krant zou verdwijnen. Volgens de voormalig hoofdredacteur Snijder zit de pluriformiteit inderdaad juist in het feit dat je je eigen keuzes kan maken.

4.3.5 Dichotomie verdwijnt

In het moderne medialandschap zijn de journalistieke bedrijven steeds meer op elkaar gaan lijken. Vroeger maakten Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad alleen nog de krant, en werd radio en televisie gedaan door Omrop Fryslân . “Een krant was een print ding en online. En de Omrop was radio televisie en ook een beetje online maar daar lag altijd nog best wel een redelijke scheidslijn nog. Maar langzaam maar zeker is die scheidslijn ook wel een beetje aan het vervagen. NDC ontwikkelt zich echt als een multimediaal bedrijf”, vertelt projectleider Annema. De dichotomie is aan het vervagen, en daardoor zijn de bedrijven in toenemende mate

concurrenten geworden. “Nu komen we elkaar tegen in het online domein. Moeten we via sociale media de mensen naar ons toetrekken. Is het spel hetzelfde voor de lokale omroep als voor ons”, aldus van Dijk.

Met betrekking tot het FRMC noemen vrijwel alle betrokkenen in de interviews het samenwerken van NDC met PodiumTV als belangrijke factor in de samenwerking. PodiumTV is een commercieel televisiestation voor met name online verslaggeving van sport en cultuur. De innige samenwerking van NDC met PodiumTV heeft de verhoudingen op scherp gezet, merken beide partijen. “En op het moment dat wij intensief zijn gaan samenwerken met PodiumTV, wat nu het derde jaar is. Die omroepen vinden dat maar. En wij gaan gewoon zelf aan de slag”, aldus Van Dijk. Koster zegt daarover: “Ik zag de ontwikkelingen van NDC met PodiumTV. De eerste afspraken waren prima. Daar kon ik heel goed mee uit te voeten, van beide kanten. Maar toen had ik ook zoiets: dit blijft natuurlijk niet. De bedoeling is natuurlijk dat het groter groeit. [...] Financieel kost het ook wel het een en ander”. Ook projectleider Annema merkte gedurende het proces dat de samenwerking tussen NDC en PodiumTV de samenwerking niet bevorderde. “Het feit dat NDC enorm ging insteken op videocontent met PodiumTV gaf Omrop Fryslân ook wel een beetje een gevoel van jongens er gaat gewoon een concurrent van ons ontstaan. PodiumTV heeft onderhand ook heel veel dingen overgenomen die Omrop Fryslân van origine deed”, aldus Annema.

4.3.6 Publiek / Privaat

Het laatste knelpunt dat in dit onderzoek naar voren kwam is de manier waarop publieke en private bedrijven naar elkaar kijken. Doordat de dichotomie verdwijnt gaan de twee typen mediabedrijven steeds meer op elkaar lijken. Dat levert frictie en af en toe scheve blikken op. “Nu komen we elkaar tegen in het online domein [...] Is het spel hetzelfde voor de lokale omroep als voor ons. En dan krijgen zij 10 miljoen subsidie en wij moeten het dan maar in de markt verdienen. Dat heet een ongelijk speelveld, en dan mogen zij daar bovenop ook nog advertenties werven. Dat is volgens mij niet duurzaam”, legt van Dijk uit. Ook Willems merkte dit op de redactievloer. “Dat zij met publiek geld betaald worden. Dat geeft wel eens een scheve verhouding. Wij moeten het allemaal maar verdienen. Wij en de andere afdelingen van de krant moeten advertenties zien te verkopen en geld binnen zien te halen en abonnees zien te werven. En zij waren verzekerd van een vaste geldstroom. Dat geeft wel een ongelijk speelveld voor ons gevoel en daar voelen wij ons wel een beetje benadeeld. Dat speelt op de achtergrond wel een rol”, aldus Willems.