• No results found

Conclusie en discussie

In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag “Hoe is de publiek-private samenwerking tussen de Friese media verlopen, en waarom is dit niet doorgegaan?”. Het besef bij zowel de media als de overheid is aanwezig dat de teruglopende oplagecijfers en de dalende inkomsten uit advertenties problematisch zijn voor de regionale media. Voor de Friese media was dit dan ook de reden om te kijken waar de mogelijkheden lagen om samen te werken. Waar zou men elkaar bijvoorbeeld kunnen versterken, en hoe zou men het publiek beter kunnen bedienen? Ook de provincie Friesland erkende de tanende situatie van de Friese media, en heeft daardoor subsidiegeld beschikbaar gesteld. Dit geld is erg belangrijk geweest voor het project. Zonder de subsidie was de samenwerking vermoedelijk nooit van de grond gekomen. Al in een vroeg stadium ontstond een zekere scepsis van de mediabedrijven ten opzichte van de samenwerking. Men vroeg zich af wat nu precies het belang was om samen op te trekken. De subsidie heeft in dit stadium gefungeerd als een duw in de richting van de samenwerking.

Friesland is niet de enige provincie waar gekeken is of pps een mogelijke oplossing voor het regionale journalistieke probleem is. Door het hele land zijn inmiddels pogingen gedaan om publieke en commerciële media bij elkaar te brengen, en allemaal hebben ze geen doorgang kunnen vinden. Vaak wordt er gewezen op de beperkte ruimte die de Mediawet biedt. Deze staat niet toe dat publieke media winst maken met commercieel geld, en dat commerciële bedrijven winst maken met publiek geld. Ook in Friesland heeft de Mediawet een rol gespeeld in het niet doorgang kunnen vinden van de samenwerking, maar er zijn meer knelpunten geweest.

6.1 Verloop

Omdat de Friese media volgens de subsidiebeschikking een eigen structureel verdienmodel zouden moeten ontwikkelen liep men tegen beperkingen aan. Wilde het FRMC een structureel verdienmodel krijgen dan zou de publieke omroep geld verdienen aan commerciële activiteiten, en dat maakte de situatie lastig. Maar de Mediawet is niet alleen schuldig aan het niet doorgang vinden van structurele samenwerkingen. Belangenverschillen voor de verschillende typen bedrijven speelden minstens zo’n grote rol. Dat kwam in dit onderzoek naar de Friese media duidelijk naar voren. Zo werd er bewust gekozen voor een reclamevrij nieuwsportal, want zodra bedrijven op het nieuwe medium zouden gaan adverteren dan zou dit het verdienmodel van de commerciële partijen kannibaliseren. Ook gaf de voormalig hoofdredacteur van het Friesch Dagblad aan dat hij belang had bij publiek dat naar hun eigen website ging, en dus niet naar het nieuw opgezette medium. De algemeen hoofdredacteur van NDC Van Dijk verwoordde dit

treffend: “Wat je natuurlijk wil is dat iedereen bij al het Friese nieuws denkt: we moeten naar de lc.nl”. Bij het samenbrengen van publieke en private media zijn er dus verschillende belangen, en deze spelen minstens een zo grote rol als de Mediawet.

De keuze voor een gedeeld nieuwsportal kan ook geïnterpreteerd worden als een gevolg van belangenverschillen. In de subsidiebeschikking van de provincie werd ook gehint naar iets wat zou lijken op een persbureau: “Partners binnen het Media Centrum produceren niet alleen in gezamenlijkheid content, maar wisselen die ook uit”. Uiteindelijk is het er niet van gekomen dat artikelen onderling één op één zijn uitgewisseld. Terwijl dat in theorie kostenbesparend zou kunnen werken. Ook hier speelden belangenverschillen mee. Het commerciële NDC zou in dat geval het werk doen voor de publieke concurrent. En ook zou de pluriformiteit van het medialandschap in geding komen. De angst dat de media op elkaar zouden gaan lijken en het verlies van hun onderscheidende karakter speelden hier een grote rol. De keuze om een aanzienlijk deel van het subsidiegeld van het FRMC in projecten te investeren kan ook geïnterpreteerd worden als een berusting dat niet voldaan kon worden aan de subsidiebeschikking. De samenwerking op projectmatige basis, dus met een duidelijk eindpunt, verliep namelijk wel goed.

Dat was voor de provincie een reden om geld beschikbaar te maken voor FoF. De andere reden was er voor te zorgen dat er meer (positieve) aandacht kwam rondom Leeuwarden Culturele Hoofdstad. FoF was een soort van doorstart van het FRMC. FoF kwam na een moeizame start, wat onder andere kwam door de laboratoriumsetting, goed van de grond. De samenwerking op het niveau van journalisten verliep goed en de beroepsprofielen van de journalisten werden aangescherpt. Dat de invloed van NDC in het FoF-project langzaam maar zeker afnam heeft verschillende oorzaken. Door de toenemende redactionele drukte van het jaar 2018 in verband met Leeuwarden Culturele Hoofdstad en het ziek worden van een journalist zag de Leeuwarder Courant zich genoodzaakt te focussen op haar eigen medium. Een extra medium met een laboratorisch karakter paste daar niet langer bij. Het gegeven dat FoF een duidelijk tijdelijk karakter had, en daardoor ook geen verdienmodel hoefde te hebben, zorgde ervoor dat de samenwerking hier beter verliep dan bij het FRMC.

6.2 Kernwaarden

Het FRMC en FoF passen binnen een aantal kernwaarden voor de publieke omroep zoals die zijn opgesteld door Donders en Van de Bulck (2016). Met het maken van een nieuwsportal en

de items van FoF via YouTube kan gesteld worden dat de publieke omroep heeft voldaan aan de kernwaarde ‘universaliteit’. Nijs.frl beoogde via een geaggregeerde site ook meer jongeren te bereiken. Door video’s van FoF via YouTube en sociale media te verspreiden deden de media hun best beschikbaar en toegankelijk te zijn voor iedereen. Op die manier kan gesteld worden dat middels het FRMC en FoF Omrop Fryslân voldaan heeft aan de Nederlandse publieke mediaopdracht. Ook pasten FRMC en FoF binnen de waarde ‘creativiteit en innovatie’. Bij de samenwerking was ruimte en tijd om nieuwe creatieve dingen te bedenken, en ook innovatie was een belangrijke pijler onder FoF. Een geaggregeerde nieuwssite zoals Nijs.frl om de regio te bedienen kan ook als innovatief bestempeld worden. Verder passen het FRMC en FoF binnen het construeren van een ‘identiteit en diversiteit’. Bij het FRMC werd al het Friese nieuws gebundeld, en ook FoF hadden een identiteit construerend karakater door verslag te doen van de Friese culturele evenementen.

De andere kernwaarden ‘kwaliteit en onderscheidendheid’ en ‘verantwoording’ roepen echter vragen op. In deze kernwaarden conflicteren de belangenverschillen van een publiek en een privaat medium. De publieke omroep legt politieke verantwoording af aan beleidsbepalers en commissies. Simpel gesteld ‘Hilversum’ en ‘Den Haag’. Zij beoordelen de omroep op hun functioneren door middel van evaluaties en het verlenen van concessies. NDC Mediagroep legt daarentegen verantwoording af aan de markt. Zij worden beoordeeld door het aantal betalende lezers en de inkomsten die zij genereren aan de hand van advertenties. Een nieuw verdienmodel van de pps zou het eigen verdienmodel van NDC mogelijk ondermijnen. Het belang van NDC is daarom anders dan die van de publieke omroep en dit kwam duidelijk naar voren in het onderzoek. Voor Omrop Fryslân is het vanuit de publieke mediaopdracht de taak om zoveel mogelijk mensen te bereiken, en een platform als Nijs.frl sluit daar goed bij aan. Voor NDC is het belang echter dat mensen zoveel mogelijk naar de websites van het Friesch Dagblad of de Leeuwarder Courant gaan.

Ook de kernwaarde ‘kwaliteit en onderscheidendheid’ levert frictie op, waarbij met name de onderscheidendheid opvallend is. Eén van de resultaten van dit onderzoek was namelijk dat de dichotomie tussen publieke en commerciële media aan het vervagen is. Vroeger maakte de private sector in Friesland de krant en werd radio en televisie overgelaten aan de regionale publieke omroep. Het geschreven nieuws is nog altijd de core-business van de krant, terwijl beeld dat ook nog steeds is bij Omrop Fryslân . De bedrijven zijn echter steeds dichter naar elkaar toe aan het groeien. Het ‘spel’ van de journalistiek is in de online omgeving steeds meer

op elkaar gaan lijken, omdat online multimedialiteit vereist. Doordat de bedrijven in dezelfde online vijver vissen is de onderlinge concurrentie dan ook toegenomen. Deze ontwikkeling wordt in Friesland duidelijk gemarkeerd door de samenwerking van de commerciële nieuwsbrengers NDC met het commerciële televisiestation PodiumTV. Met de komst van PodiumTV naar NDC heeft het commerciële bedrijf taken overgenomen die traditiegetrouw door de publieke omroep gedaan werden, zoals het uitzenden van de dodenherdenking en sport. De toename van onderlinge concurrentie, en daarmee de afname van onderscheidendheid, is één van de factoren die het lastiger heeft gemaakt om tot een structurele samenwerking publieke en commerciële partijen te komen.

6.3 Marktfalenperspectief

Het vervagen van de dichotomie kan gezien worden in een bredere zichtbare trend die speelt rond de publieke omroep. De publieke media zijn namelijk hun monopoliepositie kwijtgeraakt doordat commerciële media taken hebben overgenomen die eerst enkel toebehoorden aan de publieke media. En deze commerciële media dienen met hun werk in zekere zin ook het publieke belang. De kritiek op de publieke omroep is sinds de jaren 1980 almaar toegenomen. Onder meer het toelaten van commerciële omroepen aan het Nederlandse omroepbestel en de komst van het internet zijn hier de oorzaak van. Deze kritiek van beschouwers en beleidsmakers komt vanuit het marktfalenperspectief. Simpel gezegd betekent het dat de overheid alleen moet interveniëren daar waar het niet aan de markt overgelaten kan worden. Doordat de markt steeds meer elementen van de publieke omroep overneemt komt vanuit het marktfalenperspectief de publieke omroep dan ook steeds meer onder druk te staan. In Friesland is dit met het naar elkaar toegroeien van de Friese media dus ook het geval. Doordat NDC taken overneemt van de regionale omroep komt de omvang van de regionale omroep ter discussie te staan.

6.4 Slotbeschouwing

Voorafgaand aan het FRMC en FoF is meerdere malen samengewerkt. Deze samenwerking verliep vaak goed. En ook tijdens de losse projecten in het FRMC en FoF leek de samenwerking goed te verlopen. De problemen, onder andere de Mediawet en belangenverschillen, spelen op zodra aan de samenwerking een nieuwe entiteit (website) en businessmodel gehangen wordt. Snijder omschrijft dit in het interview als het denken over de

samenwerking in de vorm van een huis. Het is een belangrijke gedachtegang om de samenwerkingspogingen te evalueren.

Om de beide projecten te wegen dient namelijk eerst duidelijk gemaakt te worden wat het interpretatiekader van de beoordeling is. Wordt de subsidiebeschikking van het FRMC als beoordelingscriterium genomen, dan moet vastgesteld worden dat de pps mislukt is. Het FRMC vanuit de gedachte dat er een nieuwe entiteit, een nieuw gebouw of huis, zou moeten komen is niet gelukt. Er is op dit moment namelijk niet meer sprake van een structurele samenwerking, met een eigen verdienmodel en het systematisch uitwisselen van nieuws. Zou de samenwerking vanuit het publiek of vanuit de inhoud gewogen worden dan zou dat een ander resultaat kunnen opleveren. Met Nijs kwam er een breed toegankelijke site, en tijdens FoF is content gemaakt die mogelijk anders moeilijk tot stand zou komen. Het publiek heeft daardoor nieuwe en completere journalistiek kunnen ervaren.

De media zijn naar elkaar toegegroeid op het gebied van de content die ze maken en dat heeft er voor gezorgd dat de concurrentie is toegenomen. Maar door de samenwerkingsprojecten lijken de media ook op persoonlijk vlak naar elkaar toegegroeid te zijn. Hans Snijder, werkzaam geweest bij zowel de Leeuwarder Courant als Omrop Fryslân , stelde dat de bedrijven dichter bij elkaar zijn komen te staan en dat de contacten warmer zijn dan vroeger. Er is geen FRMC gekomen, en ook FoF heeft in zijn laatste jaar op het vlak van samenwerking problemen gekend, maar de onderlinge contacten zijn verbeterd. Daarmee is de vanzelfsprekendheid om samen te werken op grotere onderwerpen (bijvoorbeeld verkiezingen of onderzoeksjournalistiek) waarschijnlijk ook toegenomen, en dat levert in de toekomst mogelijk completere verslaggeving op en gaat de regionale journalistieke verschraling tegen. Op projectmatige basis kunnen de media elkaar versterken en dat is in het belang van een ieder. Vanuit de provincie en het publiek kan dat als een positief gevolg ervaren worden.

Bewindslieden Slob en Dekker wijzen in hun beleidsstukken vooral op de problemen rond Mediawet. Uit gesprekken met betrokkenen uit de sector was gebleken dat er twee knelpunten van juridische aard waren. De eerste was onduidelijkheid over de ruimte van de Mediawet. Bij de Friese media bleek inderdaad dat er onduidelijkheid was bij het bedenken van een verdienmodel. De optie om geld te verdienen via kaartverkoop is mede daarom niet geprobeerd. Het tweede knelpunt was de ruimte ten opzichte van de Europese omroepmededeling. Vanwege deze Europese regelgeving “zal het niet mogelijk zijn om samenwerking tussen

publieke en private bedrijven winstgevend te maken voor de private partijen” (Slob, 2017) ON . Uit dit onderzoek is echter gebleken dat het aanpassen van de Nederlandse regelgeving, in het geval dat wel mogelijk is, niet de oplossing is voor pps. Er spelen te veel onderlinge belangen om de partijen structureel bij elkaar te brengen. Met dit resultaat voegt dit onderzoek iets toe aan de bestaande discussie die veelal op de Mediawet uitkomt.

In een poging de regionale journalistiek te stutten zou de overheid er verstandig aan doen om niet langer te kijken naar structurele pps als mogelijke oplossing. Een groot Fries nieuwsmedium waarin commerciële en publieke bedrijven samengaan met een eigen verdienmodel lijkt op korte termijn immers een utopie. Het resultaat ligt daarmee in lijn van eerdere mislukte landelijke pogingen om tot pps te komen. Uit dit onderzoek blijkt echter ook dat projectmatige samenwerking wel goed verliep. Dit was in beginsel zelfs één van de redenen om samen te werken. Een andere inhoudelijke invulling van pps is daarom nodig, een invulling die zich richt op tijdelijke en thematische projecten. De overheid zou daarop sturend kunnen optreden, door voorwaarden te creëren voor inhoudelijke, journalistiek relevante onderwerpen en onderzoeksthema’s. Om zo de samenwerkingsruimte, die er op basis van dit onderzoek blijkt te zien, te faciliteren. De vier noordelijke publieke omroepen, Omrop Fryslân , RTV Noord , RTV Drenthe en RTV Oost hebben reeds de eerste stap gezet (DvhN, 2019) ON . Zij gaan in de toekomst op onderzoeksjournalistiek samenwerken.

7. Bibliografie

Literatuur

Bardoel, J. (2003). Back to the public? Assessing public broadcasting in the Netherlands. Javnost-The Public , 10 (3), 81-95.

Bardoel, J., & Brants, K. (2003). Public broadcasters and social responsibility in the Netherlands. Nordicom Provides Information about Media and Communication Research , 167 . Bardoel, J., & Lowe, G. F. (2007). From public service broadcasting to public service media: The core challenge. From public service broadcasting to public service media , 9-26.

Baxter, L. A., & Babbie, E. R. (2003). The basics of communication research . Cengage Learning.

Brants, K. (2003). Auditing public broadcasting performance: its theory and practice. Javnost-the Public , 10 (3), 5-11.

Benson, R. (2011). Public funding and journalistic independence: What does research tell us. Will the last reporter please turn out the lights: The collapse of journalism and what can be done to fix it , 314-319.

Charmaz, K., & Belgrave, L. (2012). Qualitative interviewing and grounded theory analysis. The SAGE handbook of interview research: The complexity of the craft , 2 , 347-365.

Costera-Meijer, I. C. (2013). Waardevolle Journalistiek voor de regio. Onderzoek naar nieuwsbereik, nieuwswaardering en kwaliteit van regionale en lokale journalistiek.

Croteau, D., & Hoynes, W. (2001). The business of media. Corporate Media and the Public Interest. A Pine Forge Press Publication.

De Bens, E., & Paulussen, S. (2005). Hoe anders is de vrt? De performantie van de Vlaamse publieke omroep/How different is the vrt? The performance of the Flemish public broadcaster. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap , 33 (4), 365.

de Haan, Y. M., & Bardoel, J. L. H. (2009). Publieke verantwoording of politieke opzet? Evaluatie van de eerste visitatie van de Nederlandse publieke omroep [Public Accountability or Political Entrapment? An evaluation of the First Assessment Commission of Dutch Public Broadcasting].

Donders, K., & Pauwels, C. (2012). De verkeerde kant van de telescoop: uiteenlopende visies op de publieke omroep. In K. Donders & H. van den Bulck, De VRT in de 21ste eeuw (pp. 33-50. Brussel: UPA.

Donders, K., & Van den Bulck, H. (2016). Decline and fall of public service media values in the international content acquisition market: An analysis of small public broadcasters acquiring BBC Worldwide content. European Journal of Communication , 31 (3), 299-316.

Engan, B. (2015). Perceived relevance of and trust in local media. Local Journalism: The Decline of Newspapers and the Rise of Digital Media , 141-160.

Ewart, J. (2000). Capturing the heart of the region: How regional media define a community. Transformations , 1 (1), pp-1.

Finster op Fryslân (2017). Plan Finster yn 2018

Garnham, N. (1990). Capitalism and communication: Global culture and the economics of information . Sage Pubns.

Habermas, J., & Habermas, J. (1991). The structural transformation of the public sphere: An inquiry into a category of bourgeois society . MIT press.

Hardy, J. (2017). Money,(Co) Production and Power: The contribution of critical political economy to digital journalism studies. Digital Journalism , 5 (1), 1-25.

Hjarvard, S., & Kammer, A. (2015). Online news: Between private enterprise and public subsidy. Media, Culture & Society , 37 (1), 115-123.

Hodges, L. W. (1986). Defining press responsibility: A functional approach. Responsible journalism , 13-31.

Mah, H. (2000). Phantasies of the public sphere: Rethinking the Habermas of historians. The Journal of Modern History , 72 (1), 153-182.

McQuail, D. (2003). Public service broadcasting: Both free and accountable. Javnost-The Public , 10 (3), 13-28.

McQuail, D. (2005). McQuail's mass communication theory . Sage publications.

Nielsen, R. K. (2015). Local journalism: The decline of newspapers and the rise of digital media . IB Tauris.

Nielsen, R. K. (2016). The business of news. The sage handbook of digital journalism , 51-67.

Nijs (2016). Fries Regionaal Media Centrum, nijs.frl. Leeuwarden NOS. (1998). Publiek in de toekomst. Hilversum: NOS

Reith, J. (1925) Memorandum of Information on the Scope and Conduct of the Broadcasting Service , Caversham, Reading: BBC Written Archive

Rutte, M., Pechtold, A., Buma, S., & Segers, G. J. (2017). Vertrouwen in de toekomst. Regeerakkoord 2017-2021.

Scannell, P. (2005). Public service broadcasting: the history of a concept. In Understanding television (pp. 20-38). Routledge.

Skogerbø, E. (1997). The Press Subsidy System in Norway: Controversial Past—Unpredictable Future?. European Journal of Communication , 12 (1), 99-118.

Slob, A (2017, 5 december) Antwoord op Kamerbrief ‘regionale samenwerking tussen publieke en private mediabedrijven’. vergaderjaar 2017-2018, aanhangsel 587.

Staatsblad (2010, 3 november). 742: Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met onder meer de vaststelling van de criteria voor de evaluatie van de landelijke publieke media-instellingen.

Van Cuilenburg, J. J., Neijens, P., & Scholten, O. (1999). Media in overvloed . Amsterdam University Press.

Williams, A., Harte, D., & Turner, J. (2015). Filling the news hole? UK community news and the crisis in local journalism. Local journalism. The decline of newspapers and the rise of digital media. London: IB Tauris , 203-223.

Online bronnen

1limburg. (2017, 31 januari). Persbericht: MGL en L1 beëindigen samenwerking 1Limburg. Beschikbaar: https://www.1limburg.nl/persbericht-mgl-en-l1-beeindigen-samenwerking-1limburg

Brinkman, L. C., Brakman, I., Brouwers, B. J., Molenaar, P. W. W., Mulder, R., Schrurs, P. J. R., & Zonderop, Y. (2009). De volgende editie. Adviesrapport tijdelijke commissie innovatie en toekomst pers. Geraadpleegd op: http://www.commissiebrinkman.nl .

Commissariaat voor de Media (2012). Brochure publiek-private samenwerking: beschikbaar: https://www.cvdm.nl/wp-content/uploads/2013/07/Brochure-publiek-private-samenwerking.pdf

Dekker, S. (23 november 2016). Brief aan de voorzitter van de eerste kamer der staten-generaal; samenwerking regionale publieke omroep. Beschikbaar:

https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20161123/brief_van_de_staatssecretaris_van/f=y.pdf

Dekker, S. (2016). Brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.