• No results found

Het onderzoek is vooral kwalitatief van aard. Kwalitatief onderzoek moet volgens Jonker en Pennink (2004) voldoen aan eisen van transparantheid en bruikbaarheid in de zin van

overdraagbaarheid en begrijpelijkheid. Voor kwalitatief onderzoek zijn de volgende vragen relevant:

Heb je gemeten wat je wilde weten?

Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord. Het onderzoek geeft voldoende inzicht in hoe Eldon haar positie kan versterken via intensivering in de windmolen industrie. Door de analyse en het reconciliatie proces terug te koppelen aan de windmolen industrie en het toetsen van de conclusies bij het management van Eldon heeft een zekere mate van triangulatie plaatsgevonden. De verbeterpunten die in de analyse maar zeker in het reconciliatie proces naar voren zijn

gekomen zijn herkenbaar en bevestigd door de windmolen industrie. De adviezen die volgen, mede gerelateerd aan de middelen die Eldon tot haar beschikking heeft, zijn begrijpelijk en geloofwaardig. De input voor de analyse bestaat uit ruim veertig documenten die weer

samengevat zijn op basis van de prestatie indicatoren van Slack (2002). De samenvatting is ter controle voorgelegd aan twee windmolen producenten die bevestigend hebben beantwoord. Daarnaast heeft nog één kort interview gesprek plaatsgevonden om enkele onduidelijkheden op te lossen. De conclusies gebaseerd op de documenten, de samenvatting en een interview gesprek kunnen aan een hoge mate van waarschijnlijk worden gekoppeld. In de onderzoeksopzet is in hoofdlijnen aangegeven hoe gezocht is en exact beschreven waar gezocht is. Hiermee is transparantie gewaarborgd.

Zijn de onderzoeksresultaten te gebruiken in de probleemoplossingsituatie?

Vooral het inzicht van verbeterpunten in hoe Eldon haar positie kan versterken via intensivering in de windmolen industrie kunnen bijdragen aan de performance van de organisatie. Door de uitvoering van het onderzoek is de onderzoeksvraag beantwoord. Aan de doelstelling van het onderzoek is voldaan. Het onderzoek inzicht gegeven in het hoe Eldon haar marktpositie in de windmolen industrie kan verbeteren. De bruikbaarheid voor het te onderzoeken object is helder. Het documenten onderzoek, de terugkoppeling en het toetsen van de resultaten hebben de

validiteit bevorderd. Dat wil zeggen dat de analyse en conclusie bevestigd is. Ten aanzien van de interne validiteit heeft geen rol gespeeld dat de onderzoeker onderdeel is van de organisatie. De documenten die gebruikt zijn voor het onderzoek zijn niet voor dit doel geschreven. Met andere woorden, de onderzoeker heeft geen invloed gehad op wat in de documenten is gepubliceerd. De externe validiteit is gewaarborgd omdat de documenten zijn voorgelegd aan de windmolen industrie ter controle.

Zoals in het voorgaande beschreven is een samenvatting gemaakt van de documenten die is voorgelegd aan de windmolen industrie. De samenvatting is gemaakt door gebruik te maken van de prestatie indicatoren van Slack (2002). De windmolen industrie heeft kennis kunnen nemen hoe Slack (2002) deze termen operationaliseert. Dit betekent dat de deelnemende windmolen producenten tijdens het controleren van het samenvattingdocument kennis hadden van de theorie. De onderzoeker heeft hiervoor gekozen om onderscheid te maken in verschillende vormen van elke prestatie indicator. Dit heeft een betrouwbaarder beeld opgeleverd hoe de windmolen producenten Eldon per prestatie indicator beoordelen. Vanuit deze optiek konden al de eerste conclusies verbonden worden inzake de prestatie indicatoren en de marktpositionering van Eldon in de windmolen industrie. De windmolen industrie achtte Eldon vooralsnog niet in staat de marktvereisten voldoende in te vullen. De windmolen industrie vind namelijk dat Eldon een te beperkt assortiment heeft van complementaire producten. De complementaire producten die Eldon wel opgenomen heeft, zoals klimaatbeheersing, vindt de windmolen industrie te hoog geprijsd (niet markt conform). Eldon is niet in staat de prijzen van de complementaire producten te verlagen omdat dit zou leiden tot geringe of zelfs verliesgevende marges. Daarnaast heeft Eldon niet de intelligentie om geavanceerde producten te produceren of laat staan op de markt te brengen. De intelligentie van Eldon, de competenties die Eldon tot haar beschikking heeft, moeten passen bij de keuzemogelijkheden om Eldon beter in de windmolen industrie te positioneren.

De complementaire producten worden niet alleen aan de windmolen industrie verkocht maar vinden ook haar weg in de reguliere verkoop. De verkoopprijzen zijn hier marktconform en de marges zijn naar tevredenheid van Eldon. Ondanks de afname volumes aan producenten van complementaire producten lukt het Eldon niet om marktconform te kunnen aanbieden in de windmolen industrie. De koopacceptatie van de windmolen producenten beperkt zich tot laag geavanceerde complementaire producten. Dit past goed bij de competentie (hoofdstuk 7) die Eldon heeft om seriematig relatief ‘simpele’ producten te produceren. Hier zijn echter wel volumes voor nodig. Het ontbreken van volumes leidt ertoe dat Eldon de complementaire producten niet concurrent kan produceren. Slack (2002) noemt dit het ontbreken van de ‘economies of scale’. Het advies is dan ook om via strategische allianties (McGee, 2005) volumes op te bouwen in de reguliere verkoop en door tijdelijk lagere marges in de windmolen industrie te accepteren om in verloop van tijd (wanneer er voldoende volume is) over te gaan tot neerwaartse verticale integratie (Slack, 2002). Hoewel de windmolen producten geen

koopacceptatie hebben voor hoge geavanceerde complementaire producten zijn er toch

mogelijkheden om Eldon beter te positioneren. Eldon zou in samenwerking met producten van geavanceerde producten de schakelkasten dusdanig kunnen ontwerpen dat de componenten gemakkelijk te monteren zijn. Hierbij kan gedacht worden aan assemblage kits voor frequentie

regelaars of het opnemen van instructies in de assemblage teksten van de geavanceerde producten.

De centrale vraag van dit onderzoek gaf al aan dat beantwoording toegang geeft tot een hoger doel (pagina 9). Dit rapport geeft specifiek antwoord op hoe Eldon haar positie binnen de windmolen industrie kan versterken. Het conceptuele model (figuur 1.1) gaf al aan dat er mogelijke andere marktsegmenten zijn die synergie hebben met de windmolen industrie. De windmolen industrie is van karakter een industriële speler (zie paragraaf 2.3). Het ligt voor de hand dat andere industriële marktsegmenten sterke overeenkomsten hebben met de windmolen industrie. Indien dit het geval is zou de verbeterde marktpositie van Eldon bijdragen in afzet mogelijkheden binnen deze segmenten. Hier ligt ruimte voor vervolgonderzoek.

LITERATUUROVERZICHT EN BRONVERMELDING

Avlonitis, G., Papastathopoulou, P. (2006) Product Strategy and Management, Sage Publications.

Baarda, D.B., De Goede, M.P.M., Tenissen, J. (1990) Kwalitatief onderzoek.

Barnes, D. (2008) Operations Management, An international perspective.

Bertrams, J. (1999), De kennisdelende organisatie, Scriptum, Schiedam

Blumberg, B. et al. (2005) Business research methods. Amsterdam: Meijers Boek- en handelsdrukkerij

Daft, R.L. (2004). Organization Theory and Design. Ohio: DPS Associates, Inc.

Jacobs, D. (2005) Strategie, Leve de diversiteit.

Jonker, J., & Pennink, B. (2004). De kern van methodologie. Assen: Koninklijke Van Gorcum

Kotler, P. (1976). Marketing Management, Analysis, Planning, Implementation and

Control, 7th edition, Prentice-Hall International Editions, Englewood Cliffs, N.J.

Kotler, P. (2003) G. Armstrong, Principles of Marketing, Pearson Education, 3e editie.

Lillis, A. and J. Mundy (2005), Cross-sectional Field Studies in Management Accounting Research – Closing the Gaps between Surveys and Case Studies, Journal of Management Accounting Research, Vol., 17, pp. 119-141, 22 p.

Lomborg, B. (2001), Running out of resources, Aarhus university, Denmark.

McGee, J., Thomas, H. & Wilson, D. (2005). Strategy: Analysis and Practice, Text & Cases. London: McGraw-Hill, ISBN: 0077107063

Porter, E. (1980) Generic strategies and performance, An empirical examination with American Data.

Porter, E. (1985) Competitive advantage, Creating and sustaining superior performance.

Slack, N., M. Lewis (2002), Operations Strategy, Prentice Hall.

Vellinga, P., en Van Verseveld, W.J. (1999) Broeikaseffect, Klimaatverandering en het Weer.

Voss (1995), International Journal of Operations & Production Management, Vol 15, No 4, pagina 5-16.

BIJLAGE A – HISTORIE WINDMOLEN

De historie van de windmolen is in kaart gebracht door een organisatie genaamd Creative Commons waarvoor het bedrijf toestemming heeft gegeven bevestigd in een separaat schrijven. Van dit onderzoek wordt gebruik gemaakt.

In de oudheid - Het gebruik van windenergie is eigenlijk al heel oud en al even lang in

ontwikkeling. Al eeuwen kent men zeilschepen en vermoedelijk gebruikte men in Perzië al in de 7e eeuw voor Christus windmolens om water te pompen, bijvoorbeeld voor het bevloeien van akkers, en graan te malen. Ze bestonden uit verticale zeilen die via horizontale dwarsbalken aan een verticale as bevestigd waren. Dit model was niet erg efficiënt, want je moest altijd één helft van de molen afschermen bijvoorbeeld door er een gebouw omheen te bouwen. Door de wind werden namelijk alle zeilen naar achteren geblazen en de molen te laten draaien moet juist één kant naar achteren terwijl de andere kant naar voren komt.

Later... - Later is men daarom vaak windmolens met een horizontale as gaan gebruiken, in molens die in hun geheel te draaien waren of waarvan een gedeelte te draaien was. De molen is dan altijd zo te draaien dat de wieken optimale wind vangen. De meeste molens hadden vier wieken die eerst nog vaak van massief hout waren, maar

later van latjes (lichter) met zeildoek eroverheen. De wieken werden altijd zó gevormd dat de wind er goed vat op heeft aan één kant en zodat de wind er aan de andere kant meer bij langs gaat. Hierdoor zullen de wieken altijd goed een kant op draaien. Ook bij deze molens was het hoofddoel het malen van graan en het pompen van water. In Nederland werden ze dan ook veel gebruikt bij het droog maken en houden van de vele polders. Toen in de 19e eeuw de

stoommachine werd uitgevonden nam het gebruik van windmolens langzaamaan af.

Het Amerikaanse model - Het principe van de windmolen werd in die zelfde eeuw door kolonisten meegenomen naar Amerika. Daar ging de ontwikkeling door. De eerste molens leken nog erg op die in Europa, maar naar verloop van tijd ging men meer kleinere wieken gebruiken. De windmolens in hun geheel werden daardoor kleiner. Eerst richtte men de wieken met touwen goed in de wind, later maakte men een soort staart achter de rotor, die de molen in de wind gericht hield. Ook

rotor te hard ging ronddraaien, klapten de wieken steeds meer naar achteren, uit de wind. Met de introductie van stalen rotorbladen konden deze windmolens zelfs zulke hoge snelheden bereiken dat het nodig was de molens uit te rusten met een mechaniek om de snelheid te beperken. Later werd de diameter van de gebruikte rotors ook wel weer groter, om meer water tegelijk te kunnen oppompen voor gebruik in stoomtreinen. Het Amerikaanse model windmolen was ook het model van de eerste molen waarmee in 1888 elektriciteit werd opgewekt.

De moderne windmolen - Na verloop van tijd is dit model ook weer in Europa terecht gekomen, waardoor je deze modellen ook hier nog wel tegenkomt. De ontwikkeling van de windmolen is

uiteraard ook daarna steeds door gegaan. De windmolens die we tegenwoordig kennen zijn weer heel anders: ze hebben

minder rotorbladen, die wel vaak erg lang zijn en hun vorm is

steeds meer geoptimaliseerd, zodat er hoge snelheden mee bereikt worden. De huidige windmolens draaien met de wind mee met een speciaal mechaniek. De kop van de windmolen is draaibaar op de zogenaamde turbinemast. Op de turbine is een windvaan bevestigd, die de windrichting bepaald. Als de windrichting veranderd zorgt de kruimotor, die in het draaimechaniek zit, ervoor dat de turbine weer in de optimale stand op de mast komt te staan.

Elektriciteit uit windkracht - Het opwekken van elektriciteit uit wind gaat als volgt. De rotor van de windmolen wordt door de wind in beweging gezet. Deze rotor is bevestigd aan de

zogenaamde hoofdas van de windmolen, die meedraait met de rotor. Vervolgens is er een tandwielkast, die zorgt dat de beweging wordt versneld. Met die versnelde beweging wordt een generator aangedreven, waarin elektrische energie wordt opgewekt.

Constructie windmolen - In de windmolen wordt de energie opgewerkt door middel van

dynamo’s die gondels worden genoemd. Voor de gondel zitten wieken die rotorbladen genoemd worden. Deze rotorbladen vangen de wind op waardoor de gondel in werking word gezet. Ieder rotorblad kan apart versteld worden, dit is handig want zo kan je het maximum aan wind opvangen. De rotorbladen zitten vast aan de rotornaaf, waarvan de beweging wordt vergroot in de tandwielkast. Bij windkracht 2 beginnen de rotorbladen te draaien en windkracht 7 a 8 is het maximum dat je er uit kan halen. Wanneer de windkracht sterker wordt, moet de windmolen stopgezet. Dit doet men omdat de windmolen anders schade kan oplopen.

In de generator wordt de draaiende beweging omgezet in een spanning. Het aantal volt hangt af van de grootte van de rotorbladen, de windkracht, etc. Een transformator verhoogt de spanning

waardoor de stroom op het openbare elektriciteitsnet kan. Een windmolen wordt helemaal door een computer gestuurd, hij krijgt de informatie van meetapparatuur op de windmolen. Aan de hand van deze gegevens wordt de gondel in de goede richting gezet.

Het bijgesloten figuur doet weergave van het bovenste gedeelte van de windmolen genaamd de windturbine. De schakelkasten bevinden zich in de windturbine en worden ‘controller kasten’, zie het rood omcirkeld gebied in het bijgesloten figuur.

Afmeting van een gemiddelde windmolen – het volgende figuur laat zien wat de afmetingen zijn van een doorsnee, moderne windmolen.