• No results found

2 Beheersen van het verleden, heden en de toekomst: Europees cultuur en erfgoedbeleid in

2.4 Europees cultuur en erfgoedbeleid in ontwikkeling: de RvE en de EC

Hoewel de culturele dimensie van de EU pas met het Verdrag van Maastricht in 1992 officieel beleid werd, was er op het gebied van Europees cultuur- en erfgoedbeleid door de RvE al veel verzet. Al vanaf de jaren vijftig heeft de RvE zich actief ingezet voor de bescherming en instandhouding van Europees erfgoed. Cultuur heeft sinds de oprichting van de RvE in het hart van haar activiteiten gelegen. Met de Cultuurconventie uit 1954 werd voor het eerst een kader vastgelegd waarbinnen Europese samenwerking op het gebied van cultuur en erfgoed plaats kon vinden. Daarnaast bevatte de conventie artikelen die specifiek betrekking hadden op de instandhouding van het gemeenschappelijk Europees erfgoed.93

Hiermee vormt de tekst van de Europese Culturele Conventie de grondslag voor culturele samenwerking in Europa. In lijn met de RvE haar doel om Europese eenheid en samenwerking te bevorderen na de Tweede Wereldoorlog, ligt in de Conventie de nadruk op het creëren van bewustzijn onder Europeanen van hun gemeenschappelijk cultureel erfgoed, en het belang om dit Europees erfgoed te beschermen: ‘Considering that the aim of the Council of Europe is to

achieve a greater unity between its members for the purpose, among others, of safeguarding and realising the ideals and principles which are their common heritage’.94

Deze Conventie vormt het eerste instrument door middel waarvan Europese staten hun engagement met culturele samenwerking uitdrukken.

In deze begin jaren van cultuurbeleid op Europees niveau was het beleid van de RvE met name gericht op de bescherming van fysiek erfgoed zoals gebouwen, monumenten, en archeologisch erfgoed. Dit is te zien uit de Conventies die in de jaren op de Culturele Conventie volgden, zoals de Conventie ter bescherming van Archeologisch erfgoed uit 1970. De European Architectural Heritage

Year uit 1975 vormt daarbij een mijlpaal in de erfgoed activiteiten van de RvE. Dit initiatief werd

gecoördineerd op Europees niveau, en spoorde ook lokale en nationale actoren aan om betrokkenheid te tonen met het Europees cultureel erfgoed.95

Daarnaast was het een belangrijk instrument om Europa op de kaart te zetten. Niet alleen om zo een eenheid uit te kunnen dragen naar de externe wereld, maar ook voor Europa om zich naar binnen toe te kunnen verantwoorden. Dit hangt samen met een meer

92

C. Vos, ‘Setting the Stage for Europe in Serbia’, in: M. Beers en J. Raflik (ed.), ‘National Cultures and Common Identity’, Euroclio, nr. 57 (2010), p. 246.

93

RvE, European Cultural Convention (1954), artikel 5, http://conventions.coe.int/Treaty/en/Treaties/Html/018.htm, geraadpleed 4 oktober 2014.

94

Ibidem.

95

RvE, European Charter of the Architectual Heritage (1975), http://www.icomos.org/en/charters-and-texts/179-articles-en- francais/ressources/charters-and-standards/170-european-charter-of-the-architectural-heritage, geraadpleed 4 oktober 2014.

32

algemene trend in Europa waarbij getracht werd Europa dichter tot de burgers te brengen, onder andere het doel van het Tindemans rapport uit 1975. Tegen het eind van de jaren zeventig trekken Europese beleidsmakers de definitie van cultureel erfgoed dan ook breder, en richt de RvE zich meer op de bescherming en ontwikkeling van landschappen en industrieel cultureel erfgoed. Dit wordt geïllustreerd door het Verdrag van Granada getekend in 1985 betreffende het behoud van Europees architectonisch erfgoed.

Echter, wat precies verstaan werd onder het Europees cultureel erfgoed in deze periode wordt uit de RvE Conventies niet duidelijk. Er wordt geen heldere definitie gegeven, naast dat het statement dat Europees erfgoed betrekking heeft op gedeelde Europese normen en waarden. Deze gedeelde normen en waarden blijven een abstract concept. In de loop van de jaren tachtig vormt er echter naast het puur behouden en beschermen van erfgoed een nieuwe dimensie in het Europees erfgoedbeleid. Erfgoed krijgt een nieuwe betekenis toegewezen als middel om de Europese identiteit te visualiseren.96

In het vorige hoofdstuk hebben we al gezien dat Europese identiteitspolitiek vanaf de jaren tachtig steeds meer aandacht kreeg. Europese beleidsmakers kwamen tot de realisatie dat het Europees integratieproject een culturele harmonisatie nodig had naast de politieke en economische integratie. In deze periode ontstond er een steeds meer politieke benadering van erfgoed. Daarbij werd erfgoed herdefinieerd als een vehikel om een gemeenschappelijke Europese identiteit te vestigen, om Europeanen aan het Europese project te binden, en de gemeenschappelijke identiteit invulling te geven.97 Deze notie werd door de EU voor het eerst vastgelegd in het Verdrag van Maastricht van

1992: ‘The Community shall contribute to the flowering of the cultures of the Member States, while

respecting their national and regional diversity and at the same time bringing the common cultural heritage to the fore’.98

Het Europees cultureel erfgoed wordt hiermee als een meer statisch concept gezien, dat aan de basis van Europese identiteitsformatie ligt.99

Met een actiever EU cultuur- en erfgoedbeleid kwam de Europese identiteit sterker en directer in relatie te staan tot het Europees cultureel erfgoed. Culturele initiatieven ter de bevordering van een Europese identiteit vormden een groeiend speerpunt van het Europees cultuurbeleid. Daarnaast werd in deze fase van Europees beleid het cultureel erfgoed tastbaarder en visueler. Erfgoed werden fysieke plekken zoals bibliotheken, musea of bioscopen waar Europese films gedraaid werden.100 Dit zijn

plaatsen waar Europeanen elkaar kunnen ontmoeten en uitwisselingen plaats kunnen vinden. Hier worden de zogenaamde European cultural spaces een meer tastbaar concept. Daarmee werd niet alleen de Europese gemeenschap steeds zichtbaarder, maar zou de Europese gemeenschappelijke culturele identiteit aanwezig moeten worden in het dagelijks leven van de Europeanen. Op deze

96

C. Vos, ‘Setting the Stage for Europe in Serbia’, p. 246.

97

P. Wagner, ‘From Monuments to Human Rights: Redefining “Heritage” in the Work of the Council of Europe’, in RvE, Forward Planning: The function of cultural heritage in a changing Europe, (2001),

http://www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/heritage/Resources/heritage_en.asp, p.9.

98

EC, Treaty establishing the European Community, (1992), http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:11997E151.

99

M. Sassatelli, ‘Imagined Europe: The Shaping of a European Cultural Identity Through EU Cultural Policy’, p. 440.

100

O. Calligaro, Negotiating Europe, p. 6.

33

manier werd door de Europese instituties verondersteld dat Europeanen zich bewuster zouden worden van hun gedeelde culturele identiteit. Erfgoed werd in deze zin een middel om de vage en abstracte noties van Europese identiteit te belichamen in fysiek aanwezige objecten en plaatsen.101

Om de impact van Europees cultureel erfgoed in het dagelijks leven van mensen voelbaar te maken, is het belangrijk om duidelijk te maken dat het ontwikkelen van erfgoed direct te behalen voordelen met zich mee brengt. Deze voordelen hebben daarmee niet alleen betrekking op de abstracte noties als het bevorderen van vrede en intercultureel dialoog, maar juist meer tastbare voordelen die mensen konden behalen uit de ontwikkeling van erfgoedprojecten. Met name in de afgelopen tien jaar is er dan ook een nieuwe trend ontstaan waarbij Europees cultuurbeleid een veel meer economische inslag heeft gekregen. In lijn met de ontwikkeling in het cultuurdebat, is het in deze periode dat erfgoed een expanded role krijgt, en wordt gezien als belangrijk component in de bevordering van economische groei. Deze economische voordelen van cultuur- en erfgoedbeleid was daarnaast nodig ter legitimering van het Europees cultuurbeleid. Zo zien we dat in de afgelopen tien jaar de erfgoed sector steeds vaker wordt ingezet als middel om banen te creëren en om toeristische industrieën aan te trekken. Door erfgoed te presenteren als een belangrijk middel voor economische groei en bron van werkgelegenheid, zouden Europeanen op een heel directe manier het belang van erfgoedbehoud ondervinden.

Deze nieuwe economische dimensie van erfgoed voert de rode draad in de RvE Faro Conventie van 2005. Dit is een belangrijke culturele conventie met betrekking tot erfgoedmanagament waarin enkele vernieuwende elementen worden geïntroduceerd die grote invloed hebben gehad op de erfgoedprogramma’s van de RvE en de EU. Zo krijgt de lokale gemeenschap een centrale rol toegewezen in erfgoedmanagement. Over de betrokkenheid van burgers in erfgoedmanagement staat in de Conventie het volgende: ‘Citizen participation has become an ethical obligation and a political

necessity’.102 Niet langer besluit de staat wat beschouwd dient te worden als cultureel erfgoed, maar de

gemeenschap zelf kan aangeven wat zij belangrijk nationaal erfgoed achten. Deze zogenaamde democratisering van erfgoed is daarmee niet gebonden aan het nationaal territorium, maar heeft in dit opzicht een gelijkenis met een European cultural space, waarin individuen op grensoverschrijdend niveau samengebracht worden in hun belang voor Europees cultureel erfgoed.103

De trend om Europees erfgoed op lokaal en alledaags niveau bij individuen onder de aandacht te brengen heeft ook in de afgelopen tien jaar doorgezet. Daarbij is wel te zien dat er naar een bredere impact van cultureel erfgoed wordt gestreefd, namelijk om de levenskwaliteit van individuen en gemeenschappen in geheel te bevorderen.104 Bovendien streeft het beleid van de EU en de RvE ernaar

101

C. Vos, ‘Setting the Stage for Europe in Serbia’, p. 248.

102

RvE, ‘Action for a changing society: Framework Convention on the value of cultural heritage for society’, www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/heritage/identities/Faro-brochure_en.PDF , p. 2.

103

C. Vos, Showing the Way Forward for Serbia’s Past: A study of the Regional Heritage Programme in Serbia as a vehicle of ‘Europeanisation’ (Dissertatie), Universiteit van Aerhus 2011, p. 117.

104

RvE, ‘Action for a changing society’, www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/heritage/identities/Faro-brochure_en.PDF, geraadpleegd 30 oktober 2014.

34

om naast de tastbare economische effecten van erfgoedmanagement, het erfgoed in te zetten als bruggenbouwer tussen mensen en het bevorderen van verzoening en culturele diversiteit. De bevordering van sociale cohesie is daarmee in de afgelopen jaren hoog op de Europese agenda komen te staan. Zo beschrijft een White Paper van de RvE het volgende: ‘Intercultural dialogue has an

important role to play in this regard. It allows us to prevent ethnic, religious, linguistic and cultural divides’.105 Daarbij is de kans op verdeling met het toenemend multiculturalisme in Europa een zeer

realistische dreiging. De promotie van culturele diversiteit en intercultureel dialoog vormen tegenwoordig dan ook speerpunten in het Europees cultuurbeleid.106 Een ander voorbeeld hiervan is te

vinden in het EU programma ‘Cultuur 2000’. Hierin komen dezelfde ijkpunten naar voren, namelijk dat het programma is gericht op de promotie van Europees erfgoed ter bevordering van intercultureel dialoog en transnationale samenwerking op cultureel gebied.107

Ook in dit cultuurprogramma ligt de nadruk op de culturele diversiteit in Europa. Als in een regio zo divers als Europa een gedeelde identiteit gerealiseerd dient te worden, dan zal deze gebaseerd zijn op gedeelde fundamentele waarden, respect voor gemeenschappelijk erfgoed en culturele diversiteit.108

Deze principes die terug komen in het Europese cultuurbeleid van de EU en de RvE hebben niet alleen betrekking op de bestaande lidstaten, maar ook in niet-lidstaten, zoals in het geval van de Westelijke Balkanlanden. Het feit dat erfgoed voor zoveel brede doeleinden wordt ingezet, betekent ook logischerwijze dat het in de uitbreidingskwestie een rol speelt. Zo stonden de Cultuur 2000, en de opvolger Cultuur 2007 programma’s expliciet open voor deelname van Europese buurlanden, en met name voor de landen van Westerse Balkan, als onderdeel van hun stabilisatie en associatie overeenkomst met de EU.109

In dit opzicht is al te zien dat cultuur- en erfgoedprogramma’s onderdeel vormen van de toenadering van de Westerse Balkanlanden tot de EU. Daarmee is ook de gouvernmentaliteit van het beleid terug te zien, waarbij van de Balkan regio verwacht wordt dat ze aan bepaalde Europese normen voldoen, die middels cultuurprogramma’s overgenomen kunnen worden.

De invulling van het concept cultureel erfgoed heeft dus vele ontwikkelingen ondergaan. Dit is in overeenstemming met Hall zijn uiteenzetting van cultuur en erfgoed als een fluïde concept. Wanneer we het hebben over het huidige Europees erfgoedbeleid dan zien we veelal de bovengenoemde elementen van erfgoed als middel tot socio-economische doeleinden in de Europese Conventies terug komen. Dit heeft ook gevolgen voor de manier waarop er invulling gegeven wordt aan de Europese erfgoedprogramma’s. Hoewel er noch eenduidige antwoord blijkt uit de documenten van de RvE of de EU wat nu precies een erfgoedobject tot een Europees cultureel erfgoed maakt, noch over de manier waarop deze invulling geeft aan de Europese identiteit, zal aan de hand van de analyse van het RPSEE hier meer duidelijkheid over geschept worden.

105

RvE, ‘White Paper on Intercultural Dialogue’, (2008),

http://www.coe.int/t/dg4/intercultural/source/white%20paper_final_revised_en.pdf, p. 4.

106

Ibidem, p. 4.

107

EU, ‘Establishing Culture 2000 programme’, (2000), http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:32000D0508.

108

RvE, ‘White Paper on Intercultural Dialogue’, p. 4.

109

J. Fiel, ‘Crossing Borders-Connecting Cultures’, The EU Culture Programme (2007–2013), http://www.fonduri-

ue.ro/res/filepicker_users/cd25a597fd-62/Finantari/Alte_oportunitati/Programe_Comunitare/4_Cultura_2007.pdf

35

3

Regionaal Erfgoedprogramma in Zuidoost-Europa

:

Meer dan

erfgoedbescherming alleen

Met de Europese Raad van Thessaloníki in 2003 werden de eerste stappen gezet van de Westelijke Balkanlanden richting EU lidmaatschap: ‘De toekomst van de Balkan ligt in de Europese Unie’, aldus de Raad.110

Het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan was echter voorwaardelijk verbonden aan het hervormingsproces van de regio om te kunnen voldoen aan de Kopenhagecriteria, oftewel aan de Europese standaarden. In de context van het Europees uitbreidingsbeleid werden verscheidene economische en politieke programma’s gelanceerd om de regio nader tot Europa te brengen. De EU was hierbij overtuigd dat niet alleen economische of politieke integratie van de regio nodig was, maar dat ook op het gebied van cultuur en erfgoed stappen genomen moesten worden om deze landen te integreren.111

Uit deze notie vloeiden verschillende transnationale programma’s voort waarbij de focus lag op de ontwikkeling van cultureel erfgoed in het gebied. De focus op cultuur en erfgoed was daarmee mede gericht op post-conflict samenwerking tussen de Balkan landen op regionaal niveau om vrede en verzoening in het gebied te bevorderen, en zo de regio te stabiliseren. Zo introduceerde de RvE in 2011 een beleidsdocument met betrekking op de rol van erfgoed in conflictpreventie.112

Erfgoed wordt hierin niet alleen gezien als een instrument om conflictpreventie, maar ook als een factor in het oplossen van conflicten en als uitgangspunt van wederopbouw en post-conflict ontwikkeling. Stabilisatie van de regio was een belangrijke ijkpunt in de bevordering van de complexe politieke, rechtsstatelijke, economische en sociale hervormingen die in Zuidoost-Europa plaats moesten vinden om toe te kunnen treden tot de EU.

De besluitvorming om een cultuurprogramma op te zetten in Zuidoost-Europa werd grotendeels in gang gezet door de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie, Romano Prodi. Zijn visie was om stabiliteit en verzoening in de regio te bewerkstelligen door middel van intercultureel dialoog: ‘Peace and stability are born out of dialogue’, aldus Prodi.113

Zijn focus voor het verzoeningsproces in de Balkan lag heel direct op de promotie van religieus cultureel erfgoed. Dit verschilde met het idee van de RvE, die daarentegen op dat moment het onderwerp van religieus erfgoed in de regio juist wilde vermijden uit de angst dat het voor conflict zou zorgen tussen de verschillende bevolkingsgroepen.114 De RvE trok in het cultureel programma de focus daarom breder,

om zo te voorkomen dat religieuze spanningen opnieuw de overhand zouden krijgen. Het bevorderen van multiculturele en interreligieuze relaties was van bijzonder belang voor de gehele regio, en voor

110

Top tussen de EU en de westelijke Balkan, (2003), www.europa.eu/rapid/press-release_PRES-03-163_nl.pdf, geraadpleed 11 november 2014.

111

Europese Raad, ‘Τhe Thessaloniki agenda for the Western Balkans: Moving towards European integration’,

https://www.eerstekamer.nl/eu/documenteu/thessaloniki_agenda_for_the/meta, geraadpleegd 20 september 2014.

112

RvE, ‘The role of culture and cultural heritae in conlict prevention, transformaion, resolution and postconflict action : the Council of Europe approach’, http://www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/News/CultureReconciliation_en.pdf, geraadpleegd 20 september 2014.

113

R. Prodi, ‘The EU, dialogue with religions and peace’, http://europa.eu/rapid/press-releaseSPEECH-02-345en.htm, geraadpleegd 27 september 2014.

114

C. Vos, Showing the Way Forward for Serbia’s Past, p. 68.

36

de (potentiële) kandidaat lidstaten in hun streven naar toetreding tot de EU. In dit gehele proces vormden regionale samenwerking en verzoening hierbij de sleutelwoorden.

Met het de regionale erfgoedprogramma’s implementeren de EU en de RvE middels erfgoed de gedeelde Europese waarden in de regio om het zodoende dichter tot Europa te brengen. In het vorige hoofdstuk is uiteengezet hoe erfgoed een vehikel kan zijn om door middel van soft governance bepaald gewenst gedrag voort te brengen. In het geval van de Westelijke Balkan is in deze scriptie de veronderstelling dat door middel van de gouvernmentaliteit van het Europees cultuur- en erfgoedbeleid de Europese identiteit in de regio wordt bevorderd, en de regio daarmee binnen het Europees identiteitsnarratief wordt geplaatst. Dit hoofdstuk analyseert of de retoriek in de beleidsdocumenten van het RPSEE deze notie bevestigen. Daarnaast onderzoekt dit hoofdstuk hoe de waargenomen impact van het de tweede fase van het programma, het Ljubljana Process II, door de RvE gepresenteerd wordt. Aan de hand van deze documenten zal gekeken worden in hoeverre de ideeën over Europese identiteit in het Europees erfgoedprogramma naar voren komen.