• No results found

Energie uit water

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 195-198)

schriftelijke consultatie

B.2 Energie uit water

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Aquathermie

(warmtepomp) Er wordt gesteld dat warmtepompen 50-70 graden zouden maken voor di- recte toepassing in huis. Het is onze ervaring dat het aanzienlijk goedkoper is om warmte op een temperatuurni- veau te leveren dat voldoende is voor ruimte- én tapwaterverwarming. Dit wordt bevestigd door recente studies van TKI WINST en het rapport van D- cision over het gebruik van rest- warmte van datacenters. Technisch is het mogelijk met een boosterwarmte- pomp het tapwater deel in de woning nog te verhogen maar bezien over het hele systeem is dit een duurdere op- lossing dan alle warmte op een vol- doende hoog niveau aan de woning te leveren. Dit komt met name omdat in- dividuele (booster) warmtepompen een hogere specifieke CAPEX hebben dan grote industriële warmtepompen, en omdat decentrale (booster) warm- tepompen een zwaarder E-net vragen in de wijk, wat ook hoge kosten met zich meebrengt.

De systemen kúnnen 50-70°C leveren, voor de referentie gaan we uit van 70- 75 °C, m.a.w. er hoeven geen aanpas- singen doorgevoerd te worden bij de afnemers.

Aquathermie

(warmtepomp) Voor tapwater dient de aanvoertem-peratuur in de woning ca 65 °C te zijn. Echter de nieuwe warmtewet die per 1 januari ingaat kent lagere tarie- ven voor warmte van een temperatuur van minder dan 70 °C, waardoor dit in praktijk de aanvoertemperatuur zal zijn. Vaak zit er dan nog één, en soms twee, warmtewisselaar(s) tussen de centrale warmtepomp en de woning en treedt er nog (beperkt) tempera- tuurverlies op. Dat betekent dat om met 70 °C aan te komen in de woning de warmtepomp 75-80 °C zal moeten produceren. Wij raden aan om van deze temperaturen uit te gaan, wat impact heeft op de investeringskosten en Seasonal Performance Factor van de warmtepomp.

Ter kennisname meegenomen.

Aquathermie Het conceptadvies lijkt uit te gaan van een stand alone aquathermie bron (gezien het zeer lage aantal vollast- uren van 1500). Martpartij ziet aqua- thermie meer als basislast- of midden- lastbron, waarbij de piek en back-up door de bestaande bronnen in het be- staande warmtenet worden geleverd. Hiermee zijn enerzijds veel meer vol- lasturen mogelijk, wat het basisbedrag aanzienlijk verlaagt. Anderzijds is de “tie-in” van de aquathermiebron (met warmtepomp) in het bestaande net een complexe zaak wat extra investe- ringskosten met zich meebrengt. Dit laatste verhoogt het basisbedrag maar in veel mindere mate dan dat het ho- gere aantal vollasturen het basisbe- drag verlaagt.

De referentiecase is afgeleid uit pu- blieke data m.b.t. TEO-projecten via de STOWA-website. Het betreft stand- alone installaties bestaande uit een op- pervlaktewaterbron, een WKO en een collectieve WP met een (klein) lokaal netwerk.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Aquathermie

(aansluiting) Wij zouden graag inzicht krijgen in de opbouw van de totale investering zoals aangenomen door het PBL zodat wij beter kunnen reageren op de totale in- vesteringskosten. Als onderdeel daar- van zouden wij graag zien met welke afstand en kosten wordt gerekend voor de aansluiting op het warmtenet. In onze ervaring is dit een belangrijk onderdeel van de totale CAPEX. Merk op dat het feit dat aquathermiepro- jecten typisch in het secundaire net intakken en niet in het primaire net, betekent dat het tracé vaak relatief langer zal zijn en dat mogelijk ook meerdere secundaire netten aangetakt moeten worden. Het primaire net wordt typisch op een te hoge tempe- ratuur bedreven voor aquathermie). Daarnaast is voor de aansluiting op het hoofdnet een warmteoverdracht station nodig (WOS). Deze WOS kan zowel warmte van de aquathermie/ warmtepompbron als warmte uit het bestaande hoofdnet nemen, en levert de benodigde temperatuur aan het se- cundaire wijknet. De kosten hiervan zijn aanzienlijk. Gezien de lage speci- fieke CAPEX van 748 €/kW in het con- sultatiedocument denken wij dat hier u geen rekening mee wordt gehouden.

In de uiteindelijke berekening voor het basisbedrag van de categorie aqua- thermie is rekening gehouden met kos- ten voor 700-1000 meter

transportleiding en voor een Warmte- overdrachtstation (WOS).

Aquathermie

(kosten) De investeringskosten van 748 €/ kWth zijn laag. Voor TEA rekenen wij met [x] €/kWth. Het verschil kan wel- licht worden verklaard uit het verschil tussen enerzijds de investeringskosten die verbonden zijn aan het invoeden van aquathermie op een klein net zon- der andere bronnen en anderzijds de investeringskosten van aquathermie op een bestaand net met meer bron- nen. Overigens zijn de O&M-kosten van 71 €/kWth/jaar ons juist weer aan de hoge kant.

De investeringskosten zijn aangepast, onder andere door het meenemen van de kosten van een WKO-installatie.

Aquathermie (vol-

lasturen) Er wordt nu uitgegaan van 1500 vol-lasturen. Dat is in onze ogen veel te laag. Aquathermie is, zeker inclusief de transportleiding, een redelijk CAPEX-intensieve technologie. Om het economisch te benutten is het van be- lang voldoende vollasturen te draaien. Wij denken dan aan minimaal 3000 maar liever 6000+. Een hoger aantal vollasturen heeft een zeer groot effect op het basisbedrag. Wij pleiten voor een vollasturen staffel zoals ook bij bi- omassa is geïntroduceerd. Als dit niet mogelijk zou zijn dan pleiten wij voor in ieder geval twee apart categorieën: een categorie met 3000 VLU en een categorie met 6000 VLU. Een catego- rie op 1500 uren zou pas achteraan in de SDE++-rangschikking komen en lijkt daarmee minder interessant of kansrijk.

Het aantal vollasturen is op 3500 uur gesteld. Door meenemen van de WKO in de referentie-installatie, is dit aantal haalbaar.

Differentiatie in vollasturen passen wij niet toe, tenzij expliciet daartoe ge- vraagd door EZK.

Wij gebruiken een technisch zinnige in- stallatie als referentie. Een afwijkend aantal vollasturen hanteren om gunsti- ger in de rangschikking te komen, is daarbinnen geen valide argument.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Aquathermie (vol-

lasturen) Om knelpunten voor een aantal instal-laties te voorkomen, zouden we willen voorstellen om het aantal vollasturen per jaar te verhogen naar minimaal 2.500. Op basis van ervaringen met reeds bestaande installaties.

We hebben het aantal vollasturen ver- hoogd naar 3500, wat dankzij een WKO-installatie technisch haalbaar is.

Aquathermie (ver-

mogen) Uitdaging bij inpassing van aquather-mie in een bestaand warmtenet is dat de primaire leidingen in het warmte- net vaak op hoge temperaturen ope- reren (typisch tussen de 90 en 120 graden). Dit zijn zeer hoge tempera- turen voor een warmtepomp met aquathermie als bron, wat tot lage SPF’s zou leiden. Daarom is invoeden in het secundaire net logischer, waar de invoedtemperatuur vaak rond de 75 graden ligt. Nadeel daarvan is dat een secundair net vaak maar 200- 1000 woningequivalenten voedt. Dit beperkt de grootte van de aquather- miebron. Bij een basislastvraag gedu- rende 6000 uur van circa 0,6

kW/woningequivalent in de bestaande bouw, beperkt dit de grootte van aquathermieprojecten op dit moment tot circa 1 MW of minder.

Het is uiteraard wenselijk om op ter- mijn ook de temperaturen in be- staande primaire warmtenetten te verlagen, maar dit is op korte termijn nog niet aan de orde.

Het vermogen in de referentie is 0,88 MW.

Aquathermie (vol-

lasturen) Onze belangrijkste opmerking is dat een business case voor TEA wordt ge- baseerd op 4000 dan wel 6000 vollast- uren en op 1500 vollasturen. Dat geldt voor de grotere warmtenetten. Wij pleiten er daarom voor dat er meer categorieën worden ingericht na- melijk voor 1500, respectievelijk 4000 en 6000 vollasturen voor ofwel een al- gemene categorie voor TEO, TEA en restwarmte dan wel een specifieke ca- tegorie voor TEA.

We adviseren een TEO-systeem met WKO dat 3500 vollasturen kan halen en een TEA systeem dat 6000 vollast- uren kan halen.

Aquthermie (diffe-

rentiatie) Veel verschillende aquathermie (TEO, TEA, TED), met/zonder WKO, voor le- veren van warmte/koude. Kengetallen vooral beschikbaar voor TEO, met WKO voor leveren warmte. Echter, voor de andere systemen zijn geen tot weinig kengetallen beschikbaar. Vol- gens experts zijn de genoemde bedra- gen ook toereikend voor TEA en TED met/zonder WKO.

Er is in de consultatie voldoende infor- matie beschikbaar gekomen om te kunnen adviseren over TEO en TEA.

Aquathermie (dif-

ferentiatie) Wij zien mogelijkheden voor TEA (af-valwater) zonder WKO (wel met warmtepomp) omdat bij TEA de tem- peraturen hoger liggen dan bij TEO, ook in de winter.

Naast de bestaande TEO categorie is er ook een categorie TEA doorgerekend met de volgende kenmerken : ~1 MWth, collectieve WP, 6000 VLU, inclu- sief kosten voor 700m-1000m trans- portleiding en een warmte-

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 195-198)