• No results found

CO 2 opslag bij bestaande CO 2 afvanginstallaties

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 146-156)

waterstofproductie via elektrolyse

15 Bevindingen CCS 1 Beschrijving technologie

15.8 CO 2 opslag bij bestaande CO 2 afvanginstallaties

Deze subcategorie is bedoeld voor industriële installaties waar al CO2-afvang plaatsvindt en

waar deze deels nuttig wordt gebruikt (tuinders, frisdrank, ureum) en deels afgeblazen wordt. Het gedeelte dat wordt afgeblazen kan worden opgeslagen. Bij levering aan tuinders is dit volume afhankelijk van seizoensinvloeden.

Bij deze categorie kan er concurrentie ontstaan tussen CCS en CCU, omdat opslaan van CO2

door de SDE++ mogelijk een betere business case oplevert dan CCU. Omdat de keuze voor het al dan niet instant houden van de CO2-levering voor CCU een beleidskeuze is, is er in

deze subcategorie voor twee varianten een referentie-installatie vastgesteld, waartussen het PBL geen keuze maakt.

Variant A: Instandhouding van CCU-levering

Als referentie-situatie is gekozen voor continue CO2-afvang met seizoenslevering aan tuin-

ders. Uitgangspunt is dat de huidige levering aan tuinders gecontinueerd wordt en dat de CO2-opslag additioneel is. Daarom wordt er voor de referentie-installatie aangenomen dat

deze halftijds (4000 draaiuren) zal opereren. De CO2-afvangkosten worden gedekt door de

huidige activiteiten, waardoor de investeringen beperkt zijn tot een additionele compressor en aansluiting naar het CO2-transportnetwerk. Additionele compressie is vereist, omdat de

CCU-pijpleiding op een lagere druk (22 bar) opereert dan het CO2-transportnetwerk (35 bar).

De capaciteit van de aansluiting is gedimensioneerd op de maximale CO2-afvangcapaciteit,

zodat afvangen CO2 kan worden opgeslagen wanneer er geen levering plaatsvindt aan de

De operationele kosten bestaan uit de verwerkingstoeslag, energiekosten voor compressie, en vaste en variabele O&M-kosten voor compressie en de aansluiting naar het CO2-

transportnetwerk. Voor de CO2 die wordt opgeslagen kan de afvangende partij kosten voor

EU ETS vermijden. Hiervoor wordt in de subsidie gecorrigeerd.

Variant B: volledige levering van CO2 aan het CO2-transportnetwerk voor CO2-opslag

Als referentie-situatie is gekozen voor continue CO2-afvang, waarbij alle afgevangen CO2

wordt geleverd aan het CO2-transportnetwerk en vervolgens wordt opgeslagen. Aangenomen

is dat de bestaande CO2-afvanginstallatie in 2005 in gebruik is genomen en bij de start van

levering aan het CO2-transportnetwerk (verwacht rond 2025) volledig is afgeschreven. De

investeringskosten voor deze variant beperken zich daardoor tot de uitbreiding van compres- sie en de aansluiting op het CO2-transportnetwerk. De investeringskosten zijn daarmee gelijk

aan de kosten voor variant A.

De operationele kosten bestaan uit de verwerkingstoeslag, energiekosten voor compressie, en vaste en variabele O&M-kosten voor compressie en de aansluiting naar het CO2-

transportnetwerk. Voor de afvangende partijen levert deze variant als voordeel op dat zij meer CO2 opslaan, waardoor ze ook meer kosten voor EU ETS kunnen vermijden.

Opgemerkt wordt dat bij deze variant tuinders afhankelijk zijn van alternatieve bronnen voor CO2, waaronder verbranding van aardgas. Dit zou een ongewenst effect zijn vanuit het oog-

punt van nationale emissies. Voor de referentie-installatie zijn de volgende kostenparameters gebruikt (zie tabel 15-2)

Tabel 15-2. Referentie-installatie voor extra CO2-afvang bij bestaande installatie

Parameter Eenheid Variant A:

SDE++ 2020

Variant B: SDE++ 2020

Aantal draaiuren [uren/jaar] 4000 8000

Capaciteit CO2-aansluiting [Mt CO2 afvang/jaar] 1,0 1,0

Afgevangen CO2 voor opslag [Mt CO2 afvang/jaar] 0,55 1,0

Vermeden CO2 [Mt CO2 vermeden/jaar] 0,54 0,98

Investeringskosten:

afvang, zuivering en compressie [miljoen €] 29 29

Investeringskosten:

aansluiting transportnetwerk [miljoen €] 4,5 4,5

Investeringskosten – TOTAAL [miljoen €] 34 34

Vaste O&M-kosten [miljoen €/jaar] 1,0 1,0

Variabele O&M-kosten en energiekosten [€/t CO2 afvang] 6,6 6,6

SDE++-basisbedrag (CO2-afvang) [€/t CO2 vermeden] 16 12

Verwerkingstoeslag [€/t CO2 afvang] 90 60

MIA-correctie [€/t CO2 vermeden] - -

SDE++-basisbedrag [€/t CO2 afvang] 112 76

De benodigde energie voor CO2-compressie wordt geschat op:

• Elektriciteit: 125 kWhe/t CO2 afgevangen

Toelichting op berekening verwerkingstoeslag

Variant A

De verwerkingstoeslag wordt vastgesteld aan de hand van het jaarlijkse volume en de piekcapaciteit. Dit laatste is van invloed op de kosten voor het transport:

• Het jaarlijkse volume dat wordt getransporteerd en opgeslagen is 0,55 Mt CO2;

• Door de seizoenslevering is de piekcapaciteit gelijk aan een jaarlijkse levering van 1,0 Mt CO2. De zogenaamde “load factor” is dan 1,0 / 0,55 = 1,8;

• Het opslagtarief is 15 €/t CO2 getransporteerd. Deze is onafhankelijk van de piek-

capaciteit.

• Transporttarief is 45 €/t CO2 getransporteerd op basis van 8000 uur levering. Cor-

rectie voor de load factor gebeurt op basis van het basistarief van 8760 uur: 41 €/t CO2. Het transporttarief voor deze case wordt dan 41 * 1,8 = 75 €/t CO2

De verwerkingstoeslag voor variant A is dan: 15 + 75 = 90 €/t CO2 getransporteerd.

Variant B

In deze case is er sprake van constante levering, waardoor er geen aanpassingen zij in de basistarieven voor transport en opslag:

• Het opslagtarief is 15 €/t CO2 getransporteerd

• Transporttarief is 45 €/t CO2 getransporteerd

De verwerkingstoeslag voor variant B is dan: 15 + 45 = 60 €/t CO2 getransporteerd.

15.9 Nieuwe CO

2

-afvang bij bestaande installaties

Deze subcategorie is opengesteld voor alle bestaande installaties waarvoor CCS wordt over- wogen. Als referentie is gekozen voor blauwe waterstof: toepassen van CO2-afvang bij be-

staande waterstofproductie door middel van steam methane reforming (SMR). Dit is in Nederland de meest toegepaste productiemethode voor waterstof. Toepassen van CO2-

afvang op deze installaties is mogelijk met behulp van pre-combustion-technieken, waarna de CO2 wordt gecomprimeerd en getransporteerd. Waterstof wordt in Nederland op verschil-

lende locaties geproduceerd en in verschillende configuraties: standalone en geïntegreerd. Op basis van de beschikbare literatuurdata kan worden aangenomen dat er slechts een ver- schil is in CO2-afvangkosten, maar dit kon niet met de beschikbare industriedata worden on-

derbouwd. Daarom is er (nog) geen aanleiding is om verschillende basisbedragen te berekenen.

Investeringen voor de referentie-installatie bestaan uit een CO2-afvanginstallatie, reinigings-

installatie, compressie en een aansluiting naar het CO2-transportnetwerk. Voor de referentie-

Tabel 15-3. Referentie-installatie voor nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties (op basis van CO2-afvang bij een bestaande SMR-waterstoffabriek)

Parameter Eenheid Advies SDE++

2020

Aantal draaiuren [uren/jaar] 8000

Capaciteit waterstofproductie [kton/jaar] 80

Afgevangen CO2 voor opslag [Mt CO2 afvang/jaar] 0,36

Vermeden CO2 [Mt CO2 vermeden/jaar] 0,32

Investeringskosten: afvang, zuivering en compressie [miljoen €] 68

Investeringskosten: aansluiting transportnetwerk [miljoen €] 1,6

Investeringskosten – TOTAAL [miljoen €] 70

Vaste O&M-kosten [miljoen €/jaar] 2,1

Variabele O&M-kosten en energiekosten [€/t CO2 afvang] 20,6

SDE++-basisbedrag (CO2-afvang) [€/t CO2 vermeden] 53

Verwerkingstoeslag [€/t CO2 afvang] 60

MIA-correctie [€/t CO2 vermeden] 0,7

SDE++-basisbedrag [€/t CO2 afvang] 114

De benodigde energie voor CO2-afvang en -compressie wordt geschat op:

• Elektriciteit: 175 kWhe/t CO2 afgevangen

• Warmte: 313 kWhth/ t CO2 afgevangen

Toelichting op berekening verwerkingstoeslag:

De verwerkingstoeslag wordt vastgesteld aan de hand van het jaarlijkse volume en de piekcapaciteit. In deze case is er sprake van constante levering, waardoor er geen aanpas- singen zij in de basistarieven voor transport en opslag:

• Het opslagtarief is 15 €/t CO2 getransporteerd

• Transporttarief is 45 €/t CO2 getransporteerd

De verwerkingstoeslag is dan: 15 + 45 = 60 €/t CO2 getransporteerd.

15.10

Nieuwe CO

2

-afvang bij nieuwe installaties

Deze subcategorie is opengesteld voor alle nieuwe installaties waarvoor CCS wordt overwo- gen. Als referentie-installatie is gekozen voor nieuwe, blauwe waterstof: een nieuwe SMR- waterstoffabriek met een productiecapaciteit van 80 kt per jaar. Met behulp van pre-combus- tion-technieken wordt CO2 uit het syngas verwijderd, gecomprimeerd en getransporteerd.

Investeringen voor de referentie-installatie bestaan uit een CO2-afvanginstallatie, reinigings-

installatie, compressie en een aansluiting naar het CO2-transportnetwerk. Voor de referentie-

Tabel 15-4. Referentie-installatie voor nieuwe CO2-afvang bij nieuwe installaties (op basis van CO2-afvang bij een nieuwe SMR-waterstoffabriek)

Parameter Eenheid Advies SDE++

2020

Aantal draaiuren [uren/jaar] 8000

Capaciteit waterstofproductie [kton/jaar] 80

Afgevangen CO2 voor opslag [Mt CO2 afvang/jaar] 0,36

Vermeden CO2 [Mt CO2 vermeden/jaar] 0,33

Investeringskosten: afvang, zuivering en compressie [miljoen €] 61

Investeringskosten: aansluiting transportnetwerk [miljoen €] 1,6

Investeringskosten – TOTAAL [miljoen €] 63

Vaste O&M-kosten [miljoen €/jaar] 1,3

Variabele O&M-kosten en energiekosten [€/t CO2 afvang] 17,4

SDE++-basisbedrag (CO2-afvang) [€/t CO2 vermeden] 45

Verwerkingstoeslag [€/t CO2 afvang] 60

MIA-correctie [€/t CO2 vermeden] 0,6

SDE++-basisbedrag [€/t CO2 afvang] 106

De benodigde energie voor CO2-afvang en -compressie wordt geschat op:

• Elektriciteit: 175 kWhe/t CO2 afgevangen

• Warmte: 286 kWhth/ t CO2 afgevangen

Toelichting op berekening verwerkingstoeslag:

De verwerkingstoeslag wordt vastgesteld aan de hand van het jaarlijkse volume en de piekcapaciteit. In deze case is er sprake van constante levering, waardoor er geen aanpas- singen zij in de basistarieven voor transport en opslag:

• Het opslagtarief is 15 €/t CO2 getransporteerd

• Transporttarief is 45 €/t CO2 getransporteerd

De verwerkingstoeslag is dan: 15 + 45 = 60 €/t CO2 getransporteerd.

Er zijn ook projecten waarbij een algehele transitie naar waterstof wordt voorgesteld. Deze projecten richten zich naast het realiseren van nieuwe waterstoffabrieken ook op vervanging van industriële branders naar waterstof, realiseren van waterstofinfrastructuur en het ge- reedmaken van elektriciteitscentrales om waterstof te gebruiken voor elektriciteitsproductie.

15.11

Terugkoppeling subcategorieën conceptadvies

In het conceptadvies heeft het PBL andere subcategorieën opgenomen, waarvan een aantal niet zijn teruggekomen in het eindadvies. Deze keuze wordt hieronder toegelicht.

CCS bij geconcentreerde bronnen

Met het formuleren van de nieuwe subcategorieën “Nieuwe CO2-afvang bij bestaande indu-

striële installaties” en “Nieuwe CO2-afvang bij nieuwe industriële installaties” is in die geval-

len waterstofproductie als referentie-installatie gekozen. Hiermee is de noodzaak voor deze subcategorie komen te vervallen.

CCS bij AVI’s

AVI’s zijn vrij ver in het traject richting CO2-afvang. Een aantal AVI’s heeft dit jaar een FEED-

daarvan kan geconcludeerd worden dat CCS bij AVI’s momenteel niet bij de meest kostenef- fectieve CCS-opties horen. Om projecten voor deze specifieke toepassing te stimuleren zal er een aparte subcategorie en basisbedrag moeten worden vastgesteld.

Uit de marktconsultatie bleek dat AVI’s de mogelijkheid voor CO2-afvang vooral hebben on-

derzocht in combinatie met levering aan tuinders (CCU). Deze combinatie wordt ingegeven vanuit een circulair oogpunt (een groot deel van de CO2 van AVI’s is biogeen) en het feit dat

AVI’s niet onder EU ETS vallen, waardoor zij geen specifiek voordeel hebben bij CO2-opslag.

Wel zien AVI’s een toegevoegde waarde in een combinatie tussen CCS en CCU, zodat sei- zoensinvloeden kunnen worden opgevangen.

Aangezien CCU op dit moment nog niet mogelijk is onder de SDE++ adviseert het PBL om in het eindadvies voor 2020 geen aparte subcategorie en basisbedrag op te nemen voor CCS bij AVI’s, maar deze optie later te onderzoeken in combinatie met CCU. Dit betekent dat pro- jecten die onder deze subcategorie zouden vallen, in 2020 SDE++-subsidie kunnen aanvra- gen in de subcategorie Nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties.

Zoals aangegeven is CO2-afvang bij AVI’s niet de meest kosteneffectieve CCS-toepassing. Op

basis van de verkregen industriedata heeft het PBL vastgesteld dat de basisbedragen voor AVI’s hoger zullen zijn dan de basisbedragen zoals nu vastgesteld voor de subcategorie ‘Nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties’.

CCS bij raffinaderijen

Binnen deze subcategorie zijn verschillende processen waar CCS kan worden toegepast: kraakprocessen (stoomkrakers, FCC, hydrocrackers), WKK’s en waterstofproductie.

Uit de marktconsultatie is gebleken dat marktpartijen de voorkeur geven aan een andere re- ferentietechnologie, namelijk toepassen van CO2-afvang bij kraakprocessen. Het PBL heeft

dit onderzocht en op basis van literatuur geconcludeerd dat deze optie niet bij de meest kos- teneffectieve CCS-opties horen. Om projecten voor deze specifieke toepassing te stimuleren zal er een aparte subcategorie en basisbedrag moeten worden vastgesteld.

Het PBL concludeert dat er alleen kostendata beschikbaar zijn uit literatuur waarvoor grote onzekerheidsranges worden aangenomen. Omdat de marktconsultatie geen specifieke data heeft opgeleverd voor de Nederlandse situaties, heeft het PBL geconcludeerd dat het nog niet mogelijk is een goed representatief basisbedrag vast te stellen. Het PBL adviseert daarom in de SDE++ 2020 geen aparte subcategorie en basisbedrag op te nemen voor deze toepassing. Projecten die onder deze subcategorie zouden vallen, kunnen in 2020 SDE++ subsidie aanvragen in de subcategorie ‘Nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties’. Op ba-

sis van de kosteninschattingen met literatuurdata heeft het PBL kunnen vaststellen dat de basisbedragen voor CCS bij petrochemie naar alle waarschijnlijkheid hoger zullen zijn dan de basisbedragen zoals vastgesteld voor ‘Nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties’. In het

geval deze subcategorie in toekomstige SDE++-ronden wordt overwogen, zal verbreding van de subcategorie met chemie worden onderzocht.

CCS bij andere processen

Naast CCS bij AVI’s en raffinaderijen is in het conceptadvies ook aandacht besteed aan CCS bij productie van staal en ethyleenoxide:

• CCS bij Staal: voor deze toepassing concludeert het PBL dat het niet mogelijk is om op een onafhankelijke manier een basisbedrag vast te stellen. Bovendien is er sprake van een enkele case, waardoor CCS bij staal alleen kan worden ondergebracht bij een andere subcategorie. Op basis van de beschikbare data heeft het PBL kunnen

vaststellen dat het benodigde basisbedrag voor hoger zal zijn dan het basisbedrag voor Nieuwe CO2-afvang bij bestaande installaties.

• Ethyleenoxide: voor deze toepassing heeft de marktconsultatie niet geleid tot additi- onele data waardoor het niet mogelijk is om voor deze toepassing een goed basisbe- drag vast te stellen. Het PBL adviseert daarom in de SDE++ 2020 geen aparte subcategorie op te nemen voor deze toepassing.

Daarnaast is naar aanleiding van de marktconsultatie overwogen om subcategorieën in te delen naar CO2-concentratie. Het PBL heeft deze mogelijkheid onderzocht en stelt vast dat:

• Er geen perfecte relatie bestaat tussen afvangkosten en CO2-concentratie. Vooral bij

lagere CO2-concentraties (<20%) ontstaat een grote kostenrange door toepassing op

verschillende processen. Hierdoor is het moeilijk goede referentie-installaties en ba- sisbedragen vast te stellen, tenzij er een scherpere afbakening wordt gemaakt naar bijvoorbeeld proces. Hiermee zal de categorisering dicht in de buurt komen van de categorisering zoals voorgesteld in het conceptadvies.

• Het is nog niet geheel duidelijk of het mogelijk is om CO2-concentraties op stack-ni-

veau onafhankelijk vast te stellen. Dit is nodig, omdat anders niet kan worden ge- controleerd of SDE++-aanvragen in de juiste subcategorie worden gedaan. Vooral wanneer categorieën aan elkaar grenzen of overlappen, wordt de kans op oneigen- lijke oversubsidiëring groter.

• Chemie was niet opgenomen in de indeling van het conceptadvies. Met een indeling naar CO2-concentraties zou hier automatisch sprake van zijn. Een alternatieve oplos-

sing is om CCS bij chemie onder te brengen bij CCS bij raffinaderijen, omdat de toe- passingen van CCS bij raffinaderijen en chemie goed overeenkomen, net als de mogelijke kosten. Hiervoor kan dan de nieuwe subcategorie CCS bij petrochemie worden overwogen.

• Een indeling naar CO2-concentratie werd gezien als een mogelijke oplossing voor het

opnemen van CCS bij staal. Echter, ook op basis van CO2-concentraties is staal

moeilijk te plaatsen: bij staal is er sprake van een relatief hoge CO2-concentratie met

relatief veel vervuiling, waardoor het basisbedrag voor die categorie naar alle waar- schijnlijk niet toereikend zal zijn voor CCS bij staal.

Op basis van het bovenstaande stelt het PBL vast dat een indeling naar CO2-concentraties

niet noodzakelijkerwijs leidt tot een meer transparante, overzichtelijke of generiekere inde- ling. Wel is vastgesteld dat er voordelen kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer er verschillende keuzes kunnen worden gemaakt voor het plaatsen van een CO2-afvanginstallaties. In de hui-

dige indeling ligt deze keuze min of meer vast, in de indeling naar CO2-concentraties zouden

aanvragers meert vrijheid hebben. Echter, gezien de bovengenoemde bezwaren wat betreft overlap en mogelijk oversubsidiëring wordt vooralsnog niet over gegaan tot een indeling naar CO2-concentraties.

15.12

Overzicht basisbedragen

In tabel 15-5 worden de basisbedragen voor de voorgestelde subcategorieën weergegeven, met daarbij een omrekening naar €/t CO2 vermeden op basis van de kaders van de rang-

Tabel 15-5. Overzicht SDE++-basisbedragen subcategorieën CO2-afvang en -opslag (CCS) Subcategorie Uren Basisbedrag SDE++ 2020 [€/t CO2 afgevangen] Omrekening basisbedrag SDE++ 2020 [€/t CO2 vermeden] Aanvullende CO2-opslag

bij bestaande CO2-afvanginstallaties (A) 4000 112,48 115,17

Extra CO2-opslag

bij bestaande CO2-afvanginstallaties (B) 8000 76,31 78,14

Nieuwe CO2-afvang

bij bestaande industriële installaties 8000 114,16 127,32

Nieuwe CO2-afvang

bij nieuwe industriële installaties 8000 106,13 117,59

15.13

Nadere overwegingen

Tijdens het opstellen van dit eindadvies is een aantal overwegingen gemaakt. Deze worden hieronder toegelicht.

Vaststellen basisbedragen van referentie-installaties

Het doel van dit eindadvies is per subcategorie een basisbedrag vast te stellen dat represen- tatief is voor de bestaande en nieuwe installaties waarvoor toepassing van CCS wordt over- wogen. Het is bekend dat er in de praktijk verschillen kunnen bestaan tussen installaties die in dezelfde subcategorie vallen, wat het vaststellen van een representatief basisbedrag be- moeilijkt. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder andere:

• Omvang van de installatie • Volume van CO2-afvang

• Energiekosten, onbekend is in hoeverre processen gebruik kunnen maken van ener- gie die elders in het proces wordt opgewekt of dat energie moet worden ingekocht. • In hoeverre installaties al voorbereid zijn op CO2-afvang

• Verschillen in productieprocessen.

Engineeringstudies of FEED-studies kunnen de kosten voor CCS gedetailleerder en met gro- tere zekerheid inzichtelijk maken. Deze zijn echter nog niet voor alle opties uitgevoerd. Daarom zijn de kosten ingeschat op basis van literatuur en beschikbare industriedata. Dat levert de volgende onzekerheden en gevoeligheden op:

• De marktconsultatie heeft alleen voor AVI’s en bestaande CO2-afvang tot goede

nieuwe inzichten geleid. Voor de andere subcategorieën werd weinig specifieke kos- tendata gedeeld, waardoor er niet voor alle basisbedragen een solide basis was voor het maken van aanpassingen. Hierdoor kan mogelijke onder- of oversubsidiëring niet worden uitgesloten.

• De marktconsultatie heeft geleid tot additionele inzichten rondom de verschillen tus- sen fabrieken, installaties en processen met hetzelfde doel. Voor AVI’s heeft dit gere- sulteerd tot een beter inzicht in de breedte van de kostenranges, maar voor andere sectoren (waaronder waterstofproductie) heeft dit nog niet de gewenste inzichten ge- leid. Ook dit effect kan leiden tot mogelijke onder- of oversubsidiëring.

• Voor de referentie-installaties van nieuwe CO2-afvang zijn geen specifieke compres-

siekosten bekend. Deze zijn geschat met behulp van een tool ontwikkeld in het Geo- Capacity-project (GeoCapacity, 2010) en gevalideerd tijdens de marktconsultatie. Echter, het bleek niet mogelijk een precieze kosteninschatting te maken voor de re-

• De CO2-verwerkingstoeslag bestaat uit een transporttarief en een opslagtarief. Het

transporttarief wordt hierbij beïnvloed door de gevraagde piekcapaciteit. Op basis van constante aanlevering van CO2 wordt gerekend met een transporttarief van 45

€/t CO2 getransporteerd en een opslagtarief van 15 €/t CO2 getransporteerd. Van-

wege de onzekerheid over het volume CO2 dat getransporteerd gat worden zijn de

tarieven gebaseerd op het 70%-bezettingsgraad scenario. Indien de bezettingsgraad hoger blijkt te zijn zal het tarief hierop worden aangepast.

Marktindices en correctiebedragen

• De CO2-heffing is geen onderdeel van de berekening van de SDE++-basisbedragen.

• Correctie voor EU ETS is projectspecifiek. Na aanvraag van SDE++-subsidie kan pas vastgesteld worden of en in welke mate de aanvrager EU ETS-plichtig is.

Verschil tussen generieke subsidiehoogte en specifieke subsidiebehoefte

• In de SDE++ worden basisbedragen gebruikt die per (sub)categorie de maximale hoogte van het subsidieniveau bepalen. Dat betekent in de praktijk dat er zowel toe- passingen zijn die niet uit kunnen met het vastgestelde basisbedrag (ondersubsidie- ering) als dat er toepassingen zijn waarbij sprake is van oversubsidiëring. Om voor CCS inzicht te krijgen in de kostenrange van de verschillende toepassingen is zoveel mogelijk kostendata verzameld. Hierbij zijn de volgende uitdagingen geïdentificeerd:

o Verschillen in kosten tussen CO2-afvang technologieën en het volume CO2

dat mogelijk kan worden afgevangen;

o Verschillen tussen vergelijkbare processen die de complexiteit en kosten van CO2-afvang beïnvloeden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de inpassingskosten

van CO2-afvang, aansluiting en transport per locatie (sterk) verschillen;

o Inpassing van CO2-afvang technologie kan het bestaande proces beïnvloeden

met zowel kosten als baten tot gevolg. Dit kan per technologie, proces en lo- catie (sterk) verschillen.

• Het PBL heeft deze effecten voor de subcategorieën zo goed mogelijk in kaart ge- bracht en meegewogen in het formuleren van een referentie-installatie. Op basis van de beschikbare kostendata zijn per subcategorie meerdere referentie-installaties doorgerekend. De range van basisbedragen die hieruit is ontstaan is geanalyseerd op toepasbaarheid, onzekerheden en risico’s voor onder- en oversubsidiëring. Daarnaast is het uitgangspunt genomen dat de basisbedragen niet per se gericht moeten zijn

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 146-156)