• No results found

Algemeen en uitgangspunten

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 187-195)

schriftelijke consultatie

B.1 Algemeen en uitgangspunten

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Rangschikking Oude gascentrales staan vaak ondera- an de merit-order staan. Waarom wordt de CO2-besparing niet ten

opzichte van deze centrales gemeten?

Welke centrale voor welke uren de marginale eenheid is varieert. De uitgangspunten zijn hierop aangepast. Basisprijzen Wordt er een nieuwe langetermijn-

verwachting van de energieprijzen gepubliceerd?

Het eindadvies maakt gebruik van de langetermijnprojectie zoals gepubli- ceerd in de KEV 2019.

Basisprijzen Waarom zijn de onbalanskosten de afgelopen jaren stabiel gehouden op 4 euro per MWh?

Ieder jaar worden de gerealiseerde profiel- en onbalanskosten berekend als onderdeel van de definitieve correctiebedragen. Daaruit blijkt dat de onbalanskosten ongeveer 4 €/MWh bedragen. De profielkosten zullen de komende jaren stijgen bij

toenemende productie van zonne- en windenergie. Dat is voor

onbalanskosten echter niet gelijk te verwachten. Daarom worden de berekende onbalanskosten van de afgelopen jaren, ook als inschatting gebruikt voor de toekomstige jaren, als onderdeel van de basisnergie- prijzen.

Correctiebedragen

(GvO) Projectontwikkelaars houden al reke-ning met GvO’s bij hun biedingen voor de basisbedragen. Verrekening van de waarde van GvO’s in de correctiebe- dragen zal daarom niet leiden tot lagere SDE+-subsidies.

Wij hebben geen bewijs ontvangen dat projectontwikkelaars rekening houden met GvO’s bij hun biedingen voor basisbedragen.

Correctiebedragen

(GvO) Wat wordt gezien als een transparante GvO-index? Worden de prijsquotes van brokers waar het advies op gebaseerd wordt, dan ook publiekelijk gemaakt?

Wij kennen momenteel geen GvO- index die als transparant geschouwd kan worden. Als van prijsquotes van brokers gebruikt gemaakt gaat worden, zullen wij met hen in overleg treden of deze openbaar gemaakt mogen worden. Het heeft de voorkeur van het PBL om deze informatie publiekelijk beschikbaar te maken. Correctiebedragen

(GvO) GvO-prijzen kunnen zijn opgenomen in integrale prijzen van inkoopcontracten. Hierdoor kunnen grote verschillen ontstaan tussen de handelsmarkt en de daadwerkelijke prijzen die worden doorberekend of voorgelegd aan eindklanten.

Het is aan leveranciers en afnemers om te bepalen hoe inkoopkosten contractueel worden doorberekend.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Correctiebedragen

(GvO) Hoge GvO-prijzen voor groen gas zijn mogelijk een signaal dat er lekkage optreedt naar de regeling vervoer (de HBE’s) of naar het buitenland (denk aan Zweden). Dan is het beter om het dat lek proberen te dichten, dan nu al GVO’s verwerken in de

correctiebedragen.

Onderbouwing voor deze stelling ont- breekt. We hebben geen indicaties dat er sprake is van lekkage van groengascertificaten (GvO’s) naar andere regelingen of landen.

Correctiebedragen

(GvO) De voorgestelde manier om de GvO-prijs te verwerken in het correctiebe- drag is werkbaar, maar nog niet mogelijk want er is geen transparante markt. De markt is ondoorzichtig, opportunistisch en gequote prijzen representeren slechts een fractie van het totale volume.

Er is geen onderbouwing geleverd dat gequote prijzen slechts een fractie van het totale volume representeren en dat de markt slecht functioneert.

Correctiebedragen

(GvO) De EU-richtlijn hernieuwbare energie (RED-2) zegt dat GvO’s niet verrekend hoeven te worden wanneer de

subsidie o.b.v. competitie plaatsheeft. En dit is in de SDE+ het geval.

Artikel 19 van de EU-richtlijn (RED II) schetst diverse mogelijkheden, zodat verschillende nationale methoden mo- gelijk blijven, maar stelt geen beper- kingen aan de verrekening van GvO’s. Basisprijzen Verrekening van de GvO-prijs in de

basisenergieprijzen is een brug te ver omdat deze wordt vastgesteld voor de gehele beschikkingstijd. De factor 2/3e

van de langetermijnenergieprijs reflec- teert de onzekerheid rond elektrici- teitsprijzen en gaat mogelijk niet op voor de onzekerheid rond GvO’s.

Na overleg met EZK wordt de toekomstige GvO-prijs niet

meegenomen in de vaststelling van basisprijzen.

Correctiebedragen

(GvO) GvO’s zijn (nog) geen commodity. Ze verschillen onderling qua counter- partyrisico, verkoopperiode (spot of termijn), transactieomvang, locatie en lokale vraag. Bij langjarige stroom- contracten (PPA’s) zijn de prijzen voor GvO’s substantieel lager dan op de kortetermijnhandelsmarkt.

De verrekening van de GvO-prijzen wordt gedaan aan de hand van standaardproducten per technologie.

Correctiebedragen

(GvO) Bij de financiering van SDE+-projecten houden banken vrijwel nooit rekening met GvO’s.

Aangezien SDE+-projecten uit blijken te kunnen zonder GvO-inkomsten, belemmert de financierbaarheid niet de verrekening van GvO-prijzen in correctiebedragen en

basisenergieprijzen. Financiering We verzoeken EZK om het PBL een

doorrekening te laten maken van het werkelijke rendement op eigen ver- mogen, na aftrek van alle kosten- posten die niet meegenomen worden in de onrendabele top en dus uit het rendement op eigen vermogen moeten worden betaald (die variëren per technologie en categorie). Zo kan worden getoetst of er enigszins sprake is van een level playing field.

Gegeven de discussie rond mee te nemen kostenposten (‘waterval- figuren’) is het erg onzeker of een doorrekening zinvolle resultaten kan opleveren. Met deze kanttekening spelen we dit verzoek door aan EZK.

Financiering Toepassing van de Euribor-geldmarkt- rente plus opslag vanwege swap naar producten van 10 jaar of langer is niet in lijn met het werkelijke rendement op vreemd vermogen. Een alternatief is het gebruik van de IRS kapitaal- marktrente plus opslag.

De toepassing van de IRS kapitaal- marktrente is een mogelijkheid voor de toekomst.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Financiering Voor sommige biomassaprojecten vragen geldverstrekkers 5 tot 8% rendement op vreemd vermogen. De huidige rente is dus te laag.

Bij een dergelijke rente is geen sprake van een standaard lening zoals voorzien in de SDE+-regeling, maar van een achtergestelde lening. Dit impliceert dat het geen standaard- projecten zijn voor geldverstrekkers maar projecten met een hoger risico. Aangezien de SDE+-regeling een algemene regeling is, is er geen ruimte om rekening te houden met dergelijke zeer specifieke projecten. Financiering Bij een aantal banken is rentekorting

voor groenfinanciering momenteel kleiner dan 0,5% vanwege uitputting van groenfondsen.

De lagere rentekorting doet zich bij een beperkt aantal financiële partijen voor. Er zijn nog geen aanwijzingen dat dit een structurele ontwikkeling is. De rentekorting blijft daarom

ongewijzigd. Grondkosten Grondeigenaren delen bij zon en wind

in ruime SDE+-subsidies die ca. drie tot zeven keer boven gebruikelijke pachtprijzen liggen.

Dit is een belangrijke indicatie dat het rendement op eigen vermogen van zon- en windprojecten hoger is dan nodig is. Door verrekening van GvO’s, lagere basisbedragen voor nieuwe SDE++-beschikkingen voor wind en zon en herclassificatie van de risico’s van windenergie is dit ondervangen. Financiering Het risicodragend vermogen, door

financiële instellingen gedefinieerd als eigen vermogen plus achtergestelde leningen, verschilt per technologie en grootte van projecten. Een

richtwaarde van 20% eigen vermogen is te hoog voor zon en wind waarvoor in de regel minimaal 10%

risicodragend vermogen moet worden ingebracht, waarvan een kwart tot de helft eigen vermogen. Bij kleinere projecten moet ca 15-20% risicodragend vermogen worden ingebracht.

Voor biomassa is ca 30%

risicodragend vermogen nodig, bij biogas en geothermie ca 30-40%.

Dit is een belangrijke indicatie dat het rendement op eigen vermogen te hoog is, gegeven de huidige basisbedragen. We verwachten dat verrekening van GvO’s zal leiden tot een toename van het vereiste risicodragend vermogen en laten de verhoudingen tussen vreemd en eigen vermogen daarom ongewijzigd. Het standaard rendement op eigen vermogen voor wind op land wordt verlaagd tot 12%, gegeven de ontwikkelingen die wind op land heeft doorgemaakt kan deze technologie niet langer als hoog risicovolle activiteit worden geclassificeerd. Basisprijzen Komt de langetermijnmarktprijs-

aanname openbaar beschikbaar? De gehanteerde langstermijnprijzen staan in het eindadvies. Voor onderbouwing van de gebruikte prijsscenario’s wordt verwezen naar de KEV 2019.

Rangschikking Heel belangrijk voor power-to-heat (p2h) en power-to-gas (p2g) wel secundaire emissies mee tellen. Hoe werkt dat met GvO’s, of gaat het altijd op energie-mix?

De wijze waarop secundaire emissies worden meegenomen, wordt door EZK gedefinieerd in de

uitgangspunten. Financiering Een businesscase zoals gemodelleerd

in het OT-model stort direct in als de rente stijgt, of als de verhouding EV/VV verslechtert. We nemen met z’n allen een risico door geen correctiefactor op wijzigende

rentestanden tussen SDE+-aanvraag en start-bouw te nemen.

Voor kennisgeving aangenomen.

Rangschikking Een zon-PV-installatie gaat 25-30 jaar mee, de vermeden CO2 zou over een

langere periode berekend moeten worden.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Zon-PV

(realisatietermijn) Wij ervaren dat de termijn van 1,5 jaar voor het realiseren van kleine zon pv systemen te kort is. Dat geldt voor clusters van kleine systemen op verschillende locaties die bij elkaar boven de 1 MWp uitkomen.

Het punt is meegegeven aan EZK.

Algemeen Met de introductie van technieken zoals CCS en restwarmte zal de grote industrie zich roeren. Zon-PV zal wel- licht worden ondergesneeuwd. De industrie is machtig en voert een sterke lobby om geen WABO te overleggen bij een SDE+-aanvraag in tegenstelling tot een zon-PV-

aanvraag. Wij wensen op dit gebied gelijke behandeling.

Het punt is meegegeven aan EZK.

Correctiebedragen

(GvO) Sinds het bestaan van de SDE+-rege-ling is de waarde van de GvO’s geen onderdeel geweest van de bepaling van de hoogte van de SDE+-tarieven. Door het al jaarlijks dalende SDE+- basisbedrag ook nog plots te verlagen met de GvO-prijzen, wordt de busi- nesscase voor zonne-energiesystemen onrendabel. De GvO-component is één van de belangrijkste voorzieningen waarmee duurzame energiesystemen zich kunnen onderscheiden van fossiele alternatieven.

Het PBL maakt een berekening van de onrendabele top op basis van realis- tische kosten en realistische inkom- sten. De inkomsten uit GvO-verkoop zijn een gegeven. Het belang van het GvO-systeem is meegegeven aan EZK.

Correctiebedragen

(GvO) De GvO-prijzen fluctueren sterk, zijn onzeker en veelal projectspecifiek. Vraag en aanbod kan sterk worden beïnvloed door één grote partij die éénmalig een groot aandeel van de GvO’s opkoopt. Het opvragen van prijsquotes bij brokers is niet toerei- kend en onpraktisch om een repre- sentatieve GvO-prijs te berekenen.

De verrekening van de GvO-prijzen wordt gedaan aan de hand van stan- daardproducten per technologie. Zo- dra de markt een betere oplossing ontwikkelt dan brokerinformatie, zal het PBL deze meewegen in toekom- stige bepalingen van de representa- tieve GvO-prijs.

Correctiebedragen

(GvO) In de financiële uitgangspunten staat beschreven dat wordt onderzocht of de prijs van GvOs meegenomen zou moeten worden in de correctie. Vanaf welk moment gaat dit mogelijk in? Is te verwachten dat dit ook kan gelden voor bestaande beschikkingen?

Het advies heeft betrekking op projecten waar in 2020 SDE++ voor aangevraagd wordt.

Zon-PV

(basisprijs) Wat wordt de basisprijs voor eigen gebruik? De basisprijs voor eigen gebruik bestaat uit 2/3e van de langetermijn-

prijs van zon-PV (inclusief profiel- en onbalanskosten), vermeerderd met de huidige energiebelasting-, ODE- en indien relevant de marginale transporttarieven.

Zon-PV

(nieuwe categorie) Er lijkt een provisie te zijn opgenomen voor gebouwgebonden projecten maar wij zien steeds meer achter-de-meter- oplossingen voor grote verbruikers. Deze grote verbruikers betalen een prijs voor hun elektriciteit die onder de basisprijs ligt. Deze verbruikers zijn niet (altijd) in staat om meer te beta- len voor hun elektriciteit maar daar- mee komt het totaal bedrag (inclusief SDE+) op een lager (te laag) niveau voor de ontwikkelaar. Is het mogelijk om hiervoor een aparte categorie op te nemen?

De SDE++ beoogt de onrendabele top van een project te compenseren. Een extra vergoeding voor het ontzorgen van grote verbruikers is hier geen onderdeel van.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Financiering Wij zijn het eens met de inschatting voor de marktprijs voor energie vanaf jaar 16. De gehanteerde prijzen liggen redelijk in lijn met de marktrapporten waarover wij beschikken. Wij zijn het eens met de gehanteerde uitgangs- punten v.w.b. inflatie, rente en rendementseisen.

Voor kennisgeving aangenomen.

Correctiebedragen

(GvO) GvO’s zijn misschien iets gestegen op korte termijn maar op de langere ter- mijn (>5jr) heerst er veel onduidelijk- heid hetgeen leidt tot lage prijzen. In- vesteerders hechten aan zekerheid en kiezen voor langdurige GvO-contrac- ten. Concreet betekent dit dat over de 25-30 jarige periode er nauwelijks voordeel genoten wordt van de hogere GvO-waarde voor de eerste 5 jaar. De prijzen voor zonnestroom zullen als gevolg van toenemend percentage zonnestroom in EU de komende jaren steeds meer captured price discount laten zien. Ook de PPA wordt aan het begin van het project vaak voor de gehele looptijd afgesloten. Deze reductie in waarde van zonnestroom verlaagt daarmee ook de waarde van het zonnepark.

Hoe meer feitelijk materiaal wij ontvangen over de waarde van GvO’s in contracten, des te beter kunnen wij adviseren. Van jaar op jaar zullen wij moeten bepalen wat de represen- tatieve waarde van GvO’s is. Het is nog te vroeg om één eenduidige rekenmethode vast te leggen.

Rangschikking Eigenverbruik vervangt import van stroom uit het net. Dus daarmee ook de referentie-emissie van die elektriciteit. Correctie lijkt me niet nodig.

Alle geproduceerde elektriciteit voor- komt productie elders. EZK definieert in de uitgangspunten hoe deze effec- ten verrekend dienen te worden. Algemeen

(basisenergieprijs) Is het mogelijk om de basisenergie-prijs af te schaffen als basisbedragen verder zakken? Dit risico kost inder- daad geld, dus de risicopremie is in theorie een goede oplossing. Beter is vanuit het perspectief van de overheid om de basisenergieprijs in geheel uit te faseren.

Dit punt is meegegeven aan EZK.

Rangschikking Uitgangspunt van de Rijksoverheid is om de SDE++ op enig moment te ran- ken op CO2-emissiereductie. Afhanke-

lijk van de wijze waarop die berekend wordt kan de ene optie er veel beter af komen dan de andere bron.

• Vraag is hoe dit straks uitpakt als een hoger rendement voor elektrici- teitsopwekking wordt verondersteld in de NTA 8800.

• Vraag is ook of het hanteren van deze ranking een negatief imago op warmte creëert.

• Vraag is of dit eigenlijk oproept tot het aanbrengen van schotten tussen warmte- en elektriciteitsopties. Tenslotte de vraag of dit naar het oordeel van het PBL objectief genoeg kan zijn en veel zal bijdragen aan een verbetering van de regeling (t.a.v. kosten per vermeden ton CO2).

De rangschikking is gericht op de kos- teneffectiviteit van de SDE++-rege- ling. Het imago van technieken en de wenselijkheid van schotten, zijn bre- dere discussies die de discussie over de juiste rangschikking juist vertroe- belen.

De genoemde elementen zijn meege- geven aan EZK.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Correctiebedragen

(warmte) Het is een goede ontwikkeling dat nu geadviseerd wordt voor een deel van de grootschalige warmtebronnen een afwijkende correctiefactor te hanteren. Er wordt echter geen prijs bepaald van warmte op de markt en ook niet als kostprijs van de productie. Er wordt een prijs bepaald, zoals deze conform eigenproductie van de klant, bij de aflevering gewaardeerd zou zijn. Ook vorig jaar is dit punt ingebracht in de consultatie. Met dit uitgangspunt wordt er geen rekening gehouden met o.a.:

• Leidingverliezen;

• Redundantie middels back-up voorzieningen.

• Netwerkkosten

Het PBL ontkent het bestaan van deze kostenposten niet.

Stadsverwarmingsnetten zijn echter geen onderdeel van het advies.

Rangschikking

(biomassa) De toepassing van biomassa wordt als CO2-neutraal aangemerkt. Dit is op-

merkelijk aangezien er veel bewijs is dat de toepassing van biomassa voor verbranding niet CO2-neutraal is, laat

staan klimaatneutraal. Ook het PBL beaamt dit in meerdere publicaties. Indirecte uitstoot en uitstoot bij verwerking en transport wordt niet meegenomen. Als één van de redenen wordt gegeven dat dit is ten behoeve van de uniformiteit van de regeling, echter hier wordt een aantal zinnen later al gelijk weer van afgeweken door in het geval van elektrische hulpenergie wel de CO2-emissiewaarde

van het elektriciteitspark te hanteren. Dit is niet consequent.

Naast de directe en indirecte emissies die plaatsvinden bij de toepassing van biomassa voor energie moet ook gekeken worden naar het

klimaateffect van de toepassing van biomassa. Over lange termijn kan biomassa door middel van bijgroei CO2-neutraal zijn, echter dit is niet

hetzelfde als klimaatneutraal. De CO2

die vrijkomt bij verbranding (die aanzienlijker is per geleverde hoeveelheid energie dan bij fossiele brandstoffen) verblijft in de meeste gevallen vele decennia in de atmosfeer voordat hij weer wordt opgenomen. Gezien de urgentie van het klimaatprobleem is dit niet te verwaarlozen en moet dus ook meegenomen worden bij de waardering van de techniek.

De SDE++-regeling stelt eisen met betrekking tot duurzaamheid. In de duurzaamheidscertificering worden eisen gesteld aan de minimale CO2-

reductie over de gehele keten (SPB, Better Biomass). In de rangschikking wordt daar geen rekening mee ge- houden teneinde de SDE++ praktisch uitvoerbaar te houden. De keuze hier- voor is door EZK vastgelegd in de uitgangspunten.

Onderwerp Consultatie-inbreng Reactie PBL/DNV GL/ECN.TNO

Financiering Voor de WACC worden verschillende waarden aangehouden per techniek. De waarde varieert tussen 3,9% en 6,1%. Dergelijke verschillen hebben een flinke invloed op de

basisbedragen. Wij vragen ons af waar deze waarden op gebaseerd zijn en of, gegeven de variaties die ook weer binnen een categorie kunnen bestaan, het niet verstandiger is om één WACC waarde te hanteren.

De financieringsparameters worden geijkt op de verhouding VV/VE en het rendement op eigen vermogen en rente. Projectinformatie vormt de basis voor deze berekening. De resultante hiervan is de tabel met WACC per technologie. Hoewel er zeker verschillen tussen projecten bestaan, worden sommige technieken generiek gezien wel degelijk als minder risicovol dan andere beschouwd.

WKO in de

glastuinbouw Een aparte categorie WKO zou niet in de SDE++ ondergebracht moeten worden. De WKO kan wel afhankelijk van de configuratie onderdeel zijn van een warmtesysteem. Er zijn ook systemen mogelijk zonder WKO zoals directe warmtewinning uit kassen. Daarom heeft juist een generieke categorie laagwaardige warmte, gedifferentieerd naar warmtebronnen, de voorkeur.

WKO is wel altijd een integraal onder- deel van systemen waarbij laagwaar- dige warmte uit het zomerseizoen benut wordt in het stookseizoen (de winter). Daarmee is de WKO met bij- behorende kosten altijd onderdeel van aquathermie en benutting van zonne- warmte. Te overwegen is om seizoensopslag van warmte breder te definiëren zodat alternatieve opslag- systemen eveneens eronder vallen. De aanvrager zal kiezen voor de meest kosten effectieve opslag methode. Vooralsnog lijkt dat WKO.

Wij hebben WKO in de glastuinbouw niet in het eindadvies opgenomen. Wel nemen wij WKO-kosten mee in categorieën als aquathermie of de daglichtkas.

Een aparte categorie voor laagwaar- dige warmte achten wij te generiek, gezien het verschil in

subsidiehoogtes.

WKO in de

glastuinbouw Het PBL grijpt voor zijn analyse van WKO in de glastuinbouw terug naar verouderde informatie tot 2012 over (semi-)gesloten kassen. Wij adviseren dringend om deze verouderde informatie niet te betrekken.

De informatie was inderdaad enkele jaren oud. Omdat we WKO in de glastuinbouw in het eindadvies niet opnemen, hebben wij deze kosten ook niet verder geüpdatet.

Warmte Niet alleen ondersteuning van de

winning (de bron) van warmte is van belang, maar ook de realisatie van de warmtetransportnetten. Bovendien is het belangrijk om onderscheid te ma- ken tussen warmte bestemd voor de

In document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020 (pagina 187-195)