• No results found

en het handelsbelang,

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0239 (pagina 188-200)

» door H. s' JACOB.

Indien ik hier iets schrijf over eene radio-telegrafische verbinding tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië, doe ik dit niet als rech-ter, nog minder als deskundige, maar uitsluitend als advokaat voor een belang, dat mij voorkomt bij de behandeling der zaak bij de Regeering gevaar te loopen verwaarloosd te worden, nl. het handelsbelang. Ik zal mij daartoe echter niet kunnen onthouden van het ophalen van eenige oude koeien uit het verleden.

Nadat zich eenige jaren geleden (ik meen in 1912) in Nederland een comité had gevormd met het doel het daarheen te leiden, dat het de noodige rechten verkreeg om eene draadlooze verbinding tot stand te brengen met een eindstation in Nederland en een in Nederlandsch-Indië en met drie tusschenstations, waarvan een in Tripolis, een op Italiaansch gebied in Oost-Afrika en een op Ceylon, welk comité te dien einde concessie aanvroeg in Nederland en in Nederlandsch-Indië, werd dit officieel doodgezwegen en vernam het alleen uit uitlatingen in de 2e Kamer van den toen-maligen Minister van Koloniën de W a a l Malefijt en dien van Waterstaat Regout, dat deze bewindsmannen antipathiek tegenover dit plan stonden. Eerstgenoemde vooral verwierp aanvankelijk het geheele denkbeeld, maar verklaarde later, dat hij de zaak nog wilde aanzien in afwachting van de proeven met stations voor draadlooze telegrafie in Nederlandsch-Indië van Regeeringswege te nemen, tot welke proeven de Marconi Cy. en de Telefunken Gesellschaft zouden worden uitgenoodtgd mede te werken. D e verklaring van deze houding van den toenmaligen Minister van

DRAADLOOS-TELEGRAFISCHE VERBINDING TUSSCHEN ENZ. 175

Koloniën was te zoeken bij de personen, die hij tot zijne adviseurs had gekozen, den Heer V., regeeringscommissaris der Duitsch-Neder-landsche Kabel Mij., en den Heer L., mede-directeur van die Maatschappij te Keulen. Daardoor mengde zich onwillekeurig de invloed van een tegenstrijdig belang in de zaak en maakte misschien ook de ondervinding, met de deelname aan de D. N . Kabel Mij.

opgedaan, wantrouwend.

Om dit duidelijk te maken moet ik tot den oorsprong der Duitsch-Nederlandsche Kabel Mij. teruggaan en een blik op de geschiedenis van dit lichaam werpen. In de dagen van den Boeren-oorlog in Zuid-Afrika deed de druk, dien de Britsche Regeering door hare censuur op het telegrafisch verkeer uitoefende, in Duitsch-land en NederDuitsch-land den wensch onweerstaanbaar opkomen om zich van het juk van het Engelsche kabelmonopolie te bevrijden door eene onafhankelijke verbinding aan te leggen, hetgeen na dien oorlog leidde tot het leggen van de kabel van Menado naar de Philippijnen in aansluiting met de Amerikaansche kabel vandaar naar de Vereenigde Staten. Men dacht daarmede van Engelschen invloed los te zijn, maar liep er in, daar na het leggen der kabel van de Philippijnen naar de Vereenigde Staten, waarvoor de con-cessie verleend was aan de Amerikaansche Commercial Cable Cv., bleek, dat de Britsche kabelmaatschappijen sterk bij deze betrokken waren. De Duitsch-Nederlandsche Kabel Mij. kwam al dadelijk na hare inwerkingtreding voor een tariefscrijd te staan en, zooals alle tariefstrijden, liep ook deze daarmede af, dat de tegenstander tot de „joint purse" werd toegelaten. Deze oplossing kon echter niet verkregen worden zonder dat de Nederlandsche Regeering daar-toe medewerkte door de verklaring af te leggen „dat zij tijdens den duur der getroffen overeenkomst aan geene andere maatschap-pijen subsidie of garantie in geld of in e enige andere gedaante of vorm geven zou voor kabels gelegd met het doel om mede te dingen met het onder bedoelde overeenkomst vallende verkeer".

Behalve hare illusies nopens eene onafhankelijke kabelverbinding was de Nederlandsche Regeering daarmede ook hare vrijheid van handelen tegenover eventueele nieuwe ondernemers van telegraaf-kabels kwijt, in zoover zij aan dezen allen rechtstreekschen steun had te onthouden, een loop van zaken, die wel in staat was om nieuwe plannen tot telegrafische verbinding van Nederland of Nederlandsch-Indië met eenig wantrouwen te doen bejegenen.

176 DRAADLOOS-TELEGRAFISCHE VERBINDING TUSSCHEN

Ongelukkigerwijs compliceerde zich dit gevoel met de gevolgen van de scherpe mededinging tusschen de Marconi Cy. en de Telefunken Gesellschaft. De aanvragers van de concessie voor eene draadlooze verbinding hadden zich n.l. verstaan met de eerste.

D e laatste had echter de voorkeur van de adviseurs van den Minister van Koloniën, zoo zeer zelfs dat aanvankelijk alleen aan haar gedacht werd voor den aanleg der stations te Sabang, Sitoebondo, Ambon en Koepang. Eerst op aandrang van de Tweede Kamer werd ook de Marconi Cy. uitgenoodigd aan de proeven in Indië deel te nemen. Zij trok zich echter terug, toen haar vertegenwoordiger, tot de bespreking van deze aangelegenheid te 's Gravenhage gekomen, bemerkte dat hij zijne inlichtingen had te geven aan den bovengenoemden adviseur van den Minister van Koloniën, mede-directeur der D. N . Kabelmaatschappij, we-tende, dat deze Kabel Mij. intusschen met de Telefunken Gesell-schaft eene overeenkomst had gesloten om voor elkanders belangen in het Oosten zamen te werken. Zoodoende voor de keus gesteld om öf zijne gegevens aan een concurrent te moeten openbaren öf van eene aanbieding af te zien, besloot de Marconi Cy. tot het laatste. Het eind was, dat de Telefunken Gesellschaft de bestel-ling van het materieel voor Indië verkreeg en de Heer L. voor-noemd op de daarop volgende vergadering van deze maatschappij van haren voorzitter een dankbetuiging ontving, dat hij haar deze bestelling bezorgd had.

Trof het comité voor de draadlooze verbinding van Nederland en Nederlandsch-Indië het door dezen zamenloop van omstandig-heden reeds allerongunstigst onder het Ministerie van den Heer de W a a l Malefyt, onder het Ministerie van den Heer Pleyte zou het nog meer tegenspoed ondervinden. Eerst brak de oorlog uit en vervolgens geraakte het plan van eindstations met tusschenstations bij den Minister in diskrediet voor een plan van twee eindstations zonder tusschenstations. Het denkbeeld is nu gerezen, dat de Re-geering zelve de door Haar gewenschte verbinding op dien voet tot stand brengt, althans de mogelijkheid van zulk een verbinding onderzoekt.

Eenerzijds heeft de zaak der draadlooze verbinding tusschen, Nederland en Nederlandsch-Indië daarmede een belangrijken stap vooruit gedaan. Al de bezwaren toch, die men aanvankelijk tegen eene draadlooze verbinding had, zijn als sneeuw voor de zon

NËDEKLAND EN NËDEKLANDSCH-lNDlË ENZ. 177 verdwenen. W a t vroeger zwart was, is nu wit geworden. Men had een zwaar hoofd in de verhouding tot de Duitsch-Nederlandsche Kabel Mij., in de bedrijfszekerheid en de levensvatbaarheid der zaak, in de voorziening in den dienst bij storingen, en men haalde bezwaren op, die in Engeland geopperd waren, toen daar te lande het Imperial Wireless Scheme in eene commissie onderzocht werd. Deze kaap van het pessimisme is men nu omzeild.

Anderzijds loopt men echter gevaar van Scylla in Charibdis te vervallen door zich in tegenstelling met vroeger thans door een uiterste van optimisme te laten leiden, het optimisme van eene verbinding hetzij zonder tusschenstations, hetzij met twee tusschenstations, waarvan een in West-Indië en het andere op Honoloeloe. Ik doe voor niemand onder in waardeering van de drijfveeren, die dit plan het aanzijn hebben gegeven. Vooral het denkbeeld van eene rechtstreeksche verbinding zonder tus-schenstations is in hooge mate aanlokkelijk om het perspectief van a'lgeheele onafhankelijkheid, dat het opent. De wensch om dit doel te bereiken mag echter niet de vader zijn van het geloof en het vertrouwen in de technische en commerciëele levensvatbaar-heid van het plan. Hij mag niet de harde werkelijklevensvatbaar-heid van de praktijk doen uit het oog verliezen, die spot met illusiewaarden.

Daarmede wil ik niet het tot stand komen van eene rechtstreeksche verbinding tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië zonder tus-schenstations voor eene illusie verklaren. Integendeel, indien men de keus heeft om te twijfelen tusschen het vermogen en het on-vermogen der techniek om die verbinding tot stand te brengen, zou men m. i. alle reden hebben om zich als leek aan de eind-overwinning van het eerste te houden. De illusie zie ik evenwel in de verwachting, dat met deze overwinning van de techniek het praktisch belang van de verbinding gediend zal zijn.

Dit praktisch belang is het verkeers- en handelsbelang. Het ongeluk heeft gewild, dat dit van het begin af bij de behandeling der zaak door de Regeering uit het oog verloren is. Het comité had de waarde van de ontworpen verbinding gelegd in den com-merciëelen grondslag, dien het bezat. Uitgaande van de veron-derstelling van een tefegrafisch verkeer tusschen Nederland en Nederlandsen-Indië over en weder van een millioen woorden 's jaars na aftrek van de Regeeringstelegrammen, welk peil het bedoelde verkeer reeds in 1911 bereikt had, heeft het comité

V 12

178 DRAADLOÖS-TELEGllAElSCHE VERBINDING TUSSCHEN eene oplossing gezocht voor de vraag, hoe dit verkeer draadloos te bedienen tegen een goedkooper tarief dan dat der kabelmaat-schappijen, en, steunende op de praktische ervaring van de Marconi Cy., deze oplossing gevonden in de voorgeslagen verbinding met drie tusschenstations. Dit plan gaf bedrijfszekerheid, ruimte van capaciteit, waarborg voor levensvatbaarheid, voor zoover deze te verkrijgen was, en mededingingsvermogen. De waardeering van de beteekenis van dit plan voor het verkeer is, zoo zij al bij de Regeering opgekomen is, evenwel ondergegaan eerst in de waardeering van belangen, waarmede het plan in mededinging kwam, en vervolgens in de waardeering van staatkundige en technisch-wetenschappelijke belangen, die daarmede in tegenstelling kwamen. Hoeveel men voor deze laatste belangen ook voelen moge, men zal de stem van de nuchtere werkelijkheid, die zegt, dat daarmede geen praktisch doel bereikt wordt, niet kunnen on-derdrukken. De onafhankelijkheid van vreemde inmenging in het telegraafverkeer is slechts in oorlogstijd een goed. In vredestijd is daarentegen alleen het zekere en goedkoope verkeer een goed.

Is de verbinding, die onafhankelijkheid geeft, onzeker of duurder dan andere, zoo zal zij verlaten blijven en zal het handelsverkeer den goedkoopsten of zekersten weg volgen. Om met een draad-looze verbinding tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië een doel te bereiken zal men zich daarom onverbiddelijk moeten hou-den aan hou-den eisch der harde werkelijkheid, dat de onderneming een commerciëelen grondslag heeft, en bij de keuze tusschen twee typen van bedrijf zich niet door wetenschappelijke of technische gevoelsargumenten mogen laten verleiden om aan dien eisch on-trouw te worden.

Dit standpunt sluit geenszins in om eene verbinding met tus-schenstations eventueel als het laatste woord in deze te beschouwen.

Het brengt slechts mede om met zulk eene verbinding te beginnen.

Beschikt men daarover eenmaal, zoo kan men haar benutten voor experimenteel onderzoek, hoe haar geschikt te maken voor gebruik met voorbijgang van een, twee of alle tusschenstations en haar dienstbaar maken aan de ontwikkeling van de techniek. Opoffe-ring van het belang om in oorlogstijd de beschikking te hebben over eene rechtstreeksche draadlooze verbinding behoeft dit stand-punt derhalve niet ten gevolge te hebben.

De inname van dit standpunt behoeft ook niet mede te brengen,

NEDERLAND EN NEDERLANDSCH-INDIË EN2. 179 dat het tot stand brengen van de verbinding aan het particulier

initiatief wordt overgelaten. De vraag, wie de verbinding aanlegt en exploiteert, is voor den handel alleen in zoover van belang als daarmede gemoeid is de elasticiteit van den dienst tegenover klachten of eischen tot tegemoetkoming in gewenschte verbeteringen en tariefsverlaging voor bizondere doeleinden, in één woord de verhouding van den dienst tegenover het publiek, maar kan hem overigens koud laten. Indien de Staat in de jegens de Duitsch-Nederlandsche en de Commercial Cable Cy. aanvaarde verplich-tingen geen bezwaar ziet om eventueel eene rechtstreeksche draad-looze verbinding tot stand te brengen en te exploiteeren, behoeft hij zich door die verplichtingen ook niet te laten weerhouden om eene zoodanige verbinding met tusschenstations aan te leggen en te bedienen.

W a a r de handel evenwel niet onverschillig onder kan blijven is dat zijn belang bij de behandeling der zaak eindelijk ook eens een woord medespreekt. Dat belang brengt mede, dat het zekere voor het onzekere genomen wordt en hem een verkeersmiddel, dat vertrouwbaar en goedkoop is, niet onthouden worde, wanneer dat verkrijgbaar wordt gesteld.

KRONIEK

W E T G E V I N G .

Schadeverhaal op landsdienaren. Bij Memorie van Antwoord betreffende de wet tot wijziging van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet, der Tweede Kamer toegezonden bij brief van 12 December 1916, heeft de Minister van Koloniën een gewijzigd ontwerp van wet ingediend, luidende als volgt:

Artikel 1.

Het eerste en het derde lid van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet (Staats-blad 1895 no. 145; Indisch Staats(Staats-blad 1895 no. 225), worden gelezen als volgt:

Alle landsdienaren, die als zoodanig en zonder ter zake comptabel te zijn, door onrechtmatige handelingen of door het nalaten van de zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddellijk den Lande schade toebrengen, zijn verplicht die schade te vergoeden.

Voor Nederlandsch-Indië wordt door Ons •) in dit onderwerp voorzien. Daarbij kan de kennisneming van geschillen ter zake worden opgedragen, hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan het administratief gezag.

Artikel 2.

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons ') te bepalen datum.

Indische begrooting voor 1917.

Met de mail is thans ontvangen het voorloopig Verslag van de handelingen der Tweede Kamer, vastgesteld 21 December 1916.

Daaraan zijn ontleend de volgende algemeene beschouwingen betreffende het financieel beleid der Regeering. Hier en in het vervolg worden begrootingsont-werp en 's Ministers toelichting als bekend ondersteld.

De flnancieele toestand van Indië werd in verband met de bestaande omstan-digheden niet onbevredigend geacht. N a a r men meende, blijkt duidelijk, dat Indië minder te lijden heeft van de gevolgen van den- oorlog dan het moederland.

De dienst van 1914 leverde zeer onbevredigende resultaten op, maar belangrijke op den dienst niet geboekte inkomsten kwamen aan den dienst van 1915 ten goede.

De resultaten van laatstgenoemden dienst werden te gunstiger geacht, omdat tot de uitgaven behooren de kosten van muntaanmaak, waarvan de baten eerst op de begrooting voorkomen. Dat de dienst van 1916 vermoedelijk met een tekort van ongeveer 8 millioen op den gewonen dienst zal sluiten, is te betreuren, maar behoeft tot bezorgdheid geen aanleiding te geven. Dat overschotten op den ge-wonen dienst met tekorten afwisselen, komt bij de Indische financiën telkens voor.

Evenmin is verontrustend, dat een bedrag van 75 millioen door leening zal zijn te vinden. Die leening wordt immers uitsluitend vereischt tot dekking van een '-) N a de tot-stand-koming van de wet is hieromtrent dus nog een Koninklijk

besluit te wachten. Ked.

K E O N I E K 181

gedeelte der buitengewone uitgaven, waarvan een ander deel uit gewone middelen bestreden kan worden.

De ontwerp-begrooting voor 1917 sluit met een tekort van ongeveer 7 millioen op den gewonen dienst. Met de meening des Ministers, dat het thans voldoende zou zijn eene algemeene oorlogswinstbelasting te heffen en versterking van de gewone middelen voorshands achterwege zou kunnen blijven, konden vele leden zich geenszins vereenigeft. Terwijl voor gewone uitgaven 17,5 millioen meer is uitgetrokken, bedraagt de verwachte stijging der inkomsten niet meer dan 13 millioen en daaronder is dan nog 4 millioen begrepen uit de tijdelijke suikerbelas-ting, welke door de oorlogswinstbelasting vervangen zal worden. De Minister teekent aan, dat op de ontwerp-begrooting ongeveer 2,2 millioen is uitgetrokken voor weddeverbeteringen en 2 millioen voor aflossing van de tweede Indische leening, maar deze uitgaven behooren uit gewone middelen gedekt te worden.

De financieele toestand is, naar men meende, niet van dien aard, dat nieuwe blijvende belastingen vermeden kunnen worden.

Versterking van middelen is te meer noodig, omdat er onder de bestaande mid-delen zijn, waarvan vermindering gewenscht is en omdat zeer groote uitgaven in het verschiet zijn. Verlaging van de inkomsten uit opium zal het gevolg moeten zijn van de toegezegde beperking van opiumgebruik, waarop opnieuw krachtig werd aangedrongen. Vermindering van inkomsten uit den pandhuisdienst zal vol-gen, indien eindelijk voldaan wordt aan den herhaalden aandrang tot verlaging der rente. Dat spoedig voor defensie, voor sociale hervormingen, voor verbetering van sanitaire toetanden, voor onderwijs, voor irrigatiewerken enz. veel meer zal moeten worden uitgegeven, is in vorige verslagen reeds herhaaldelijk betoogd.

Andere leden konden zich met het standpunt des Ministers vereenigen.

Men betreurde verder ten zeerste, dat de Minister wegens het ontbreken van uit Indië verwachte stukken nog geen uitzicht kan geven op spoedige totstandkoming der oorlogswinstbelasting. Hoe langer men met deze heffing wacht, des te moeilij-ker zullen de winsten te achterhalen zijn. Met nadruk drong men er op aan, dat de Minister blijkens deze begrootingen te gereedelijk toegeeft aan de wenschen der ambtenaren tot verhooging hunner traktementen. Indien onder de tegenwoordige omstandigheden duurtetoeslagen noodig worden geoordeeld, zouden deze leden daar-tegen in beginsel geen bezwaar hebben, maar daar-tegen de voortdurende opdrijving van traktementen, met daaraan verbonden verhooging van pensioenen, verlofstrak-tementen en wachtgelden, meenden deze leden ernstig te moeten waarschuwen, vooral nu de gewone uitgaven niet meer uit de gewone middelen gedekt kunnen worden en in de naaste toekomst belangrijke verhooging van uitgaven noodig zal zijn.

Andere leden juichten het toe, dat op de begrooting verscheidene posten voor lotsverbetering van verschillende categorieën van amb'enaren zijn uitgetrokken.

Men achtte deze lotsverbeteringen, waarop van de zijde der Kamer herhaaldelijk is aangedrongen, niet alleen billijk tegenover de ambtenaren, maar ook in 's lands belang noodig. Steeds meer blijkt toch, hoe moeilijk het is in het gebrek aan ambtenaren van allerlei takken van dienst te voorzien. Men staat hier voor een der gewichtigste vraagstukken der koloniale politiek. Tot het toevertrouwen van bestuur en rechtspraak aan Inlanders kan uit den aard der zaak slechts zeer gelei-delijk worden overgegaan en dit kan bovendien voorshands niet gepaard gaan

182 KKONIEK

met inkrimping van het Europeesch personeel, ook omdat bij het vermeerderen onzer bemoeienis met verschillende deelen der Buitenbezittingen voortdurend meer Europeesche ambtenaren noodig worden. Inzonderheid waren deze leden ingeno-men met de voorgestelde lotsverbetering der ambtenaren van binnenlandsch be-stuur. Dat het gebrek aan personeel bijzonder groot is, blijkt o. a. uit de mededee-ling op bladz. 8 der Memorie van Toelichting, dat in 1915 hiervoor wegens onvoltalligheid ƒ 780.000 minder werd uitgegeven dan geraamd was. Men hoopte, dat deze verbetering ten goede zal werken, al begreep men, dat ook andere oorzaken .dan de lage traktementen tot bedoeld gebrek medewerken.

Sommige leden merkten op, dat de opbrengst van Bankatin in den laatsten tijd betrekkelijk laag is geweest. Zij schreven dit toe aan het feit, dat groote hoeveel-heden te Batavia verkocht werden. In Nederland bedroeg de t i n p r i j s / 1 2 0 per 50 K.G., terwijl te Batavia slechts ƒ 82,25 a ƒ 96,25 kon worden verkregen. Men vroeg waaraan dit groote verschil is te wijten en waarom niet grootere

hoeveel-heden ten verkoop naar Nederland werden verscheept.

Dat de Minister de uitgaven voor aanbouw van schepen der Marine, met de rente daarvan, onder de buitengewone uitgaven brengt met het oog op een vlootfonds, dat er nog niet is en zelfs nog niet voorgesteld is, konden sommige leden niet goedkeuren.

Eenige leden drongen aan op spoedige wijziging der comptabiliteitswet ten

Eenige leden drongen aan op spoedige wijziging der comptabiliteitswet ten

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0239 (pagina 188-200)