• No results found

EEN EN ANDER OVER DEN ZOUTAANMAAK

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0239 (pagina 94-132)

Een en ander over den zoutaanmaak der bevolking op Madoera

84 EEN EN ANDER OVER DEN ZOUTAANMAAK

aangezien de Oostmoessons meer karakteristiek optreden naar ge-lang men meer Oostelijk in dezen Archipel komt.

Men vindt nu op Madoera 3 zoutlanden in de nabijheid der drie afdeelingshoofdplaatsen Sampang, Pamekasan en Soemenep, waaraan de landen hun naam ontleenen.

Elk dier zoutlanden bestaat uit een complex zoutpannen, en wel: Sampang uit 1377, Pamekasan uit 1547 en Soemenep uit

1648. , ,

O p de eigenaardige verhoudingen, die, wat de bezitsrechten aangaat, in de zoutlanden heerschen, en de oorsprong daarvan, zal hier niet nader worden ingegaan. Deze zijn nog juist als door den heer van der Kemp beschreven; wie dus daar meer van wil weten leze het werk van dien geleerde erop na.

Het bezit ^Zelf zal hier echter wel beschouwd moeten worden, omdat dit juist in den laatsten tijd meer dan eens aanleiding tot moeilijkheden gaf.

D e zoutaanmaak bestaat alleen door en voor den verkoop van Regeeringswege. Meer dan noodig is voor die behoefte aan te laten maken zou geen zin hebben, daar pogingen om dit overschot naar buiten het monopoliegebied af te zetten geen succes hadden.

W i l de Regie zorg dragen, dat elk panbezitter zooveel zout ma-ken kan als mogelijk is, wat in het wel begrepen belang van dien dienst is, dan zal het aantal pannen niet onbeperkt groot mogen zijn. Voor den aanleg van nieuwe pannen wordt dan ook ver-gunning gevraagd, wat feitelijk niets anders is dan eene belofte, dat later eene vergunning zal worden gegeven om zout te maken.

N u spreekt het echter wel van zelf, dat de Regie liefst aan den veiligen kant is, vooral nu men nog zoo weinig weet van de capa-citeit der pannen en de kansen op slechte Oostmoessons. Daaruit volgt, dat de productie vooreerst nog meermalen beperkt zal moe-ten worden in zeer goede oogstjaren, hetgeen op eene beperking van het bezit neerkomt. De toestand zal in dit opzicht echter steeds beter worden.

Terugkeerende naar onze zoutlanden, zien we deze weer ver-deeld in afdeelingen, en wel: Sampang in 4, Pamekasan in 2 en Soemenep in 3. Deze verdeeling houdt verband met de grootte der pannen en hare ligging, zoodat alle afdeelingen zoowat even groot zijn. Zij zijn genoemd naar de etablissementen (pakhuizen), die er in liggen, welke weer hun naam ontvingen van de

nabij-DER BEVOLKING OP MADOERA. 85 liggende dessa's. Z o o vindt men in Sampang de afdeelingen Ra-goeng, Dangpadan, Pengarengan en sinds kort Apaan. In Pame-kasan-Mangoenan en Tjapak en in Soemenep-Marengan, Pale-hoenan, Pingir Papas en Sarokka.

De wijze van zoutmaken op Madoera verschilt in den grond niet van die op andere plaatsen ter wereld, waar uit zeewater zout wordt gewonnen. Het is misschien toch wel goed de wijze van zoutwinning in het kort hier te behandelen.

Buiten de ongeveer 2,5 % N a C l , die het zeewater bevat, zijn daarin nog vele bijzouten aanwezig, die men liever niet in het ge-wonnen zout terug vindt. Gebruikmakende van het feit, dat die bijzouten in hoofdzaak bij een andere concentratie van de pekel uitkristalliseeren dan het keukenzout, moet worden gezorgd, dat die pekel op de eigenlijke zouttafel niet dichter is dan 29 a 30°

Bé en niet slapper dan 25° Bé. Is de pekel van mindere dichtheid dan hier aangegeven, dan komt er gips in het zout, wordt ze dichter dan zullen de magnesiumzouten, meer dan noodig is, het zout bitter en vochtaantrekkend maken.

D e zoutpan bestaat uit eenige reservoirs, die door lage dijkjes zijn gescheiden. Een ervan is de eigenlijke zouttafel, de ande-re worden voorande-reservoirs genoemd. De laatste zijn 2, 3, soms 4 in getal. Het zeewater doorloopt die reservoirs en laat onderwijl het zwevende vuil zinken. Concentreerende scheidt de gips zich af tot het vocht eene dichtheid heeft van 25° Bé. Verdergaande zal het N a C l zich afscheiden en dus moet bij die dichtheid het water op de tafel gelaten worden. Komt de dichtheid daar boven de 29 of 30° Bé, dan moet weer nieuw water bijgelaten of het zout geoogst en de loog afgelaten worden.

Het zoutland ligt ten opzichte van den zeespiegel laag en is doorsneden met kanalen, die van de zee zijn afgesloten door sluizen.

W o r d e n die sluizen bij hoog water opengezet en bij eb gesloten, zoo wordt het zeewater in alle kanalen opgezet. De ligging op Madoera is zoodanig dat feitelijk alleen de springvloeden van beteekenis voor den aanmaak zijn.

N u heeft de zoutmaker over het algemeen zijn pan zoo aange-legd, dat het water over de pan van zelf vloeit; daardoor zal na-tuurlijk de ligging van het eerste reservoir vrij hoog zijn.

Hij moet dan ook daarop het water door mechanische mid-delen brengen.

86 EEN EN ANDER OVER DEN ZOUTAANMAAK

De wijze waarop dit geschiedt is misschien wel interessant. Z e wordt ook gevolgd bij het irrigeeren van de sawah's in Noord-Soerabaja.

Het pandijkje is nl. op één plaats langs het watertoevoerkanaal verbreed en bekleed om afspoelen van den grond tegen te gaan.

Ter zijde staat een stevige houten vork, waarin een lange bam-boe zijn steun en draaipunt vindt. Die bambam-boe heeft aan het eene einde een mandje, aan het andere een dwarslat. De schep-per duwt nu het mandje in het water van het kanaal, haalt daar-op het andere uiteinde van den bamboe naar omlaag en draait die, wanneer het mandje ter fioogte van het schephoofd is geko-men, met een handige draai om, zoodat het water over het hoofd op de pan vloeit. Het mandje lekt echter nog al en den toe-schouwer moet het voorkomen, dat hier een Sysiphus-arbeid wordt verricht. Bij een proef in het zoutland, waarbij voor die werk-zaamheid een pomp werd gebruikt, bleek, dat de hoeveelheid water, door den schepper verzet, nogal belangrijk is.

Zooals gezegd, vloeit het water nu verder van zelf, doordat de volgende reservoirs en de tafel lager liggen.

O p de tafel zal nu langzamerhand de zoutkorst dikker worden, tot hij voldoende wordt geacht om te worden geoogst. Het zout wordt nu „geschraapt", d.w.z. de korst wordt losgemaakt en met houten harken in hoopen langs den rand der tafel gehaald. Daar blijft het eenige uren uitdruipen en vervolgens wordt het naar een droogplaats bij de pan op een hoop opgetast. N a eenige dagen kan het naar de pakhuizen worden vervoerd en ingenomen.

Z o o was en is nog altijd de wijze van zoutaanmaak, al is men eenige jaren geleden ook genoodzaakt geweest het geheele beheer te wijzigen en meer regelend op te treden dan voor-heen. Bij de bespreking van de aangebrachte wijzigingen zal nog wel gelegenheid zijn meer in het bijzonder de werkwijze te beschouwen. Vooraf ga echter eene toelichting van de oorzaken, die genoopt hebben tot eene wijziging in het beheer.

Toen in de laatste maanden van 190? en de eerste maanden van 1908 de aangewezen directeur van het nieuwe departement van gouvernementsbedrijven, de heer H . ]. E. Wenckebach, bij zijn rondreis langs de bedrijven ook Madoera bezocht, viel zijn aandacht op den geringen voorraad ruw zout. Volgens voor-schrift moest die voorraad zijn op Januari van elk jaar ongeveer 48/7

DER BEVOLKING OP MADOERA. 87 van de behoefte voor dat jaar, doch ze bedroeg op 1 Januari

1908 nog maar 2/3 van die hoeveelheid. Alles zou nog goed af-geloopen zijn, wanneer niet in 1909 en 1910 door zeer natte Oostmoessons de oogst mislukt ware en er respectievelijk geoogst werd 7.000 en 13.000 kojang of 12.000 en 22.000 ton, terwijl juist in die natte jaren het zoutverbruik abnormaal steeg door de mislukking van de clandestiene oogsten. De voorraad daalde daardoor tot voor minder dan één jaar behoefte en een zoutnood was te vreezen.

Wanneer men van der Kemp naleest, blijkt dat er in de vorige eeuw twee maal een zoutnood voorkwam; de laatste en meest ernstige van 1859 tot 1868. De schrijver geeft daarbij eene levendige beschrijving van de schromelijke gevolgen van dien zoutnood. Het spreekt wel van zelf, dat dus krachtige maatregelen werden beraamd om gebrek te voorkomen. Door de verbeterde communicatiemiddelen gelukte dit zonder zulke ernstige gevol-gen als voorheen, al was het niet gemakkelijk waar het ging om zulke groote hoeveelheden van een product dat tengevolge van het verbod van invoer sinds 50 jaar in deze gewesten niet was ingevoerd. Uitteraard is die voorziening vrij kostbaar geweest en ze kwam het Gouvernement dan ook te staan op ongeveer 2 millioen gulden. Een nood was echter voorkomen en voor goed van de baan toen de oogsten steeds beter werden en in 1913 een

record van 130.000 kojang of 220.000 ton werd behaald.

Buiten die oogenblikkelijke voorziening werd tevens nagegaan welke oorzaken geleid hadden tot het tekort in den voorraad;

en ook nu weer bleek een te gedecentraliseerd beheer oorzaak, dat het verband tusschen de productie en de steeds toenemende behoefte was verloren. O p grond daarvan werd nu voorgesteld alle onderdeelen der Regie onder één hoofd te brengen en tevens het geheel op bedrijfsvoet te regelen. W e l zal men het moeilijk een bedrijf kunnen noemen in den gewonen zin van het woord en zelfs zouden maatregelen, die genomen behoorden te worden uit een zuiver bedrijfsoogpunt, gewraakt moeten worden uit een algemeen bestuursoogpunt, bv. het sterk in aantal beperken van de gelegenheden tot verkoop, maar dit neemt toch niet weg, dat een bedrijfsbeheer ook dan nog noodig is om de onkosten zoo gering mogelijk te maken en steeds te kunnen zeggen, wat eenige maatregel, die uit een bestuursoogpunt wenschelijk wordt geacht,

EEN EN ANDER OVER DEN ZOUTAANMAAK

den Lande zal kosten. Men zou de Regie een fiskaalbedrijf kunnen noemen.

Buiten de hier genoemde waren er ook nog andere oorzaken, die, voorzoover de aanmaak betreft, eene verandering van be-staande toestanden wenschelijk, ja noodzakelijk maakten.

Vooreerst was daar de kwaliteit van het geoogste product.

W a r e n voorheen de klachten over de groote vervuiling vele, zoodat men zelfs maar ophield met klagen, omdat er toch geen verbe-tering het gevolg van was, de eischen, die de briketfabrieken stelden, dwongen om meer aandacht aan die zijde van den aanmaak te wijden.

In de eerste jaren van de briketteering ging het nog om pakhuizen uit te zoeken, waarvan het zout voor de bewerking het meest geschikt w a s ; het overige ging naar de gewesten, waar nog los zout werd verkocht. Later, toen het briketstelsel zich meer uit-breidde en ook de voorraad kleiner werd, ging dit steeds minder.

Toen, gedurende de voorziening van de los-zout-gewesten, zout van buiten moest worden aangevoerd en dus al het zout op Madoera voor briketteering in aanmerking kwam, bleek verande-ring dverande-ringend noodig. Hoe vuiler het zout toch, hoe moeilijker te briketteeren en hoe duurder ook in het drogen.

Dan bleek uit de pogingen, die gedaan waren om zout naar buiten te verkoopen en uit de prijzen, die aan het licht kwamen door de zoutvoorziening van elders, dat de kosten door het Gou-vernement bij den aankoop van zout op Madoera besteed in vergelijking met die overal elders zeer hoog waren, terwijl toch niet bekend was, dat de zoutmaker zoo overmatig veel verdiende aan het zoutmaken, al bleek uit de gretigheid, waarmee getracht werd een vergunning tot zoutmaken machtig te worden, dat het bedrijf niet onvoordeelig kon zijn.

O p Madoera wordt voor de ton van 1.000 Kg. ongeveer ƒ 6 , — betaald. In Port Said was de prijs in 1911 ongeveer ƒ 1,80, in Spanje in 1908 ƒ 1,535, in Portugal ƒ 2,50 en in Zuid-Frankrijk op de pan ƒ 1,75.

N u bleek ook, dat de productie per eenheid van oppervlakte van de tafel op Madoera verre beneden die elders blijft, wat uit den aard der zaak de kosten van den zoutmaker per kojang ver-hoogt. In Zuid-Frankrijk werd bv. per M2 tafel 60 Kg. zout verkregen en op Madoera maar ongeveer 25 Kg. zonder dat de

DER BEVOLKING OP MADOERA. 89 klimatologische invloeden zoo belangrijk verschillen tusschen de beide plaatsen van winning, dat daaruit dit groote verschil te verklaren zou zijn.

Uit een en ander blijkt wel, dat langzamerhand de overtuiging zich moest vestigen, dat een ander beleid, waardoor de fouten vermeden konden worden en een goed inzicht in de economische zijde van het bedrijf kon worden verkregen, opdat daarna in het belang van den zoutmaker—want dit gaat toch ten nauwste samen met dat der Regie—zoodanige verbeteringen zouden aangebracht kunnen worden dat ook de inlander meer profijt van zijn werk zou kunnen trekken, noodzakelijk was.

Hoe was dit beheer tot voor eenige jaren georganiseerd? In naam was het geheel overgelaten aan de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur. Men behoeft echter maar een oog te slaan in het lijstje van de bestuursambtenaren, die elkaar in eenige jaren in de ressorten, waarin de zoutlanden liggen, zijn opgevolgd, om te begrijpen, dat hunne bemoeiingen met den zoutaanmaak maar zeer onvolmaakt konden zijn. Vóór een hunner zich ingewerkt had in de zaken van dat bedrijf, ging hij gewoonlijk weer weg, nog geheel afgescheiden van de omstandigheid dat elk bestuurs-ambtenaar zich niet altijd geroepen gevoelt zich in te wijden in een zoo duidelijk uitgesproken bedrijf. Er zijn er wel geweest, die langer bleven en van hen zijn nog vele regelingen in de ar-chieven te vinden, waarvan het gereorganiseerde beheer een dank-baar gebruik heeft gemaakt. Een vaste lijn was echter op die wijze niet te verkrijgen.

Blijvend waren alleen de pakhuismeesters en opzichters. De eerste hadden een salaris van ƒ 200 's maands, terwijl er van de laatsten waren, die met reeds 16 jaar dienst nog op ƒ 75 's maands rondliepen. Toch was aan die menschen een belangrijke finan-cieele verantwoordelijkheid toevertrouwd en was de gelegenheid om ongestraft te knoeien zeer groot.

Het Gouvernement had in de latere jaren als regel aangenomen om voor de betrekking van pakhuismeester gepensionneerde officieren te benoemen. De groote knoeierijen, die langzamerhand burgerrecht hadden verkregen en dan ook openlijk werden erkend, waren toen uit.

Het bleef echter op een enkele gunstige uitzondering na een bewa-ringsbedrijf; men bemoeide zich maar zeer weinig met den eigenlijken aanmaak; de inname, bewaring en afgifte vormden het zwaartepunt.

90 EEN EK ANDER OVER DEN ZOUTAA.NMAAK

Het zoutland Soemenep, en eigenlijk maar de helft daarvan, vormde eenigszins eene uitzondering. Daar waren twee pakhuis-meesters en 10 opzichters bescheiden, terwijl in het bijna even groote zoutland Sampang maar één pakhuismeester en één opzichter dienden. Buitendien was in het zuidelijk deel van Soemenep een actief pakhuismeester te werk gesteld, zoodat daar nog eenigszins gelet werd op de handelingen van den zoutmaker.

Dit zal ook wel de reden zijn, dat het Sarokkazout zooveel beter was dan alle andere zoutsoorten. Tegenwoordig is het Pame-kassanzout minstens even goed, zoo niet beter, terwijl ook in Sam-pang over het algemeen goed zout wordt gemaakt.

Toen dan ook, zooals reeds werd vermeld, de gedachte dat eene verandering onafwijsbaar was, ontstond, werd aan den Resident van Madoera in 1912 een inspecteerend ambtenaar van de Regie toegevoegd om onder leiding van het gewestelijk be-stuurshoofd den zoutaanmaak te bestudeeren en zich op de hoogte te stellen van de toekomstige bemoeienissen. Daarop volgde in 1914 een voorstel tot organisatie. De grondslag hiervan is: schei-ding van het bedrijf van het binnenlandsch bestuur, een beheer op bedrijfsvoet met behulp van een behoorlijk ingerichte boek-houding onder een chef, die rechtstreeks staat onder de bevelen van het Hoofd van den dienst der Zoutregie.. Voorzoover het de

economische belangen der bevolking betreft wordt steeds in over-leg met den Resident gehandeld.

De lagere organisatie is er verder op berekend de bevolkings-aanmaak geheel te kunnen leiden en controleeren, zoodat het zwaartepunt van de pakhuizen verplaatst is naar de zoutpannen.

Die lagere organisatie is als volgt opgezet.

Elk zoutland wordt beheerd door een beheerder, die hierin wordt terzijde gestaan door een hulpbeheerder.

Het zoutland is verder verdeeld in afdeelingen, die, wat hunne uitgestrektheid, ligging en panoppervlak betreft, van ongeveer ge-lijk gewicht zijn. Deze afdeelingen staan onder beheer van een opzichter, die ter zijde wordt gestaan door eenige mantri's. Dit alles is vast personeel. In den eigenlijken aanmaaktijd wordt nog een aantal mandoers aangenomen, gekozen uit de zoutmakende bevolking.

Voor toezicht op en regeling van de werkzaamheden worden voor de etablissementen van elke afdeeling een opzichter en een

DER BEVOLKING OP MADOERA. 91

mantri bestemd, terwijl tevens per etablissement eenige wakers aanwezig zijn, die buiten hunne wachtdiensten bij de inname hulp en toezicht verleehen en uitoefenen. De eischen aan de mandoers gesteld zijn: kennis van het zoutmaken, kennis van het gebruik van den areometer, en kennis van lezen en schrijven.

Alhoewel in tijdelijken dienst en alleen gedurende den aanmaak-tijd, worden elk jaar vrijwel dezelfde personen benoemd; die niet voldaan hebben worden natuurlijk uitgesloten. De.beste der man-doers worden benoemd in de openvallende plaatsen als waker, waaruit weer de mantri's gekozen worden. In elk land is één hoofdmantri, waardoor voor de inlandsche beambten een goede positie als eindpunt is toegekend. Blijken die hoofdmantri's op den duur voldoende geschikt, dan zal t. z. t. hen ook de opzich-tersbetrekking moeten kunnen toevallen; voorloopig zal dit niet kunnen geschieden alvorens de betere bezoldiging en vooruitzich-ten een nieuw slag menschen aan den aanmaak verbonden zullen hebben. Dergelijke veranderingen in zoo oude bedrijven als de zoutaanmaak werken slechts zeer langzaam door en elke over-haasting zal zich wreken en de overigens goede zaak weer ver achteruit zetten.

Met eene dergelijke organisatie is het mogelijk, steeds de zout-makers te dwingen de bevelen van den beheerder op te volgen en te weten hoe het met de zaken in elk deel van het zoutland staat. O p het middagrapport, dat gedurende den aanmaaktijd eiken dag gehouden en door geheel het personeel bijgewoond wordt, ontvangt de beheerder alle gegevens betreffende zijn land, Natuurlijk gaat hij en gaat ook de hulpbeheerder over dag gere-geld rond, dan hier, dan daar. Het terrein is echter te uitge-strekt, dan dat hij daardoor alleen voldoende van de kleinigheden op de hoogte zou zijn, wat voor eene behoorlijke leiding toch noodig is.

Tot zoover de organisatie; gaan we nu over tot de behandeling van den gang van zaken, daarbij aangevende, welke veranderingen noodig bleken.

In de eerste plaats bleek al spoedig de noodzakelijkheid van goede kaarten, die in het geheel niet bestonden. Alles werd dus opgenomen en in kaart gebracht. Van elke pan afzonderlijk werd verder een kaart gemaakt en deze kaarten werden in een kaartstelsel vereenigd. O p die pankaarten worden alle bijzonderheden van

92 EEN EN ANDER OVER DEN ZOUTAANMAAK

de pan aangeteekend, als o. a. de productie in de verschillende jaren, de sommen, waarvoor zij in andere handen overging, de eigenaren, enz.

In de eerste maanden van het jaar, gewoonlijk in de laatste dagen van April of de eerste van Mei, wordt de „aanslag" gehouden door het hoofd van den aanmaak persoonlijk. Bij dien aanslag worden alle paneigenaren opgeroepen ten kantore van het

In de eerste maanden van het jaar, gewoonlijk in de laatste dagen van April of de eerste van Mei, wordt de „aanslag" gehouden door het hoofd van den aanmaak persoonlijk. Bij dien aanslag worden alle paneigenaren opgeroepen ten kantore van het

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0239 (pagina 94-132)