• No results found

zonderling,

hy

zeide dit op ontevreden toon, en alsiemand die eene

onaangename

waarheid verkondigt.

Met

bliksemsnelheid

nam

ik die byzonderheid aan als op-heldering van z'n zuur kyken.

De wyn

is goed,

hy

iserboos om.

My

ziet hy boos aan, dus is

hy

goed op me.

Weer

mis!

Hy was me

volstrekt nietwelgezind Integendeel.

Z'n heele linnenkast

was

verstoord op

my.

Dit bleek uit de

wyze

waarop hy 'tzoutvat niet zien wilde, dat ik

hem

toe-schoof, toen hy dat scheen te zoeken.

Hy wou

van

my

en

m'n

zout niet gediend zyn, en voorzag zich elders, uittar-tend-duidelyk

met

opzet

Twee

pointes in 't water, zout versmaad. .. och, 't

was

zoo bitter.

— Hoe

heet die. . . heer, vraagde ik aan iemand naast me.

«Man»

durfde ik niet zeggen,

om

de witte dassen

En

er

werd my

een

naam genoemd

, dien ik kende.

Dat 's een

vrome

familie, zei ik.

Zeker!

En

hyzelf vooral is niet minder

vroom

dan de rest,

Hy

is . . .

Ouderling, wil ik wedden. *

' Geraden!

En

hy is boos op u . ..

omdat

ge . . . een

«vrydenker» zyt.

my

uit, en met succes!iSjoecia/ito'^van nederlandschezedelykheids-begrippen

!

23

't

Was

zoo!

De

witte dassen gloeiden van heiligen toorn

«

omdat

ik den

Christus smaadde

, versmaaddey> enz.

Hy

zou liever sterven dan een

myner

werken lezen, en

had

z'n kinderen verboden

myn naam

te

noemen,

en zelfs van

my

te droomen,

Hoe

ik dit later zoo precies te weten

kwam,

doet

nu

niet ter-zake. Ik begreep eenigzins hoe laag

hy

op

my

moest neerzien, en op

werken

die

hy

uit afschuw niet gelezen had.

Ouderling alzoo? Gut, ik dacht dat hy nog

meer was

dan dat. Z'n heele

voorkomen

kon dominé zyn ..

.

— O

neen?

Van

beroep is

hy

fabrikant . . .

Weer

doorboorden de blikken van den christelyken zuurr kyker z'n wynglas. Ontevredenheid

met

den

wyn —

die

fjfoed

was

, had

hy

gezegd

lag op z'n wezen.

Zou dat glas ook den Christus

gesmaad

hebben? dachtik.

— Ah

zoo .. . fabrikant!

En wat

fabriceert de

man

?

— Hy

is eene specialiteit . . .

Genade ditmaal voor m'npointe, lezer!

Een

derde neder-laag overleef ik niet . .

.

— Hy

is specialiteit in wynvervalschings^niddelenf

Gy

die zweert by 't prachtige right

men

on rifjhtplaces, eilieve waar plaatst ge

:

myn

horloge-verkooper?

myn

scheepsreeder, groothandelaar?

myn

liberalen koffiboonen-fabrikant?

myn

godvreezenden ouderling?

Nog

altyd zit de kat achter de kachel en spint. Hetbeest

is op z'n plaats.

De

bakker staat voor z'n oven en bakt.

De man

is op z^n plaats.

24

De

zon schuilt achter mist en nevel.

En

al

verwarmt

ze niemendal ... ze staat op hare plaats.

Vuurpook

en tang leunen tevreden tegen

hun

standertje, de kolen liggen rustig in den bak, de asch valt

melancho-• lisch door den rooster, de

sneeuw

op het dak wacht

met

geduld den tyd van smelten ... all tJiings on their right places . . .

Maar

de eerlyke

Jakob

de

Vletter

zit in het tuchthuis.

En

vele boeven zitten daar nog altyd niet»

En Chresos

schryft vertellingen over witte dassen, voor

't publiek van Nederland.

Met uw

verlof . .. staat ook dit hoofdstuk wel op de right place?

Wel

zeker! 't Is een

brandmerk

, enhoort dus van

regts-wege

thuis in een letsjen over Specialiteiten.

in.

— Komaan

, vertel ons

nu

eens zonder scherts wat 'n specialiteit is ?

Ik schertste niet.

En

zal dit ook niet doen. 't

Onderwerp

is er te treurig toe.

Een

specialiteit is 'n zoodanige die levenslang veel dingen verwaarloosd heeft,

om

den prys der middelmatigheid te behalen in den wedloop der beoefenaars van een bepaald vak.

Een

specialiteit is iemand die door zich blind te staren op één punt, het regt gekocht heeft byziende te schynen voor

wat

anders.

Een

specialiteit. .

.

En

weer verander ik van medicatie.

Hebt

ge wel eens zien straatvegen?

Niet zoo vaak als ik in 't belang der zindelykheid wenschen zou.

Maar

toch nu-en-dan.

Voeldet ge niet

soms

den lust in

u opkomen

, zoo'n

hem

of haar den

bezem

uit de hand te rukken, en eens te

wyzen

hoe

men

behoort te vegen?

Dikwyls.

Veegden

alzoo, naar 't ideaal dat gy

u

schept van straatvegen, die menschen goed?

— Met

de

hand

op 't hart, by

myne

ziel en zaligheid

,

26

op eer en geweten, in tegenwoordigheid van goden en menschen .. . neen

!

Zeer wel. Dit geconstateerd zynde, vraag ik u, of ge zoo'n straatveger in-staat oordeelt

u

een regtskundig advies te geven,

uw

kinderen van kinkhoest tegenezen, de schul-den van den Staat te delgen, boekdrukkunsten uittevinden, Amerika's te ontdekken, enz. enz.?

— Met

hand, hart, ziel, enz. ... alles als voren: neen !

Welnu,

zoo'n veger die niet vegen kan, en geen ander vak verstaat dan niet te

kunnen

vegen, iseenespecialiteit. *)

We

zyn

dom

, klein en koppig. Waarachtig lezer,

we

zyn koppig,

dom

en klein.

Wees nu

eens niet te klein,tekoppig en te

dom om

dat toetestemmen.

We

weten weinig.

We

kennen weinig.

We kunnen

weinig.

En we

willenonsvoordoen alsof

we

iets wisten, kenden en konden. Telkens

komt

het voor, dat de omstandigheden deze of gene hoedanigheid in ons vereischen zouden. Telkensschieten

wy

te-kort in'tleveren van

wat wy

eigenlyk zouden moeten

kunnen

leveren.

Dan

zyn

we

beschaamd over onze domheid,

onmagt

en onnozel-heid, te klein

om

edelen

wraak

te

nemen

door verheffende inspanning, te hoofdig dat alles te erkennen, en:

Och

... ik ben eigenlyk straatveger, zeggen we. Dat is

myn

vak. Daarin

munt

ikuit.Daarin zoekik

myn

meester. . .

Die ligt te vinden is, dat zagenwe.

Want

zevegenslecht

,

de specialiteiten die den «marmotten-winter van

hun

vakje gebruiken als voorwendsel

om

niets te weten van

wat

daar-buiten omgaat.»

Nu

, straatvegen doen ze juist allen niet.Waarachtigniet

!