• No results found

Einde der dienst- Op verschillende wijzen kan de dienstbetrek-betrekking; artt. king een einde nemen; door verloop van den 1603e t/m 1603w. tijd, waarvoor zij is aangegaan, door den dood van den arbeider i), door ontbinding der over-eenkomst door den rechter.

De meest gewone wijze van beëindiging echter, die bovendien aanleiding geeft tot de meeste rechtsvragen, is de ontbinding door

i) De dienstbetrekking eindigt niet door den dood des werkgevers; de erfge-namen zoowel als de arbeider mogen echter in dat geval een dienstbetrekking, voor bepaalden tijd aangegaan, opzeggen als ware zij voor onbepaalden tijd aangegaan (art. -1603k); men wil den arbeider niet aan een vreemden werkgever, de erfgena-men niet langen tijd aan werknemers, wier diensten zij niet meer behoeven, binden

M

het —om het op de gebruikelijke manier uit te drukken — geven of nemen van ontslag, al dan niet met inachtneming van een opzeg-termijn.

Op welke wijze de dienstbetrekking rechtmatig kan worden beëindigd, welke de rechten en verplichtingen van partijen in zulk een geval zijn, en wat als recht geldt, indien de beëindiging der dienstbetrekking op onrechtmatige wijze heeft plaats gehad, is door de wet vrij nauwkeurig geregeld.

Arfoeidsovereenkom- In de eerste plaats is van belang, of de dienst-sten, voor bepaalden betrekking al dan niet voor bepaalden tijd is tijd aangegaan ; artt. aangegaan.

1603e en f. Is zulks wel het geval, dan eindigt de ver-bintenis eenvoudig door verloop van den overeengekomen tijd, tenzij — gelijk de wet er, eenigszins onlogisch, bijvoegt — er niettemin een opzegtermijn is afgesproken. Ook een arbeidsovereenkomst, aangegaan tot een — niet vooraf nauwkeurig vast te stellen, doch wel zelfstandig bepaald — tijdstip (het voltooien van een gebouw, het einde der campagne op een suikerfabriek, het einde van de ziekte van een anderen employé) is een overeenkomst voor bepaalden tijd aangegaan.

Wanneer de dienstbetrekking na afloop van den overeengeko-men termijn zonder nadere afspraak blijft voortduren, wordt zij volgens de wet geacht stilzwijgend voor eenzelfden termijn als de aanvankelijke op de vroegere voorwaarden te zijn verlengd, doch hoogstens voor een jaar.

Arbeidsovereenkomst, Al zijn voor Indië, zooals aanstonds nader voor onbepaalden tijd wordt uiteengezet, de arbeidscontracten, voor aangegaan ; bepaalden tijd aangegaan, van meer belang artt. 1603g, h en i. dan voor Holland, ook hier is de

arbeids-overeenkomst, voor onbepaalden tijd geslo-ten, toch de verreweg meest gebruikelijke.

Haar normale beëindiging geschiedt door opzegging zijdens één van beide partijen.

Uitdrukkelijk worde vermeld — men hoort weleens een andere opvatting — dat noch de werknemer, noch de werkgever, die de dienstbetrekking beëindigen anders dan wegens een na te noemen

„dringende" of gewichtige reden, gehouden zijn tot opgave van hun redenen voor die beëindiging.

48

De opzegging mag tegen iederen dag geschieden, tenzij de overeenkomst, het reglement of het gebruik opzegging tegen een bepaalden dag of tegen bepaalde dagen eischen.

Ten aanzien van den termijn van opzegging echter stelt de wet bepaalde regelen: zij is gelijk aan den termijn, die gewoonlijk tus-schen twee opvolgende loonbetalingen verstrijkt.

Daarvan mag men bij schriftelijke overeenkomst afwijken, maar niet z"óó dat de termijn voor den werkgever korter is dan voor den arbeider, en in geen geval mag de termijn langer worden ge-steld dan op zes maanden. . ,<•••

Ten aanzien van werknemers, die een loon genieten van- minder

•dan vier gulden per dag, is de regel van den opzegtermijn gelijk aan den betalingstermijn bindend, tenzij alweder het gebruik een längeren termijn toelaat.

Spreekt men slechts voor één van beide partijen een opzeg-termijn af, dan geldt die voor beiden: heeft men — in strijd dus met de wet — voor den werkgever een korteren opzegtermijn dan voor den werknemer afgesproken, dan is ook voor den werkgever

de langere termijn van kracht.

Tengevolge van de aanneming door den Volksraad van een amendement-ZuYDERHOFF zal voor Indië gelden, dat, indien het loon bij de maand of langer is vastgesteld, de termijn van opzegging gelijk zal zijn aan den tijd, die verstrijkt tusschen den dag van op-zegging en den laatsten dag der daaropvolgende maand.

Zegt een werknemer of werkgever in een dergelijk geval den dienst op op den 2en dag van de maand, dan zal hij tot het einde der volgende maand nog gebonden zijn : de opzegtermijn varieert dus, naar gelang van den datum van opzegging, van iets meer dan één maand tot iets minder dan twee maanden.

Deze Indische bepaling dekt de in vele bedrijven hier te lande reeds geldende usance.

Gedurende den opzegtermijn duurt de dienstbetrekking natuurlijk voort; de werknemer heeft op de gewone svijze zijn arbeid te ver-richten, al brengt de billijkheid mede, dat hij gelegenheid krijge naar een anderen werkkring te solliciteeren, voor zoover zulks niet storend werkt op den arbeid.

Proeftijd; Tijdens een bedongen proeftijd mag ieder der partijen art. 16031. door opzegging de dienstbetrekking zonder

inachtne-ming van een termijn beëindigen; de wet verbiedt op straffe van nietigheid :

49

a. het bedingen van een proeftijd van meer dan drie maanden ; b. het bedingen van een proeftijd die voor de eene partij langer is dan voor de andere ;

c. het bedingen van een nieuwen proeftijd na het verstrijken van den eersten.

Ten overvloede moge hierbij worden aangeteekend, dat de uit-drukkelijke woorden van de wet niet toelaten het aangaan b.v. van een tweeden proeftijd van een maand, na het verstrijken van een eersten proeftijd van twee maanden.

Schadeloosstelling Dit zijn dus de wettelijke opzegtermij-en onrechtmatige nopzegtermij-en ; thans is na te gaan, wat geschiedt beëindiging; art. 1603n. indien één der partijen zich daaraan niet

houdt.

Het is een algemeene regel van ons civiele recht, een regel, die door ieder, ook door hem, die zich daarvan nooit rekenschap heeft gegeven, als geheel vanzelfsprekend wordt beschouwd, dat niemand gedwongen kan worden bepaaldelijk datgene te doen.

waartoe hij zich heeft verbonden ; dit beginsel gold reeds in het Romeinsche recht.

Zoo lost elke verbintenis om iets te doen of niet te doen zich op in de betaling door den nalatige van de kosten, schaden en in-teressen aan de wederpartij.

Slechts in een heel enkel geval bestaat in ons recht hierop een uitzondering ; zoo kunnen schepelingen, die de monsterrol hebben geteekend en die nalaten zich in te schepen, „met de sterke hand"

aan boord worden gebracht.

Ook bij de arbeidsovereenkomst wordt de partij, die zonder toestemming van de wederpartij en zonder inachtneming van den opzegtermijn of den afgesproken eindtermijn de dienstbetrekking wil verbreken, niet door de wet gedwongen de overeenkomst na te komen ; haar handeling is echter onrechtmatig, indien zij aan de wederpartij niet tegelijkertijd een schadeloosstelling betaalt.

De schadeloosstelling is :

a. voor dienstbetrekkingen, voor onbepaalden tijd aangegaan, gelijk aan het bedrag van het loon over den opzegtermijn ;

b. voor dienstbetrekkingen, voor bepaalden tijd aangegaan, gelijk aan het bedrag van het loon over den tijd, dien zij nog.had moeten voortduren.

Uitdrukkelijk zegt de wet, dat ook de hierboven in art. 1601p

50

onder 7e besproken loonbestanddeelen (vrije woning, vrije genees-kundige behandeling, vrije bedienden, e.d.) bij de berekening der schadeloosstelling worden meegeteld ; beëindigt de werkgever de dienstbetrekking, dan worden ook de verlofsbezoldigingen, de passage-kosten, eventueel heen en weer, in rekening gebracht, naar evenre-digheid van den volbrachten diensttijd (zie ook de noot op blz. 32).

In de Nederlandsche wet bestaat deze bepaling niet.

De schadeloosstelling, De regeling voor de schadeloosstelling, bij bij overeenkomst voortijdige beëindiging van de arbeidsover-aangegaan; art. 1603q. eenkomst voor een bepaalden tijd aange-gaan, vereischt de aandacht, waar daarover in den Volksraad vrij uitvoerig van gedachten is gewisseld.

Deze arbeidsverbintenissén zijn, zooals gezegd, voor Holland onbe-langrijk ; zij komen nl. zelden voor : in Indië staat de zaak echter anders ; vooral de arbeidsovereenkomsten met z.g. ,,uitgezonden" werk-krachten, dat zijn dus geëmployeerden, die in Europa worden

geënga-geerd om in Indië een bepaalden werkkring te aanvaarden, worden vaak voor twee tot zes jaren aangegaan. Een dergelijke lange en vooraf bepaalde termijn heeft voor beide partijen zekere voordeelen : de w e r k -gever, die voor de uitzending aanzienlijke kosten (passage en uitrusting, vaak ook voor het gezin) heeft te maken, heeft redelijke zekerheid, dat de werknemer gedurende een bepaald aantal jaren bij hem in dienst zal blijven, waardoor die hooge kosten over längeren tijd worden verdeeld ; de werknemer, die een loopbaan kiest in een ver en hem onbekend land, kan ervan op aan, dat hij daar — menschelijkerwijze gesproken — althans een aantal jaren een vaste broodwinning zal vinden.

De Regeering heeft met dit vrij belangrijke verschil met Neder-landsche toestanden wel rekening gehouden, zij het dat Zij de conse-quentie^ niet ten volle heeft aanvaard.

De bepaling, voorkomende in de Nederlandsche wet, waarbij elk beding, waarbij ten behoeve van den arbeider een schadeloosstelling tot een lager bedrag is afgesproken, nietig wordt verklaard, is, ondanks de ernstige bedenkingen, daartegen aangevoerd, voor Indië gehandhaafd.

Voor Holland is deze bepaling niet zeer bezwaarlijk : niet alleen zijn daar, zooals zooeven vermeld, de overeenkomsten, voor bepaalden tijd aangegaan, niet veelvuldig, doch de afgesproken tijdsduur is bo-vendien gemeenlijk kort en er is voorts gewoonlijk een aanleiding, voortspruitende uit bijzondere omstandigheden, die partijen heeft bewo-gen dezen min of meer ongebruikelijken vorm te kiezen.

In Indië zijn echter de beweegredenen tot het aangaan der hier-bedoelde overeenkomst meestal zeer normaal en de hier hier-bedoelde bepaling heeft ten gevolge, dat de werkgever een werknemer, die onbruikbaar is, hetzij wegens onvoldoende bekwaamheid of toewijding, hetzij wegens bij het aangaan van het contract nog niet gebleken karaktereigenschappen, niet kan ontslaan, tenzij hij hem een schade-loosstelling toekent over den geheelen tijd, dien de overeenkomst nog

51

moest voortduren, 'l) En voor den werknemer geldt feitelijk hetzelfde, al komen voor hem de bezwaren gewoonlijk minder naar voren.

Er is op aangedrongen de betreffende bepaling tot aanvullend recht te maken, zoodat partijen daarvan schriftelijk zouden kunnen afwijken, doch de Regeering vond geen aanleiding aan dezen wensch te voldoen : wel is ten slotte den rechter de bevoegdheid toegekend, het bedrag der wettelijke schadeloosstelling te matigen, indien zij hem in een bepaald geval bovenmatig voorkomt, een bevoegdheid, die hij, krachtens de Nederlandsche wet, slechts bezit ten aanzien van een tusschen partijen overeengekomen hoogere schadeloosstelling dan de wettelijke. •

Partijen kunnen in plaats van of boven de hierbedoelde schade-loosstelling nog nader vergoeding van schade vorderen voor zoo-vel' hel bedrag daarvan dat der wettelijke vergoeding te boven gaat.

Dringende reden ; Een beëindiging der dienstbetrekking zonder artt. KiOSn, 1603o, inachtneming vanden opzegtermijn of voordat l(>03p. de tijd, voor welken de overeenkomst was

aan-gegaan, is verstreken, is niet onrechtmatig, ook niet, indien de bovengenoemde schadeloosstelling niet aan de wederpartij wordt betaald en ondanks ontbreken van de toestem-ming der wederpartij, wanneer de partij daartoe is overgegaan om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden.

Deze bepaling en de daarmede samenhangende artikelen 1603p en (| zijn wel die, welke tot de meeste rechtskwesties aanleiding geven.

In het algemeen kunnen partijen, die met elkander een overeen-komst hebben aangegaan, niet eenzijdig de verbintenis verbreken ; toe-stemming van de wederpartij dan wel een rechterlijke uitspraak is hiertoe noodig. Wel kunnen zij zich natuurlijk aan haar verplichtingen onttrekken en dan zal nader moeten worden beslist, of zij zich aan waopraestatie hebben schuldig gemaakt en uit dien hoofde tot schade-vergoeding zijn gehouden, doch de verbintenis blijft bestaan.

Volgens de wet op het arbeidscontract echter mag in het hierbe-sproken geval een der partijen wèl eenzijdig de dienstbetrekking ver-breken en dit ligt ook in den aard dier rechtsverhouding, al zal voor deze exceptioneele bevoegdheid een strenge maatstaf moeten worden aangelegd, hetgeen de wet dan ook doet, een beginsel, dat de Neder-landsche rechtspraak steeds consequent volgt.

!) Prof. MEYERS wijst in zijn meersenoemden commentaar (blz. 199) op enkele gevallen, waarin deze bepaling'ook in Holland tot apert onbillijke uitspraken heeft geleid.

52

De reden tot eenzijdige verbreking der dienstbetrekking moet een dringende zijn; m.a.w. er moeten, zooals de artikelen Jüü3o en p dit nader omschrijven, zoodanige daden, eigenschappen of gedragingen van den werknemer zijn, die ten gevolge hebben, dat van den werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking telaten voortduren, of—voor den arbeider — zoo-danige omstandigheden, dat zulks van hem redelijkerwijze evenmin kan worden gevergd.

De dienstbetrekking is een rechtsverhouding, die van beide par-tijen, werkgever of diens vertegenwoordiger eenerzijds en arbeider anderzijds, steeds behoorlijke samenwerking eischt in het belang van het bedrijf. Zijn de voorwaarden daartoe niet langer aanwezig, dan dient aan de rechtsverhouding een einde te worden gemaakt; is de toestand van dien aard, dat de mogelijkheid tot samenwerking plot-seling verdwijnt tengevolge van zooevengenoemde omstandigheden, dan is er ook aanleiding voor abrupte verbreking van de dienst-betrekking.

Dat een van beide partijen aanleiding geeft om aan de verbin-tenis een einde te maken, is op zichzelf geenszins voldoende reden voor een zg. „ontslag op staanden voet". Dit wordt vaak uit het oog verloren. De wetgever heeft zijn bedoeling verduidelijkt door voor beide partijen een reeks voorbeelden te noemen, die als drin-gende redenen kunnen worden beschouwd. Hieruit volgen twee din-gen : in de eerste plaats zal het altijd van den rechter afhandin-gen, of in het bepaalde geval, zelfs indien een der in de wet genoemde, voorbeelden aanwezig is. een dringende reden aanwezig moet worden geacht (uitteraard zal dit gewoonlijk wèl het geval zijn) ; in de tweede plaats zullen andere omstandigheden door den rechter evenzeer als dringende reden kunnen worden beschouwd.

Stipuleering bij overeen- Gemeenlijk wordt door de jurisprudentie komst door partijen van aangenomen, dat partijen in hare

over-„dringende redenen". eenkomst nog andere omstandigheden kunnen opnemen, die als „dringende reden" zullen worden beschouwd ; bij de beoordeeling daarvan door den .rechter zal echter natuurlijk steeds moeten worden nage-gaan, of het beding te goeder trouw is toegepast en zal toch altijd moeten worden rekening gehouden met den hierboven aangeduiden hoofdregel.

Nïetig is een beding, waardoor aan den werkgever of den

werk-53

nemer de beslissing zou worden overgelaten, of er een dringende reden voor ontslag aanwezig is.

Voor den werknemer In het algemeen zullen aanleidingen voor redactie ruimer dan een ontslag wegens dringende reden, zooals voor den werkgever. ook uit de voorbeelden blijkt, moeten

samen-hangen met onbehoorlijke daden of eigen-schappen van de wederpartij ; ten aanzien van de dringende redenen, welke de werknemer kan laten gelden, is dit echter in de wettelijke omschrijving opzettelijk niet tot uiting gebracht, omdat men hier niet bepaaldelijk wilde beperken ; daar is in het algemeen gesproken van „omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van den arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren" en ook uit de opgesomde voorbeelden blijkt, dat hier inderdaad de gedragingen en eigenschappen van den werkgever niet alleen beslissend zijn.

Schadeloosstelling door Wanneer de eene partij door opzet of partij, die „dringende schuld aan de wederpartij een dringende reden" geeft. reden tot eindigen der dienstbetrekking

heeft gegeven en de wederpartij heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt, kan deze laatste of de wet-telijk bepaalde schadeloosstelling (zie hierboven) eisenen, of een volledige schadeloosstelling.

„Gewichtige redenen"; Naast deze z.g. ,,dringende redenen" tot art. 1603v. ontslag kent de wet ook nog z.g.

„gewich-tige redenen" ; is een dergelijk geval wezig, dan hebben partijen steeds, zelfs voordat de arbeid is aan-gevangen, het recht schriftelijk aan den residentierechter ontbinding-der arbeidsovereenkomst te vragen.

Hier is het dus niet zooals bij de „dringende reden" de partij, die zelve de verbintenis verbreekt, doch de rechter, die haar ont-bonden verklaart.

In de eerste plaats vermeldt de wet als „gewichtige redenen"

de reeds genoemde „dringende". Zoo kan dus een werknemer, aan wien door den werkgever een „dringende reden" tot ontslagneming was gegeven, maar die van de bevoegdheid om de dienstbetrekking op staanden voet te verbreken, om een of andere oorzaak geen ge-bruik heeft gemaakt, zich alsnog tot den rechter wenden met het verzoek de overeenkomst te ontbinden.

54

Voorts zegt de wet, dat als gewichtige redenen ook worden beschouwd veranderingen in den persoonlijken of vermogenstoestand des verzoekers of der wederpartij of in de omstandigheden, waar-onder de arbeid wordt verricht. Een en ander moet van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidsbalve dadelijk of na korten tijd behoort te eindigen. De rechter hoort de wederpartij en indien hij tot de ontbinding overgaat, bepaalt hij tevens, op welk oogenblik de dienstbetrekking zal eindigen.

Welk soort omstandigheden of' gebeurtenissen hier onder „gewich-tige redenen" moeten worden verstaan, blijkt duidelijk uit de voor-beelden, destijds in de Nederlandsche Memorie van Toelichting ge-geven: 1)

„In de levensomstandigheden van eene der partijen kunnen gedurende den loop der dienstbetrekking zulke belangrijke ver-anderingen komen, dat deze in billijkheid aanspraak erop mag maken, vóór den normalen eindtermijn de dienstbetrekking opge-heven te zien. Stel, iemand met een aanzienlijk vermogen heeft voor den tijd van eenige jaren een secretaris oi bibliothecaris in dienst genomen ; door onvoorziene rampen verarmt hij. Of een industrieel wordt door onteigening of door andere wettelijke maat-regelen tot staking van zijn bedrijf gedwongen. Stel, aan den ande-ren kant, een technicus heeft zich voor drie jaande-ren verbonden bij een onderneming van nijverheid ; door het onverwachte overlijden van zijn vader opent zich voor hem een buitengewoon gunstige, maar voorbijgaande gelegenheid aan het hoofd te komen van een bloeiende zaak. Of een onderwijzeres, voor den tijd van een jaar aangesteld bij een particuliere school, wenscht hare zuster, die ziekelijk is geworden, te gaan vervangen in de verzorging en het huishouden barer oude moeder. In zulke gevallen zal in den regel de wederpartij zich niet vastklampen aan de overeenkomst, veeleer tot minnelijke ontbinding bereid zijn. Intusschen, de mogelijkheid bestaat, dat de wederpartij daartoe niet wil medewerken. Voor dat geval behoort de tusschenkomst des rechters te kunnen worden ingeroepen ; vooral indien het geldt een overeenkomst voor on-bepaalden tijd, maar met langen opzeggingstermijn."

Ontbinding door den rechter Ook de wettelijke vertegenwoordi-van arbeidsoYereenkomst door ger vertegenwoordi-van een minderjarige, kan den minderjarige aangegaan; rechter ontbinding der dooi' den art. 1603ni. minderjarige aangegane

arbeids-overeenkomst vragen, indien hij meent, dat die overeenkomst voor den minderjarige nadeelige gevolgen zal hebben of heeft, of wanneer de hierboven (art. 1603g;

hldz. 47) uiteengezette wettelijke bepalingen niet zijn ingekomen.

i) Bles IV, blz. 260.

55

(Jok hier bepaalt de rechter, indien hij de overeenkomst ont-bonden verklaart, op welk oogenblik de dienstbetrekking zal eindigen.

Dienstbetrekkingen, TOOI' Vermeid worde nog, dat de werknemer, het leven of voor lan- die een dienstbetrekking heeft aangegaan ger dan vijf jaar aange- voor meer dan vijf jaren of voor het gaan; art. 16()3u. leven, bevoegd is, vanaf het oogenblik, waarop de dienstbetrekking 5 jaren beeft geduurd, baar op te zeggen met een termijn van zes maanden. Een beding tot uitsluiting of beperking van deze bevoegdheid van den werknemer is nietig.

Dienstbetrekkingen, TOOI' Vermeid worde nog, dat de werknemer, het leven of voor lan- die een dienstbetrekking heeft aangegaan ger dan vijf jaar aange- voor meer dan vijf jaren of voor het gaan; art. 16()3u. leven, bevoegd is, vanaf het oogenblik, waarop de dienstbetrekking 5 jaren beeft geduurd, baar op te zeggen met een termijn van zes maanden. Een beding tot uitsluiting of beperking van deze bevoegdheid van den werknemer is nietig.