• No results found

96 Graaf, Delen, p 398)

9. Eindconclusies en aanbevelingen

De hoofdstukken 6, 7 en 8 hebben we op verzoek van de opdrachtgever steeds afgesloten met een paragraaf met conclusies. In dit hoofdstuk verbinden we deze uitkomsten met de onderzoeksvraag en trekken we enkele eindconclusies in paragraaf 9.1. In paragraaf 9.2 geven we vanuit ons onderzoek een aantal aanbevelingen ten aanzien van de wijze waarop we in de beroepspraktijk als Kerkelijk Werker een GB-gemeente zouden kunnen adviseren. Tot slot geven we in paragraaf 9.3 enkele suggesties voor nader onderzoek op thema’s die ook met liturgie binnen GB-gemeenten te maken hebben, maar waar wij niet aan toe zijn gekomen.

9.1 Eindconclusies

De centrale vraag voor ons onderzoek was:

Waarin ligt met betrekking tot de liturgie de eigenheid en gemeenschappelijkheid binnen de Gereformeerde Bond? Wat zijn de belangrijkste ‘strijdpunten’ en eventuele ontwikkelingen die zich voordoen in de periode 2000-2009 en hoe kunnen we in de beroepspraktijk

Gereformeerde Bonds-gemeenten adviseren ten aanzien van het thema liturgie? Het antwoord hierop, dat we met deze studie hebben gevonden, luidt:

Wat van officiële zijde203 als eigenheid en gemeenschappelijkheid van de GB wordt genoemd, is: • opkomen voor een prediking die naar de regel van de belijdenis de Schriften ontvouwt en

waarin de noties van zonde en genade evenwichtig aan de orde komen; • bevorderen dat Christus gehoorzaamd wordt in alle verbanden van de kerk; • aandacht vragen voor het werk van de Vader, Zoon en Heilige Geest;

• het gereformeerde belijden ontsluiten ten dienste van ambtsdragers en gemeenteleden. Dit positief geformuleerde doel heeft ook een keerzijde, n.l. het weerleggen van de dwaalleer en het afwijzen van wat niet strookt met een op gereformeerde leest geschoeide ordening van de kerk.

Wat we zelf uit publicaties en gesprekken met insiders en uit eigen waarneming opmaken als ‘eigenheid’, typerend voor de houding van het hoofdbestuur van de GB is:

• De Gereformeerde bond is geen voorstander van totale vernieuwingen. Het accent ligt op ‘restauratie’ van reeds bestaande vormen:

o De klassieke liturgische formulieren zijn reeds hertaald. o De Statenvertaling wordt momenteel hertaald.

o Er wordt overwogen de (oude) psalmberijming van 1773 te gaan hertalen. o De psalmen, in de oude berijming, worden in steeds meer gemeenten ritmisch

gezongen.

• Strijdpunten op het gebied van liturgie, die we signaleren:

o Het invoeren van gezangen: Liedboek voor de Kerken, de bundel Opwekking , Op Toonhoogte, Evangelische Liedbundel.

o Het invoeren van de nieuwe psalmberijming

Ontwikkelingen ten aanzien van de liturgie:

o

De Gereformeerde Bond schuift op. Voor 2000 was men niet voor gezangen. Na 2000 wordt er meer ruimte voor gegeven. We constateren een zeker toegeven aan

gemeenteleden om deze niet te verliezen. Door de toegenomen individualisering kiezen gemeenteleden nu zélf waar ze naar de kerk gaan: Als er in de eigen gemeente geen psalmen in de nieuwe berijming of gezangen worden gezongen of een andere bijbelvertaling wordt gebruikt, gaat men om die reden naar een andere

203

gemeente (shopgedrag). Vaak gebruikt men als argument, dat het in die andere gemeente allemaal veel begrijpelijker is.

o

Wij constateren een ontwikkeling naar minder machtspolitiek vanuit de GB. Men wil weer meer een beweging zijn dan een front vormen. In plaats van discussie lijkt er meer de intentie om met doorwrochte publicaties invloed uit te oefenen, zowel naar predikanten als naar kerkenraden en gemeenteleden. De algemeen secretaris204 gaf in een gesprek dat we met hem hadden aan, dat de manier van ‘leidinggeven’ anders is: niet meer volgens dictaten, maar met argumenten. Men wil graag kerkenraden bij die bezinning faciliteren met deugdelijk materiaal.

Hierbij wordt als boodschap meegegeven dat die bezinning niet moet beginnen bij het thema liturgie, maar bij de identiteit van de gemeente. Pas als die helder is en

gemeenschappelijk gedeeld wordt, is een bezinning op de liturgie en een overweging om daarin veranderingen aan te brengen, zinvol en verantwoord. Het adagium is: pas een gesprek over liturgie nadat het geloofsgesprek is gevoerd.

Erg verhelderend is dit niet. Bij deze bezinning is van groot belang dat gemeenteleden hierbij op een gepaste wijze en al in een vroeg stadium worden betrokken. Dit is een nieuw geluid ten opzichte van wat voor 2000 het meest gebruikelijk was en is ongetwijfeld gevolg van een maatschappelijke ontwikkeling naar meer mondigheid.

o

De roep om verandering van de liturgie en de discussie daarover gaat steeds meer

over de volle breedte van liturgie. Het veranderen van liedkeuze of berijming of wijze van zingen is niet meer het enige thema, wat vóór 2000 toch meer het geval bleek te zijn. Het gaat ook om zaken als de wijze van overdracht, visualisering van de

boodschap, participatie van gemeenteleden, gebruik van de NBV, opwekkingsliederen, staande zingen e.d.

Deze constateringen zijn voor ons bruikbare handvatten bij ons werk in één of meer GB-gemeenten. Zowel in betrokkenheid bij beleidsvorming als voor het uitvoeren van plaatselijk onderzoek of het begeleiden van een veranderingsproces geeft dit onderzoek een schat aan informatie en veel materiaal om voorstellen en keuzes te onderbouwen. In het bijzonder kan de door ons ontwikkelde gestructureerde vragenlijst daarbij dienst doen.

9.2 Aanbevelingen

Hoe kunnen wij op een adequate manier advies geven aan Gereformeerde Bondsgemeenten wat betreft liturgie, zodat er binnen die gemeenten geen verwijdering ontstaat?

Wij doen de volgende aanbevelingen: • Duidelijkheid:

Die laat vaak te wensen over. Uitdrukkingen als ‘we zijn geen voorstander, maar ook geen tegenstander van…’, ‘éénheid in verscheidenheid’, ‘we willen ruimte bieden aan…’ zijn voor mensen in deze verwarde tijd, waarin men op zoek is naar sterke leiders, niet duidelijk. In het verleden hebben we dit overigens ook al gesignaleerd, met name rond het SOW-proces: ‘We kunnen niet mee, we mogen niet weg’. De gevolgen zijn bekend…………..

Dit geldt ook vanaf de preekstoel: De ene zondag citeert een predikant Opwekkingslied A, de andere week zegt een andere predikant dat Opwekkingslied A remonstrants is. Wat moet een gemeente hiermee? Afgezien nog van de vraag of men überhaupt het verschil tussen

remonstrants en contraremonstrants nog wel weet. Ook als Kerkelijk Werkers dienen we in alle opzichten duidelijk te zijn.

• Goed onderbouwen van meningen e.d.:

Er is een commissie geweest die de psalmberijming van 1967 heeft onderzocht. Dit werd gedaan door 18 psalmen te analyseren. Deze zouden representatief zijn voor de hele

204

psalmbundel, maar hoe wist men dat? De uitkomst was, dat de psalmberijming van 1967 negatief werd beoordeeld.

Het lijkt ons te kort door de bocht om aan de hand van 18 psalmen te constateren dat een berijming niet deugdelijk zou zijn. Dit komt ons erg ongeloofwaardig over. Overigens is ons niet bekend of er ooit een onderzoek is geweest naar de oude psalmberijming van 1773. De vraag is, wat daar uitgekomen zou zijn? Als Kerkelijk Werkers dienen we in staat te zijn onze meningen te onderbouwen.

• Onderwijs en aanbod van……….

Er blijkt veel onkunde te zijn op het gebied van liturgie en kerkmuziek. In ons postmoderne en individualistische tijdperk gaan gemeenteleden vaak op hun gevoel af. Daardoor kan het voorkomen dat er liederen worden gezongen omdat ze zo ‘lekker’ in het gehoor liggen terwijl het nog al eens voorkomt dat de tekst niet strookt met wat er verkondigd wordt in de kerk. De eredienst dreigt steeds meer te verzanden in een supermarkt, een dienst aan mensen: We gaan met ons karretje naar de kerk en halen er uit waar we behoefte aan hebben: Er wordt van alles aangeboden: Psalmen in de oude berijming, psalmen in de nieuwe berijming, Gezangen uit het Liedboek, uit Opwekking, uit Op Toonhoogte, schriftlezingen uit de Statenvertaling, Herziene Statenvertaling, NBG-vertaling, NBV. In 2012 zal er een nieuw Liedboek verschijnen. Dan zal er dus weer een ‘concurrent’ bij zijn.

Als Kerkelijk Werkers is het aan ons de toerustende taak om op de catechisatie en gemeenteavonden aan de orde te stellen over wát en waarom je iets leest en zingt.

• Het Opwekkingslied…………(dat ook vertegenwoordigd is in de Evangelische Liedbundel en de bundel Op Toonhoogte)

Dit bevelen we niet aan voor gebruik in de eredienst. Deze bundel is er ook nooit voor bedoeld. Dat geldt eveneens voor de bundel van Johannes de Heer. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we de Opwekkingsbundel niet onderzocht hebben. Dit zou weer een onderzoek apart zijn.

Daarmee moeten we erkennen dat we dezelfde fout maken als de hierboven genoemde onderzoekscommissie van de berijming van 1967. We zijn in ieder geval op de hoogte van minimaal 18 opwekkingsliederen! We spreken uit eigen ervaring als organisten en uit datgene wat we door het literatuuronderzoek hebben vernomen. We wijzen er op dat veel

opwekkingsliederen een andere theologie bezingen dan die in GB-gemeenten wordt

gepredikt. Zo zijn er remonstrantse invloeden waarin het gaat over de keuze van de mens, de theologie van de Glorie waarin aan de noties van de zonde vaak te kort wordt gedaan en de ‘aanrakingstheologie’ waardoor je door de emotie wordt meegevoerd. Hierbij willen we weer wijzen op duidelijkheid zoals eerder beschreven.

Dat wil niet zeggen dat er geen Opwekkingsliederen zijn die niet zouden passen in een reformatorische theologie. Ook die zijn er volop. Op deze gronden zou er dus eventueel een selectie gemaakt kunnen worden.

Muzikaal is er ook nogal op af te dingen. Ook dit hebben we niet onderzocht maar we spreken uit ervaring als organist. Dit valt weliswaar buiten dit onderzoek maar we willen het toch noemen. De melodieën van de psalmen zijn geschreven in één stijl en zodanig, dat het

gezongen woord duidelijk tot uitdrukking komt door het gebruik van korte en lange noten. Door berijming en vertaling kan dit weliswaar soms wringen. De variatie van de melodieën van de opwekkingsliederen is echter wel groter omdat er geen echte eenduidigheid in stijl is. Veel Opwekkingsliederen zijn niet geschikt om op orgel te begeleiden. Men zou dan moeten kiezen voor een andere begeleiding. De melodieën zijn meestal niet sterk. Ze vragen om één bepaalde harmonisatie. Omdat de psalmmelodieën geschreven zijn vanuit de éénstemmigheid (ze horen eigenlijk zelfs onbegeleid gezongen te worden) is er meer variatie in harmonisatie mogelijk. Dit laatste geldt eveneens voor de klassieke gezangen zoals o.a. in het Liedboek, hoewel daar ook kwaliteitsverschil is.

Het Opwekkingslied kan, wanneer er gebruik wordt gemaakt van het orgel, de organist hoofdbrekens geven. Als hij over een Opwekkingsmelodie moet improviseren is hij gauw uitgekeken omdat de muzikale thematiek niet erg sterk is, en wanneer de organist niet over

deze gave beschikt wordt het probleem nog groter omdat er vrijwel geen voorspelen en bewerkingen van opwekkingsliederen bestaan.

Ook op muzikaal terrein zou het onderwijs dus verbeterd kunnen worden. Dit valt echter buiten de competenties van de Kerkelijk Werker, tenzij deze ook een muziekvakopleiding heeft genoten. We zouden dit dus willen aanbevelen aan allen die in het muziekonderwijs op scholen werken.

9.3 Suggesties voor nader onderzoek

Ons onderzoek kan niet uitputtend zijn. De ruimte die er is om in het afstudeerproject alle aspecten van liturgie grondig uit te diepen, is onvoldoende. Er moeten noodgedwongen zaken blijven liggen, die hier en daar alleen zijn aangestipt. De opdrachtgever zou kunnen besluiten om die door anderen te laten onderzoeken. We doen dan ook een aanbeveling om bijvoorbeeld op de volgende punten nader onderzoek te doen:

- sacramenten in de eredienst - gebeden in de eredienst

- diaconale aspecten in de eredienst

- het effect van persoonswisselingen binnen het bestuur en de werkorganisatie van de GB - de mate waarin het Dienstboek van de PKN binnen GB-gemeenten wordt gebruikt - het effect van de kerkscheuring in 2004 op de liturgie

- de vraag of wijzigingen in de liturgie geleid hebben tot een minder gereformeerde prediking of omgekeerd

- de invloed van de media

- de mate waarin al iets/veel gedaan wordt met visualisering van de boodschap in de kerkdienst - de suggestie dat weerstand tegen veranderingen in de liturgie vaker ingegeven wordt door

psychologische dan door principiële motieven.

Op grond van het projectverslag zouden nog meer aandachtpunten zijn te destilleren. Het is aan de opdrachtgever met het oog op zijn promotiestudie deze punten te bepalen.

Bijlagen: