• No results found

De eigen bijdrage en overige kosten voor de rechtzoekende

Hoofdstuk IV. De verlening van rechtsbijstand en mediation Afdeling 1. Algemeen

Paragraaf 3. De eigen bijdrage en overige kosten voor de rechtzoekende

138 Artikel 28

Eerste lid

Het eerste lid is grotendeels overgenomen van het huidige eerste lid van artikel 35. Hieraan is toegevoegd dat de eigen bijdrage verschuldigd is aan de raad en dat de eigen bijdrage bij dwangbevel kan worden ingevorderd. Het uitgangspunt blijft dat voor de verlening van rechtsbijstand of mediation een eigen bijdrage verschuldigd is. De eigen bijdrage wordt geïnd door het bestuur. De

betalingsverplichting van de rechtzoekende is een bestuursrechtelijke geldschuld waarop titel 4.4 van de Awb van toepassing is, tenzij daarvan wordt afgeweken in de Wrb. Indien betaling in termijnen mogelijk is, wordt dit in het

toevoegingsbesluit vermeld.

Tweede lid

Dit lid is ontleend aan het huidige artikel 38, tweede lid, en stelt het maximum van de op te leggen eigen bijdrage op de aan de rechtsbijstandverlener te betalen vergoeding voor de verleende rechtsbijstand.

Derde lid

Het derde lid somt (niet limitatief) gevallen op waarin geen eigen bijdrage verschuldigd is.

Onderdeel a is ontleend aan artikel 7 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en zal daar worden geschrapt. Voor de duidelijkheid wordt

opgemerkt dat voor aanvullende rechtshulp wel een eigen bijdrage kan (en zal) worden opgelegd.

De onderdelen b en c zijn ontleend aan het huidige artikel 44, tweede lid, zoals dat luidt na de wijziging bij wet van 17 november 2016, Stb. 2016, 476

(Kamerstukken 34 159). Reeds betaalde bedragen zullen door de raad gerestitueerd worden.

Vierde lid

Dit lid is ontleend aan het huidige artikel 44, derde lid. Inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

Vijfde lid

139

Het vijfde lid wordt ingevoerd met het oog op de inning van de eigen bijdrage door bestuur in relatie tot een proceskostenvergoeding ten behoeve van rechtzoekende. In diverse wettelijke bepalingen is thans bepaald dat een

proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener dient te worden betaald.

De rechtsbijstandverlener dient op zijn beurt de rechtzoekende zoveel mogelijk schadeloos te stellen voor de door deze – aan de rechtsbijstandverlener - voldane eigen bijdrage. Op grond van het onderhavige wetsvoorstel is de eigen bijdrage voortaan aan de raad verschuldigd en geschiedt de inning door het bestuur. Er bestaat dan ook geen reden meer om de rechtzoekende ten behoeve van wie een proceskostenvergoeding wordt uitgesproken door de

rechtsbijstandverlener te laten compenseren voor de voldane eigen bijdrage. De betreffende bepalingen zullen daartoe worden aangepast. Op grond van het vijfde lid dient de raad voortaan de eigen bijdrage aan de rechtzoekende te restitueren, althans voor zover de eigen bijdrage reeds is betaald en de toegewezen proceskostenvergoeding de eigen bijdrage overstijgt. De toegewezen proceskostenvergoeding wordt in mindering gebracht op de vergoeding van de rechtsbijstandverlener (artikel 32, derde lid, Bvr).

Zesde lid

Het zesde lid is gebaseerd op het huidige artikel 35, tweede lid. Toegevoegd is dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven over de inning van de eigen bijdrage, nu dat in de voorgestelde regeling een taak van het bestuur wordt. Het bestuur kan de inning vervolgens bijvoorbeeld opdragen aan derden.

Artikel 29

Op grond van artikel 23, derde lid, kan het bestuur in bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde gevallen, waarin het geschatte inkomen of vermogen van de rechtzoekende de normbedragen (artikel 20, eerste lid) overschrijdt, of waarin de terugval in het inkomen of vermogen minder bedraagt dan 15%

(artikel 22, eerste lid), besluiten tot de verlening van aanvullende rechtshulp of van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging. In die gevallen is de eigen bijdrage gelijk aan de ingevolge de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 58, tweede lid, hoogst mogelijke eigen bijdrage. Deze bepaling komt overeen met de laatste volzin van het huidige 34d, derde lid. Ten opzichte hiervan is geen wijziging beoogd.

Artikel 30

140 Eerste lid

Op grond van dit artikel wordt aan de rechtzoekende op wie de maatregel

“Uitgaan van gezinsinkomen in echtscheidingszaken” van toepassing is een kostendekkende eigen bijdrage opgelegd. Deze kostendekkende eigen bijdrage is gelijk aan de vergoeding die aan de rechtsbijstandverlener of mediator toekomt.

Tweede lid

De kostendekkende eigen bijdrage voor het verlenen van rechtsbijstand op grond van een toevoeging, is voor de helft verschuldigd door de rechtzoekende en voor de andere helft door de levensgezel waarmee de relatie is verbroken. De achtergrond hiervan is reeds uiteengezet in het algemeen deel van de toelichting (paragraaf 4.2.5.3). De gewezen partners zijn voor de helft aansprakelijk voor de betaling van de eigen bijdrage. Er is niet gekozen voor een hoofdelijke aansprakelijkheid. Het gevolg van hoofdelijke aansprakelijkheid is dat het volledige bedrag van één van de partners kan worden gevorderd, waarna deze een regresvordering op de andere partner heeft. Deze situatie wordt onwenselijk geacht vanwege het conflictopwekkende karakter. Tevens is niet te

rechtvaardigen dat de meer draagkrachtige partner naast de eigen

advocaatkosten volledig kan worden aangeslagen voor de advocaatkosten van de voormalige levensgezel.

De tweede volzin bepaalt dat in de interne verhouding tussen de gewezen levensgezellen ieder ook zelf draagplichtig is voor zijn deel van de te betalen kosten. Dit wordt redelijk geacht op grond van het uitgangspunt dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de

verbroken relatie. Tevens wordt hiermee beoogd discussies over de onderlinge draagplicht te voorkomen.

Derde lid

Het derde lid is toegevoegd met het oog op de kwetsbare positie van slachtoffers van huiselijk geweld, zoals toegelicht in het algemeen deel. Van rechtzoekenden die slachtoffer zijn van huiselijk geweld of waarvan de kinderen slachtoffer zijn van huiselijk geweld, en waarbij aangifte is gedaan jegens de gewezen

levensgezel of een tijdelijk huisverbod is opgelegd, wordt niet de helft van de kostendekkende eigen bijdrage gevorderd. Wel kan de eigen bijdrage die in reguliere zaken geldt van de rechtzoekende worden gevorderd. De andere helft van de kostendekkende eigen bijdrage wordt wel van de gewezen levensgezel

141

ingevorderd, zodat geen sprake is van een voordeel ten opzichte van de situatie waarin geen sprake is van huiselijk geweld.

Het begrip huiselijk geweld is in artikel 1 omschreven als huiselijk geweld bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In die wet wordt huiselijk geweld gedefinieerd als lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring. Uiteraard maakt de levensgezel deel uit van de huiselijke kring.

Artikel 31

Eerste, tweede en derde lid

De in het algemeen deel reeds toegelichte maatregel “meetellen eigen

woningbezit” is in dit artikel uitgewerkt. De rechtzoekende die op grond van zijn draagkracht toegang tot het stelsel heeft, dient een kostendekkende eigen bijdrage te betalen indien hij beschikt over een eigen woning met een

overwaarde van een bepaalde omvang. In paragraaf 4.2.6 van het algemene deel van de toelichting is dit nader toegelicht. De overwaarde van de eigen woning van de echtgenoot, geregistreerd partner en de andere levensgezel met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt eveneens meegeteld, tenzij de rechtzoekende duurzaam gescheiden leeft van de echtgenoot of geregistreerd partner of sprake is van een tegenstrijdig belang. Indien de toevoeging rechtstreeks verband houdt met de beëindiging van de affectieve relatie, wordt de overwaarde van de woning van de levensgezel (of diens aandeel daarin) juist weer wel meegeteld, als uitvloeisel van de maatregel

“Uitgaan van gezinsinkomen in echtscheidingszaken”.

Vierde lid

Omdat de overwaarde van een woning gedurende een jaar kan fluctueren

(bijvoorbeeld door aflossingen op de hypotheekschuld of door waardestijging van de woning), bepaalt het vierde lid dat de overwaarde gefixeerd wordt op 1

januari van het peiljaar. De van overeenkomstige toepassing verklaarde

artikelen 21, eerste en tweede lid, en 22 zien op het bij benadering vaststellen van de overwaarde indien geen exacte gegevens bekend zijn en op de regeling van peiljaarverlegging op verzoek van de rechtzoekende.

Vijfde lid

De wijze waarop de overwaarde wordt berekend, wordt nader vastgesteld bij of

142

krachtens algemene maatregel van bestuur. In het algemeen deel is hieraan reeds aandacht besteed. De benodigde gegevens zullen door de rechtzoekende aangeleverd dienen te worden.

De eigen bijdrage wordt voorlopig vastgesteld in de beschikking tot verlening van rechtsbijstand of mediation. Na indiening van de declaratie van de

rechtsbijstandverlener of mediator wordt de eigen bijdrage definitief vastgesteld door wijziging van het besluit tot verlening van een toevoeging of mediation. De vergoeding voor extra uren in bewerkelijke zaken en overige kosten van de rechtsbijstandverlener of mediator worden ook bij de rechtzoekende in rekening gebracht. De huidige declaratietermijn van vijf jaar wordt teruggebracht naar één jaar, zodat de rechtzoekende binnen een aanvaardbare termijn een definitief besluit over de eigen bijdrage krijgt. Bij het bepalen van het aantal en de hoogte van de betalingstermijnen wordt de draagkracht van de rechtzoekende in

aanmerking genomen. In uitzonderlijke gevallen kan een beroep worden gedaan op de (verruimde) hardheidsclausule in het Bebr. Dit kan leiden tot verlaging of nihilstelling van de eigen bijdrage.

Zesde lid

Indien op grond van artikel 30, eerste lid, reeds een kostendekkende eigen bijdrage verbonden is aan de toevoeging, blijft dit artikel buiten toepassing. De achtergrond hiervan is reeds in paragraaf 4.2.7 van het algemeen deel

toegelicht. Aan de rechtzoekende die een trajecttoevoeging krijgt in verband met multiproblematiek wordt geen kostendekkende eigen bijdrage opgelegd. In