• No results found

De verlening van overige vormen van rechtsbijstand

Hoofdstuk IV. De verlening van rechtsbijstand en mediation Afdeling 1. Algemeen

Afdeling 4. De verlening van overige vormen van rechtsbijstand

De eerste drie afdelingen van hoofdstuk IV bevatten bepalingen met betrekking tot rechtshulp, aanvullende rechtshulp en rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging. Daarnaast wordt in het kader van de gesubsidieerde rechtsbijstand op grond van de Wrb ook rechtsbijstand verleend

in de bij algemene maatregel van bestuur (thans het Bvr) aangewezen zaken waarin onverwijld rechtsbijstand moet worden verleend (de zogeheten

“piketrechtsbijstand”), en rechtsbijstand

in zaken waarin op grond van enig wettelijk voorschrift een raadsman moet worden toegevoegd of aangewezen (de “ambtshalve toevoeging).

In de wet van 17 november 2016, Stb. 2016, 476 (Kamerstukken 34 159) tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen is een terminologische verbetering doorgevoerd door in dat wetboek over de gehele linie te spreken over aangewezen raadslieden, waardoor in dat wetboek niet langer een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds door de raad voor rechtsbijstand aangewezen raadslieden die onder de piketregeling worden opgeroepen, en anderzijds door de raad op grond van het wetboek toegevoegde raadslieden (de “ambtshalve toevoeging”). In de wet van 17 november 2016, Stb. 2016, 475 (Kamerstukken 34 157) wordt de

“ambtshalve toevoeging” ook in het Wetboek van strafrecht, de

164

Overleveringswet, de Uitleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties, de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen vervangen door de nieuwe figuur van de aanwijzing. Afdeling 4 van hoofdstuk IV regelt de nieuwe figuur van de aanwijzing, die de bestaande figuur van de ambtshalve toevoeging (grotendeels) vervangt. Op termijn zal de “ambtshalve toevoeging” ook in andere wetgeving worden vervangen door de figuur van de aanwijzing. Aangezien de “ambtshalve toevoeging” in andere wetgeving – bijvoorbeeld de Jeugdwet, de

Vreemdelingenwet 2000, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen – nog steeds wordt gebezigd, wordt in de artikelen 51 en 52 gesproken over gevallen waarin het bestuur op grond van enig wettelijk voorschrift wordt gelast een raadsman aan te wijzen of toe te voegen. Daarmee wordt de ambtshalve toevoeging

wetssystematisch ook beter verankerd in de Wrb.

De aanwijzing van een raadsman (de ambtshalve toevoeging) door het bestuur van de raad is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaan.

Artikel 51

De aanwijzing (ambtshalve toevoeging) verschilt wezenlijk van de (reguliere) toevoeging die op aanvraag van de rechtzoekende en diens

rechtsbijstandverlener wordt verleend. Het spreekt voor zich dat de bepalingen met betrekking tot de aanvraagprocedure niet van toepassing zijn. De

rechtzoekende vraagt immers niet om rechtsbijstandverlening, maar een rechtsbijstandverlener wordt in het belang voor de goede rechtsorde en het goede procesverloop ongevraagd aangewezen (toegevoegd) om hem bij te staan. De huidige regeling van de toevoeging in de Wrb - onder meer in

hoofdstuk IV – brengt het onderscheid tussen de “ambtshalve” toevoeging (de aanwijzing) en de toevoeging op aanvraag onvoldoende tot uitdrukking. Zo zijn de algemene weigeringsgronden voor rechtsbijstandverlening (artikel 17) en de weigeringsgronden voor rechtsbijstand op grond van een toevoeging (artikel 19) niet van toepassing. Ook in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken waarin onverwijld rechtsbijstand moet worden verleend

(piketrechtsbijstand) zijn veel bepalingen van de afdelingen 1 tot en met 3 (waaronder de algemene weigeringsgronden voor rechtsbijstandverlening in artikel 17) niet van toepassing.

Artikel 52

165

Dit artikel is ingegeven door ontwikkelingen in de jurisprudentie, die er op neerkomen dat het bestuur, indien het op grond van enig wettelijk voorschrift ambtshalve een raadsman moet toevoegen, niet kan beoordelen of die

raadsman voor het desbetreffende rechtsgebied is ingeschreven.55 Dit kan de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening in geding brengen. Hierop is in

paragraaf 4.2.3 van het algemene deel van de toelichting reeds nader ingegaan.

Dit artikel draagt het bestuur op om, indien het op grond van enig wettelijk voorschrift wordt gelast een raadsman toe te voegen of aan te wijzen, bij die aanwijzing of (ambtshalve) toevoeging de inschrijvingsvoorwaarden (artikel 15) in acht te nemen. Dit betekent dat het bestuur, indien het wordt gelast een bepaalde rechtsbijstandverlener aan te wijzen of toe te voegen die in het geheel niet of niet voor het desbetreffende rechtsgebied in het register (artikel 14) is ingeschreven en van wie dus niet is gewaarborgd is dat de

rechtsbijstandverlening voldoet aan de desbetreffende kwaliteitsnormen, een nadere beoordeling kan uitvoeren. Een rechtsbijstandverlener die is

gespecialiseerd en ingeschreven voor rechtsbijstandverlening op het terrein van strafrecht of personen- en familierecht, is daarmee immers nog niet

gespecialiseerd op het terrein van bijvoorbeeld psychiatrisch patiëntenrecht.

Artikel 53

Het nieuwe uitgangspunt is dat het bestuur, indien het bevel tot bewaring dat gedurende 14 dagen van kracht is tijdens de looptijd van dat bevel wordt geschorst of opgeheven, de aanwijzing intrekt. De advocaat krijgt een

vergoeding voor de reeds door hem geleverde rechtsbijstand. De rechtzoekende, die zich dan op vrije voeten bevindt, moet in staat worden geacht zelf in

rechtskundige bijstand te kunnen voorzien of een aanvraag om gesubsidieerde rechtsbijstand in te kunnen dienen. Indien hij aan de voorwaarden voldoet, kan een advocaat worden toegevoegd. Het ligt in dat geval in de rede dat de

aanwijzing van een raadsman (de ambtshalve toevoeging) wordt gewijzigd in een reguliere toevoeging van dezelfde advocaat.

Wanneer een bevel tot bewaring afloopt en niet wordt gevolgd door een bevel tot gevangenhouding, wordt de verdachte eveneens in vrijheid wordt gesteld.

Hier geldt dezelfde redenering.

Op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel a, Sv, wordt voor de (niet in verzekering gestelde) verdachte ten aanzien van wie de bewaring of

gevangenneming is gevorderd een raadsman aangewezen. Wordt deze vordering

55 Zie onder meer ABRvS 27 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2089, waarin wordt teruggekomen op ABRvS 19 augustus 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ5554.

166

afgewezen en blijft de verdachte op vrije voeten, dan is uitgangspunt dat de aanwijzing wordt ingetrokken. Ook als de bewaring of gevangenneming

onmiddellijk wordt geschorst, zal de aanwijzing worden ingetrokken. De raad zal van intrekking van de aanwijzing afzien indien de aan een schorsing verbonden bijzondere voorwaarden van dien aard zijn dat de verdachte feitelijk niet in staat is zelf in zijn rechtsbijstand te voorzien. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij elektronisch huisarrest.

Afdeling 5. De vergoeding en andere subsidies van het bestuur